Stofwisselingsstoornissen deel II Flashcards

1
Q

Exsikkose

A

= afname van de hoeveelheid extracellulair water => dehydratatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Confluentievacuoles

A

= grote vacuoles gevuld met water => zie je bij hydropische degeneratie => structuren zoals mitochondriën en ER vloeien samen tot grote vacuoles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Korrelige degeneratie

A

Bij beschadiging van mitochondrion gaat de conformatie wijzigen => zwelling van cristae => zwelling van volledig mitochondrion => korrelige degeneratie: door defecten id buitenste membraan sijpelt Ca continu naar binnen => Ca-sekwestrerende granula raken overladen => cristolyse en neerslag van granula (zichtbaar op LM als fijne korrels in cytoplasma = Ca-neerslag). Komt voor in organen die hoog metabool actief zijn: lever, hart, longen, hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Steroid hepatopathie

A

= opstapeling van glycogeen in de lever tgv een overmaat aan cortisol (zie je bij cushing of overmatige toediening van exogene cortico’s) => cortisol stimuleert gluconeogenese en glycogeenproductie (en inhibeert glycolyse en glucose-opname in cellen)

De lever is vergroot en heeft een grijs-grauwe kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Thioferase

A

= enzym dat noodzakelijk is voor verbruik van ketonen als energiebron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Maandagziekte/Rhabdomyolyse

A

= overbelastingsmyopathie
Tijdens weekend / inactiviteit /rustperiode gaat glycogeen zich opstapelen in spierweefsel => als je dan overmatige belasting van de spieren krijgt (vaak op maandag, na het weekend) dan is er een relatief gebrek aan O2 => overschakeling op anaeroob metabolisme => lactaat => pH daling => denaturatie actine en myosine => typisch bleke strepen op spieren
+ myoglobine komt vrij => myoglobinurie => donkerrood-zwart gekleurde urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Glycogenose

A

= stapelziekte: glycogeen
Oorzaak: genetisch defect of overbelasting van enzymen:
* glucose-6-fosfatase (lever, nier, dd): omzetting G6P naar glucose kan niet doorgaan
* alfa-glucosidase (spier, lever, CZS, leukocyten): omzetting van zetmeel en dissachariden naar glucose kan niet doorgaan
* amylo-1,6-glucosidase (spier, lever, leukocyten): afbraak van glycogeen kan niet doorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mucopolysaccharidose

A

= stapelziekte: mucopolysacchariden

Oorzaak: genetisch defect of overbelasting van enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gangliosidose

A

= stapelziekte: gangliosiden = vetten + dissachariden

Oorzaak: genetisch defect of overbelasting van enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Insulinoom

A

= functionele mengtumor (vaak heel klein en onopvallend) uitgaande van de B-cellen, alfa-cellen, delta-cellen en PP cellen =>

  • B-cellen => insulineproductie gestoord: massale insulineproductie => opslagsignaal => hypoglycemie => hypoxidose, aanspreken van energiereserves, glucagon secretie (=> glycogenolyse, gluconeogenese thv lever)
  • a-cellen => glucagonproductie gestoord
  • delta-cellen => somatostatine productie gestoord (= GH-IH )
  • PP-cellen => pancreas polypeptide productie gestoord

effect op B-cellen is meest opvallend en daarom spreekt men van insulinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Steatorrhee

A

= vettige diareee (gelig, papperig, heel stinkend)

oorzaken:

  • functiestoornis in enterocyten (bvb door infectie door parasieten zoals giardia)
  • te kort aan enterocyten (door virusinfecties of bacterien die intracellulair kunnen vermeerderen)
  • te kort aan galzuren, galzouten (door obstructie van de lever => icterus) => vetvertering loopt mis
  • te kort aan lipasen (door afwijking in exocriene pancreas) => vetvertering loopt mis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hyperlipemie

A

= te hoog gehalte aan vetten/TAGs in het bloed

Primaire hyperlipemie is gevolg van een endogeen defect in het vetmetabolisme (is zeldzaam bij HD)

Secundaire hyperlipemie is gevolg van:

  • verhongeren
  • cushing
  • diabetes mellitus
  • hyperthyroidie
  • ernstige hypothyroidie
  • acute pancreasnecrose / pancreatitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hyperlipoproteïnemie

A

= te hoog gehalte aan lipoproteïnen in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Adipositas

A

= vetzucht = obesitas
= pathologische algemene toename van depotvet

oorzaken:

  • te energierijke voeding in combinatie met te geringe lichaamsactiviteit
  • castratie of veroudering => minder hormoonproductie => stoornissen in hypothalamus-hypofyse as => problemen met leptine => hongergevoel
  • hypothyroidie => metabolisme daalt => minder energieverbruik
  • cushing => herverdeling vetdepot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lipomatose

A

= aanmaak van vetweefsel op plaatsen waar normaal gezien geen vetweefsel aanwezig is (dit zie je typisch bij obesitas)
=> toename subepicardiaal vetdepot
=> lipomatosis cordis => contractie van hart wordt belemmerd
=> Interstitiele lipomatose => vet in DGS => atrofie van DGS (pseudohypertrofie)

kan fysiologisch zijn => rood BM en thymus van jonge dieren w grotendeels vervangen door vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cachexie

A

= pathologische graad van verdwijnen van TAGs uit vetdepot => extreme vermagering

oorzaken:

  • verhongeren
  • verteringsstoornissen
  • malabsorptie
  • erge parasitaire infecties
  • maligne neoplasie
  • ziekteprocessen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Steatonecrose

A

= necrose van vetweefsel

oorzaken:

  • lokale circulatiestoornissen met hypoxie
  • verandering in samenstelling van vet
  • stoornissen in vetmetabolisme
  • pancreatitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Xanthomatose

A

= gegeneraliseerd voorkomen van xanthomen = gelige huidknobbels die ontstaan door opstapeling van cholesterolesters in macrofagen van de dermis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Lipidose

A

= systemische vetstapelziekte door een erfelijk defect in enzymen die vetten normaal gezien intracellulair afbreken => opstapeling van niet-afbreekbaar substraat in lysosomen (het is dus een intra-lysosomale stapelziekte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Steatose

A

= Leververvetting; opslag van TAGs in hepatocyten
(Oil-O-red kleuring)

De productie van TAGs in de lever gaat sneller dan de vorming van VLDL of VZ-oxidatie in de mitochondrien => lever kan snel vervetten als er een overaanbod aan VZ binnenkomt (bvb bij cushing of diabetes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Marasme

A

= extreme cachexie waarbij zelfs de restanten van vet in coronair groeven, perirenaal, thv subcutis en thv wit BM verdwenen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Pseudohypertrofie

A

= orgaan lijkt even groot of zelfs groter, maar het aantal functionele cellen is afgenomen en vervangen door bvb vet zoals bij lipomatose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Lipofaag

A

bij vetweefselnecrose worden vrijgekomen vetten gefagocyteerd door granylocyten, macrofagen en vreemd voorwerp reuzecellen => vorming lipofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Lipomatosis cordis

A

= aanmaak van vetweefsel tss hartspiervezels => contractie van het hart wordt belemmerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Plexus cholestatoma

A

= cholesterolrijke, tumorachtige woekeringen vd plexus choroideus => zie je bij het paard (xanthomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Pathoproteinemie

A

= stoornis in de eiwitsamenstelling van bloedplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Dysproteinemie

A

= pathologische verandering van de verhouding tussen de verschillende fracties plasma-eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Agammaglobulinemie

A

= afwezigheid van immunoglobulinen => gebrek aan humorale immuniteit
Dit is een defectpathoproteïnemie = erfelijk ontbreken van bepaalde plasma-eiwitfracties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Analbuminemie

A

= afwezigheid van albumine => invloed op GM transport en osmotische drukverdeling
Dit is een defectpathoproteïnemie = erfelijk ontbreken van bepaalde plasma-eiwitfracties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Afibrinogenemie

A

= afwezigheid van fibrinogeen => negatieve invloed op wondheling en bloedstolling
Dit is een defectpathoproteïnemie = erfelijk ontbreken van bepaalde plasma-eiwitfracties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Alipoproteinemie

A

= afwezigheid van lipoproteïnen => invloed op vetmetabolisme
Dit is een defectpathoproteïnemie = erfelijk ontbreken van bepaalde plasma-eiwitfracties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Russell lichaampjes

A

= Ig opstapelingen in ER van plasmacellen => hyaliendruppels in cytoplasma van plasmacellen

33
Q

Mallory lichaampjes

A

= kogelvormige hyaliendruppels in het cytoplasma van levercellen tgv;

  • chronische inwerking van toxines (bij de mens alcohol, bij dier toxische leveraandoeningen of deficiënties)
  • te kort aan essentiële voedingsstoffen
34
Q

Zenkerse degeneratie

A

= hyaliene degeneratie in skeletspiervezels
Begint meestal met hypoxie => overschakeling op anaerobe glycolyse => lactaat => pH daling => schade aan sarcolemma => influx van calcium => tetanische contractie

35
Q

White muscle disease

Stiff lamb disease

A

= nutritionele myopathie
(vaak bij kalveren/lammeren omdat in de melk weinig anti-oxidanten zitten)
Te kort aan antioxidanten => oxidatie van membranvetten door vrije radicalen => Ca-lekkage in spiercel => denaturatie actine en myosine => eiwitklompen => witte streping op spieren

36
Q

Bence-Jonce eiwitten

A

= ongebonden monoklonale lichte keten van Igs
Bence jonce eiwitten in urine tgv plasmocytoma (= tumor van plasmacellen) => opstapeling in nietubuli => eiwitcilinders zichtbaar in lumen van niertubuli => paraproteinemische nefrose

37
Q

Paraproteinemische nefrose

A

= nefrose tgv paraproteinemie = aanwezigheid van een ‘extra’ eiwit (Ig of Ig-fragment) in het serum/plasma
Zie je bij tumorale woekering van plasmacellen (meestal bij de hond; multiple myeloma of plasmocytoma)
=> Bence jonce eiwitten komen in urine terecht

38
Q

Paraproteinemie

A

= aanwezigheid van een ‘extra’ eiwit (Ig of Ig-fragment) in het serum/plasma
zie je bij tumorale woekering van plasmacellen (meestal bij de hond; multiple myeloma of plasmocytoma)

39
Q

Pneumokoniose

A

= stoflong => stof wordt geinhaleerd in de long => fijn stof komt terecht in de alveolen

40
Q

Longsilicose

A

= inademing van stof met silicaat => alveolaire macrofagen nemen silicaat op en gaan daardoor afsterven => ontstekingsreactie => haardvormige, productie ontsteking => granuloom vorming

41
Q

Mesotheliomen

A

= tumoren van de longpleura
kan veroorzaakt w door inademing van stof dat asbestvezels bevat => asbestvezels prikken alveolaire macrofagen kapot => ontsteking

42
Q

Anthracose

A

bij pneumokoniose komt stof terecht in de longen => als het enkel gaat over koolstofdeeltjes dan krijg je pulmonale anthracose (geen ontstekingsreactie want koolstofdeeltjes = inert) => grijsverkleuring/allemaal zwarte stippeltjes op de long (typisch voor honden waarvan baasje rookt) => macrofagen gaan die koolstofdeeltjes opnemen en gaan dan naar de bronchiale LK dus die gaan ook grijs verkleuren

43
Q

Anhemoglobulinogene pigmenten

A
  • lipofuscine
  • cercoid
  • melanine
44
Q

Hemoglobulinogene pigmenten

A
  • hemoglobine
  • myoglobine
  • bilirubine
  • porphyrine
  • hemosiderine
45
Q

Lipofuscine

A

= anhemoglobulinogeen pigment
= ouderdomspigment (wear and tear pigment)=> meer en meer lipofuscine naarmate veroudering, vnl in hartspiercellen en neuronen en hepatocyten (hoog metabool actief of irreversibel postmitotisch)

overbodige, versleten of beschadigde celcomponenten (vnl membranen) worden deels afgebroken (turn over) (ook deels opslag in residuele lichaampjes) => intracellulair vetten => oxidatie van die intracellulaire vetten => lipofuscine

Microscopisch zichtbaar als bruine/roestige korreltjes op HE kleuring (kan bij heel oude dieren zelfs macroscopisch bruine kleur geven)

46
Q

Atrophia fusca

A

= bruine atrofie = atrofie met lipofuscine stapeling

Zie je bij seniele atrofie & cachexie

47
Q

Cercoid

A

= anhemoglobulinogeen pigment
= pigment dat ontstaat door oxidatie van PUFA’s en binding van eiwitten en glycoproteïnen => onafbreekbare lipidecomplexen

kleurt ook geelbruin tot roestig aan

48
Q

Yellow fat disease

A

= opstapeling van cercoid tegen de plasmamembraan in gehele cytoplasma van vetcellen en fibroblasten => bij necrose van die vetcellen komt cercoid vrij => vreemd voorwerp reactie: fagocytose door macrofagen

49
Q

Brown bowel disease

A

= cercoid stapeling in GLSC van de darmwand => GLSC kleuren bruin
(bij hond en mens)

50
Q

Leiomyometaplasie

A

= cercoid stapeling in GLSC van de darmwand => GLSC kleuren bruin
(bij hond en mens)

51
Q

Fuscinenefrose

A

= cercoid stapeling in niermerg => niermerg kleurt bruin (heel zeldzaam)
zie je bij runderen

52
Q

Cercoid lipofuscinose

A

= erfelijke vorm van cercoid en lipofuscine opstapeling => zie je bij jonge dieren!

53
Q

Melanofagen

A

= cellen die gelekte melanine fagocyteren

= altijd pathologisch

54
Q

Melanoforen

A

= keratinocyten in het stratum basale van de epidermis die melanosomen opgenomen hebben

55
Q

Acanthosis nigricans

A
acanthose = verdikt stratum spinosum als reactie op overmatige mechanische prikkeling => lokale lichenificatie (= verdikte huid)
nigricans = donker gekleurd => lokale hyperpigmentatie 
  • meestal onbekende oorzaak
  • vaak thv binnenzijde oksel en lies
  • raspredispositie: tekcel & terrier
56
Q

Melanosis

A

= abnormale lokalisatie van actieve melanocyten

Melanocyten moeten migreren van de crista neuralis naar de follikels en het stratum basale van de epidermis => op de weg naar daar kan het zijn dat er melanocyten blijven steken => normaal gaan ze dan niet-actief zijn, maar bij melanosis zijn ze dat wel => pigment

57
Q

Intertrigo

A

= dermatitis te wijten aan feit dat de huid vochtig blijft door stafylococcenproliferatie thv de huidplooien => huidplooien zien rood en vochtig

58
Q

Melanosis maculosa

A

= pigment op plaatsen waar normaal geen pigment zit; met name de longen, lever en pia mater
=> zeldzame aandoening bij kalf/lam/big

59
Q

Chediak Higashi syndroom

A

= membraandefect dat het transport van melanosomen verhindert => reuzemelanosomen opgestapeld in melanocyten => dilutie-effect tot zelfs albinisme => blauwe kleur (gewenst bij bepaalde honden/katten rassen => deense dog, Perzische kat,..)
* autosomaal recessief

60
Q

Seniel achromotrichie

A

= grijs worden bij ouder worden => onvoldoende melaninesynthese bij het ouder worden => depigmentatie

61
Q

Vitiligo

A

= verworven, vlekvormige depigmentatie van de huid
• Tgv auto-immune reactie of toxiciteit van melanineprecursoren => destructie van melanocyten
• arabian fading syndrome

62
Q

Leukopathie

A

= secundaire vlekvormige depigmentaties van de huid

  • huid is vaak ook verdikt
  • oorzaak: plaatselijke drukbeschadiging met stoornis van de malanocyten of chemische beschadiging door rubber
63
Q

Leukoderma

A

= secundaire vlekvormige depigmentaties van de huid

  • huid is vaak ook verdikt
  • oorzaak: plaatselijke drukbeschadiging met stoornis van de malanocyten of chemische beschadiging door rubber
64
Q

Leukotrichie

A

= depigmentatie van de haren
(zie je vaak in aansluiting met leukodermie)
• Verlies van melanocyten thv follikels
• Vormt enkel esthetisch een probleem, niet klinisch
• Kan voorkomen tgv trauma ➔ bvb overmatige mechanische druk door zadel ➔ daardoor gaan
melanocyten in apoptose

65
Q

Oorzaken te weinig melanine

A

CALL DV

1) depigmentatie
2) chediak higashi syndroom
3) vitiligo
4) leukopathie/leukodermie
5) leukotrichie
6) koper te kort
7) albinisme

66
Q

Albinisme

A

= totaal ontbreken van melanine
=> door erfelijk defect in tyrosinase enzym = het enzym dat verantwoordelijk is voor de vorming van melanine vanuit tyrosine

67
Q

Hematurie

A

= intacte RBC in urine

68
Q

Hemoglobinurie

A

= Hb in urine

69
Q

Hyperhemolyse

A

= erythropoëse (aanmaak RBC) stijgt, maar hematocriet blijft contstant (= volume bloed dat ingenomen wordt door RBC)

70
Q

Regeneratieve anemie

A

Er is activatie in het lichaam om de anemie op te lossen

Dit zie je bij hemolyse = openbarsten van RBC

71
Q

Niet-regeneratieve anemie

A

= aplastische anemie => aantasting van de precursorcellen van RBC in beenmerg => niet-regeneratief want er is geen activatie in het lichaam om de anemie op te lossen

72
Q

Postmortale pseudomelanose

A

postmortaal komt Hb snel vrij uit RBC => Hb sijpelt in omliggende weefsels
door postmortale vermeerdering van bacteriën komt ook H2S vrij

Hb bindt met H2S => sulfHb => zwartverkleuring

73
Q

Cholemische nefrose

A

= nefrose thv galcilinders in tubuluscellen

74
Q

Porphyrine

A

= voorloper van Hb

75
Q

Porphyrie

A

= defect in of afwezigheid van porphyrine waardoor geen Hb gevormd kan worden => hypochrome anemie

Erfelijke en zeldzame aandoening bij rund, kat, varken en aap

76
Q

Siderine

A

= aggregatie van ferritine = onoplosbare intracellulaire vorm van ijzer => opslag in siderosomen van macrofagen

77
Q

Hemosiderine

A

= afbraakproduct van Hb => opslag in macrofagen van lever, milt en BM

78
Q

Siderocyten

Siderofagen

A

= macrofagen in lever milt en BM die hemosiderine opgenomen hebben

79
Q

Hemochromatose

A

= overmatige ijzer opstapeling in de lever