Circulatiestoornissen Flashcards

1
Q

Stase

A

= reversibele toestand van stilstand van bloed in capillairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hemorragische infarcering

A

= problemen met veneuze afvoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Infarct

A

= probleem met arteriele aanvoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Actieve hyperemie

A

= arteriele hyperemie
= toename van de arteriele bloedaanvoer door verwijding van arteriolen, capillairen en venulen (microcirculatie)
=> helrood weefsel dat warm aanvoelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Erytheem

A

= pathologische vorm van actieve hyperemie van de huid
tgv: warmte, mechanische prikkels (histamine), chemische prikkels (cafeïne, alcohol, toxines)
geen stroomvertraging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontstekingshyperemie

A

= actieve pathologische hyperemie tgv vrijstelling van vaso-actieve stoffen
uiteindelijk leidt dit tot stroomvertraging

ontstekingshyperemie evolueert van actief naar passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Arteriële hyperemie

A

= actieve hyperemie
= toename van de arteriele bloedaanvoer door verwijding van arteriolen, capillairen en venulen (microcirculatie)
=> helrood weefsel dat warm aanvoelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Veneuze hyperemie

A

= overvulling van venen en capillairen tgv verminderde afvoer van bloed uit weefsels
=> cyanotische weefsels want O2 raakt opgebruikt => Overschakeling op anaeroob metabolisme => lactaat => beschadiging capillairwand en parenchymcellen
=> stuwingsoedeem want door stuwing stijgt de HD > COD => plasma insijpeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Passieve hyperemie

A

= overvulling van venen en capillairen tgv verminderde afvoer van bloed uit weefsels
=> cyanotische weefsels want O2 raakt opgebruikt => Overschakeling op anaeroob metabolisme => lactaat => beschadiging capillairwand en parenchymcellen
=> stuwingsoedeem want door stuwing stijgt de HD > COD => plasma insijpeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stuwingshyperemie

A

= overvulling van venen en capillairen tgv verminderde afvoer van bloed uit weefsels
=> cyanotische weefsels want O2 raakt opgebruikt => Overschakeling op anaeroob metabolisme => lactaat => beschadiging capillairwand en parenchymcellen
=> stuwingsoedeem want door stuwing stijgt de HD > COD => plasma insijpeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hypostase

A

= hypostatische hyperemie
= verzakkingshyperemie
= bijzondere toename vd hoeveelheid bloed in een orgaan door onvoldoende bloeddruk en turgor in de venen

bvb tgv langdurig neerliggen op flank tdns operatie => bloed zakt uit naar laagst gelegen longhelften
bvb postmortale hypostase
bvb bij langdurige circulatiestoornissen zoals chronische R hart insufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Anemie

A

= vermindering van het zuurstofdragend vermogen van het bloed => vermindering van het aantal RBC (verlaging van de Hct) of vermindering van de hoeveelheid Hb in circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Oligemie

A

= vermindering van de hoeveelheid bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hypovolemie

A

= laag circulerend bloedvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Acute bloedingsanemie

A

oorzaken:

  • trauma of zware operaties waarbij grote BV beschadigd worden
  • miltcontractie => snelle mobilisatie van bloed uit reservoir
  • EPO => prikkelt erythropoese in BM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chronische bloedingsanemie

A

= continu verlies van kleine hoeveelheden bloed

oorzaken:

  • helicobacter suis infecties ==> maagulcera bij varken
  • bloedzuigende parasieten in GIT
  • teken bij duivenjongen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hemolytische anemie

A

= anemie tgv hemolyse

oorzaken:

  • toxines: koper, lood, look, uien, brocolli,..
  • bepaalde infecties ==> leptospirose, babesiose,..
  • immunopathologie ==> auto-immune hemolytische anemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Deficiëntie anemie

A

= anemie tgv een te kort aan vitaminen of sporenelementen die noodzakelijk zijn voor bloedaanmaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ferriprieve anemie

A

= anemie tgv een te kort aan ijzer

macrofagen capteren ijzer weg bij chronische ontstekingsprocessen omdat alle bacteriën ijzer nodig hebben voor hun metabolisme te weinig ijzer voor Hb vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Aplastische anemie

A

= niet-regeneratieve anemie = anemie tgv een beschadiging aan het rode BM => er kunnen geen RBC gemaakt worden

oorzaken;

  • toxines: 5-fluoro-uracil
  • ioniserende straling
  • bepaalde virussen; parvo bij hond en kat bvb
  • bepaalde tumoren; multiple myeloma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

5-fluoro-uracil

A

Toxine dat aanleiding kan geven tot aplastische anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ischemie

A

= alle toestanden van (lokale) verminderde doorbloeding van de perifere circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Absolute ischemie

A

bloedtoevoer naar weefsel of orgaan is volledig afgesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Relatieve ischemie

A

Bloedtoevoer naar weefsel of orgaan is net voldoende om dat weefsel of orgaan in rust te onderhouden ==> bij verhoogde activiteit treden er uitvalsverschijnselen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Compressie ischemie

A

ischemie tgv sterke uitwendige druk op orgaan

mogelijke oorzaken;

  • opstapeling CSV in hersenventrikels
  • hemothorax/chylothorax/pyothorax/…
  • ascites
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Vasoconstrictorische ischemie

A

ischemie tgv langdurige vernauwing van aanvoerende arteries

mogelijke oorzaken:

  • ergotisme
  • langdurige onderkoeling van extremiteiten (droog gangreen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Ergotisme

A

= kriebelziekte = intoxicatie met moederkroon => ergotoxine van schimmel claviceps purpurea op de granen van moederkroon zorgt voor vrijstelling van histamine, ACh en nitrogenen => langdurige vasoconstrictie met droog gangreen van de extremiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Reflectorische of collaterale ischemie

A

= neurogene vorm van arteriele vasoconstrictie

mogelijke oorzaken:

  • tgv shock
  • bij sommige vormen van epilepsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Anemisch infarct

A

= infarct thv eindarteries (niet, hart, milt, retina)
= WIT infarct

  • kegelvormig
  • na 5u ontstaat scherp omschreven witte zone (= necrotisch) omgeven door hemorragische zoom => die witte zone puilt uit en ondergaat dan coagulatienecrose
  • verder evolutie: hemorragische rand verdwijnt en infarct wordt afgegrensd door littekenweefsel, centraal necrotische deel ingezonken in opp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hemorragisch infarct

A

= infarct thv collateraal netwerk (longen, lever, darmen)
= rood infarct

Ernstige lokale stoornis in arteriële doorbloeding => arteriële bloedvoorziening is afgesloten,
maar je hebt wel nog beperkte bloedtoevoer via een andere aanvoerende arterie => letsel is niet bleek,
maar donkerrood want capillairbed wordt overvuld omdat er niet genoeg stuwkracht is => stase van
bloed in capillairen => O2 raakt opgebruikt => hypoxie => overgang op anaeroob metabolisme =>
lactaatvorming => pH daling => destabilisatie van membranen en endotheelcontractie => permeabiliteit
van het endotheel stijgt => extravasatie RBC en vocht => oedeem + sterke volume toename van weefsel
De beperkte bloedtoevoer is onvoldoende => necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Pseudo-infarct

A

= wnnr er geen necrose is bij een infarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Anasarka

A

= huidwaterzucht

= zeer uitgesproken oedeem van de subcutis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Elephantiasis

A

= oedeem van het BW met sterke BW toename => meestal thv de ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hydrothorax

A

= oedeem in de thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Ascites

A

=oedeem in de peritoneale holte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hydrartrose

A

= oedeem in gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Transudaat

A

= eiwitarm vocht

38
Q

Exsudaat

A

= eiwitrijk vocht

39
Q

Hemodynamisch oedeem

A

oedeem tgv stoornis in de BD of obstructie van de grotere venen

40
Q

Hematogeen oedeem

A

= stoornis in de leverperfusie of bloedvloei naar vena cava caudalis

41
Q

Erythrodiapedese

A

= extravasatie van RBC (zie je bij langdurige stuwing)

42
Q

Oedeem ex vacuo

A

= sereuze vetatrofie
zie je bij extreme vermagering => vetdepots atrofieren volledig => als laatste verdwijnt het coronaire vet, perirenale vet en vet in witte BM => vervanging door sereuze massa

43
Q

Sereuze vetatrofie

A

zie je bij extreme vermagering => vetdepots atrofieren volledig => als laatste verdwijnt het coronaire vet, perirenale vet en vet in witte BM => vervanging door sereuze massa

44
Q

Allantoïne

A

= eindproduct van stikstofstofwisseling bij sommige zoogdieren (vergelijkbaar met ureum bij de mens) => wordt in de darm bacterieel gesplitst tot NH3 = ammoniak = toxisch voor endotheelcellen => beschadiging endotheelcellen => oedeem

45
Q

Lymfangiosis carcinomatose

A

regionale LK van de hond volgepropt met tumorcellen afkomstig van melkkliertumoren => lokaal oedeem breidt zich uit naar de ledematen

46
Q

Mesothelioom

A

= tumor van epitheelcellen van de serosa => oedeem tgv gestoorde lymfedrainage => extreme hydrothorax of ascites

47
Q

Hemorraghie

A

= bloeding = uittreden van bloed uit BV = extravasatie

48
Q

Petechieën

A

= puntbloedingen

49
Q

Ecchymosen

A

= grotere, oppervlakkige, scherp omschreven bloedingen

50
Q

Suffusies

A

= blauwe blekken
= bloeduitstortingen
= zeer uitgebreide, oppervlakkige bloedingen die niet scherp afgelijnd zijn

51
Q

Sugiliato’s

A

= lijken op suffusies, maar eerder een bloedbuil

52
Q

Vibices

A

= streepvormige bloedingen

53
Q

Hematoom

A

= uitgebreide, scherp omschreven bloeding die door het wegdrukken van weefsel een holte creëert

54
Q

Hemoptisis / Hemoptoe

A

= bloed ophoesten

55
Q

Hematemesis

A

= bloed braken

56
Q

Melena

A

= bloeden in darmkanaal (meestal proximaal in GIT zodat je in mest verteerd bloed ziet => zwarte donkere mest)

57
Q

Epistaxis

A

= neusbloeden

58
Q

Hemorraghie per rhexin

A

= bloeding veroorzaakt door defect in vaatwand

59
Q

Hemorraghie per diabrosin

A

= broos worden van de vaatwand waardoor bloeding kan ontstaan

60
Q

Hemorragie per diapedesin

A

= bloeding veroorzaakt door extreme permeabiliteitsstoornis (meestal petechen en echhymosen)

61
Q

Thrombocytopenische purpura

A

Thrombocytopenie = te kort aan BP
Purpura = veralgemeende, erge petechiale bloedingen (puntbloedingen) = niet wegdrukbare roodheid tgv extravasatie van RBC
=> verhoogde bloedingsneiging (hemorragische diathese)

62
Q

Hemofilie

A

= erfelijke stoornis in bloedstolling => defecten in plasma stollingseiwitten
=> verhoogde bloedingsneiging (hemorragische diathese)
=> geeft meestal aanleidingen tot suffusies, geen petechien

63
Q

Vasculopathie

A

= vasculaire hemorragische diathese
=> primaire beschadiging van de wand van kleine BV en capillairen (vaak gaat het over slechts microscopisch waarneembare endotheeldefecten)

64
Q

Coagulopathie

A

= bloedingen tgv stollingsstoornissen

65
Q

Thrombobastenische hemorragische diathese

A

= het aantal BP is normaal, maar de functie van de BP is verstoord => verhoogde bloedingsneiging (hemorragische diathese)

66
Q

Morbus maculosum equorum

A

= purpura hemorrhagica tgv chronisch goedaardige droes bij EQ ==> langdurige vorming van immuuncomplexen ==> vasculitis => purpura hemorragica
Purpura = veralgemeende, erge petechiale bloedingen (puntbloedingen) = niet wegdrukbare roodheid tgv extravasatie van RBC

67
Q

Hemochromatose

A

= massale opslag vn ijzer bij overdreven aanvoer via voeding
(erfelijk bij mensen, verworven bij fruitetende vogels)

68
Q

Siderofibrose

A

Siderofibrose op miltkapsel (vnl bij oudere honden) => In de milt heb je continu hoge afbraak van RBC  hemosiderose = opstapeling van hemosiderine (afbraakproduct van RBC) => multiple, kleine verhevenheden op het miltoppervlak = macrofagen beladen met hemosiderine en fibroblasten => als die verhevenheden sterk verbindweefsels zijn spreekt men van siderofibrose

69
Q

Siderocalcinose

A

Siderofibrose op miltkapsel (vnl bij oudere honden) => In de milt heb je continu hoge afbraak van RBC  hemosiderose = opstapeling van hemosiderine (afbraakproduct van RBC) => multiple, kleine verhevenheden op het miltoppervlak = macrofagen beladen met hemosiderine en fibroblasten => als die verhevenheden verkalkt zijn spreekt men van siderocalcinose

70
Q

Crurostolsel

A

= droog, donkerrood stolsel in hematoom = RBC

71
Q

Spekstolsel

A

= geel stolsel in hematoom = eiwitten

72
Q

Hematoidine

A

als Hb vervalt en er geen macrofagen zijn dan wordt extracellulair hematoidine gevormd

73
Q

Thrombus

A

= intravasculaire, in vivo bloedstolling met klontervorming

klonter blijft ter plaatse

74
Q

Embolus

A

= fragment van een bloedklonter dat afbreek en meegevoerd wordt met de BB

75
Q

Weefselthromboplasine = weefselfactor

A

vrijgesteld door beschadigde epitheelcellen => bindt aan von willenbrand factor => activatie van prothrombine activator => thrombine

76
Q

Endotheline

A

vrijgesteld door beschadigde endotheelcellen => spontane, tijdelijke contractie van GLSC in BV

77
Q

Von Willenbrand factor

A

vrijgesteld door beschadigde epitheelcellen => zorgt voor aanhechting van BP aan elkaar en aan de BV-wand => activatie BP in defect => BP worden bolvormig en krijgen stekels => BP aggregatie

78
Q

Bloedplaatjesprop

A

beschadigde epitheelcellen stellen von willenbrand factor vrij => zorgt voor aanhechting van BP aan elkaar en aan de BV-wand => activatie BP in defect => BP worden bolvormig en krijgen stekels => BP aggregatie => geaggregeerde BP stellen ADP en thromboxaan A2 vrij => versterkt aggregatie van BP => primaire bloedplaatjesprop is gevormd

79
Q

Thrombomoduline

A

verhindert verdere thrombusvorming

80
Q

Plasminogeen activator

A

verhindert verdere thrombusvorming

81
Q

Driehoek van Virchow

A

geeft de 3 factoren weer die een thrombus kunnen veroorzaken. ze kunnen dit afzonderlijk doen of samen:

  • endotheel defect
  • hypercoagulabiliteit (bvb bij infecties)
  • abnormale bloedvloei (bvb stase)
82
Q

Lijnen van Zahn

A

microscopisch zichtbare lijnen => zie je bij adhesie -of agglutinatiethrombus => agglutinatie van BP eindigt niet spontaan waardoor je steeds meer lagen van BP aggregaten en fibrine krijgt => lijnen

83
Q

DIC

A

= disseminated intravascular coagulation = gegeneraliseerde vorming van microthrombi

84
Q

Hemorragische diathese

A

= verhoogde bloedingsneiging

85
Q

Schwartzman fenomeen

A

als endotoxines van gram- bacteriën intracutaan toegediend worden ontstaat er lokaal en geringe ontstekingsreactie en als daar 24u later een gelijke hoeveelheid endotoxine IV toegediend wordt ontstaat er op de plaats van intracutane toediening na enkele uren petechiën die nog een paar u later vervloeid zijn tot grote hemorragieën

86
Q

embolie

A

= plotse obstructie van een BV of LV door en stukje prop dat losgekomen is en via bloed -of lymfebaan meegevoerd is

87
Q

Thrombotische embolus

A

= plotse obstructie van een BV of LV door en stukje prop bestaande uit bloedstolsel, dat losgekomen is en via bloed -of lymfebaan meegevoerd is

88
Q

Orthrograde embolie

A

= plotse obstructie van een BV of LV door en stukje prop dat losgekomen is en via bloed -of lymfebaan meegevoerd is => embolus wordt meegevoerd met richting van de bloedstroom

89
Q

Retrograde embolie

A

= plotse obstructie van een BV of LV door en stukje prop dat losgekomen is en via bloed -of lymfebaan meegevoerd is => embolus wordt meegevoerd tegen richting van de bloedstroom
(zie je thv lever)

90
Q

Shock

A

= systemische circulatie-insufficiëntie met onvoldoende doorbloeding van capillairnetwerk in vitale organen => snelle evolutie naar ischemische hypoxidose