Stemmingsstoornis en suicide Flashcards

1
Q

Stemming vs emotie

A

Emotie: gebonden aan situatie en duurt niet lang
Stemming: niet gebonden aan situatie, duurt langer –> als het na aantal weken niet weg is = stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Criteria depressie (niet per se kennen)

A
  1. 5 of meer symptomen met min 1 van sombere stemming of verlies van plezier:
    -sombere stemming
    -verlies plezier
    -verlies energie
    -suïcidegedachten
    -concentratieproblemen
    -gewichtsverandering
  2. Beperking in functioneren
  3. Niet toe te schrijven aan fysiologisch effect of somatische stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leeftijdsspecifieke kenmerken (nog niet de tijdlijn)

A

Differentiële manifestatie: uit zich in overeenstemming met ontwikkelingsniveau
(Laag) zelfbeeld pas vanaf 7 a 8 jaar
Nog geen depressieve klachten voor de leeftijd van 4 jaar –> zo ja, ALARM wss gehoord in omgeving
Doodgedachten pas vanaf 8 a 9 jaar maar meer algemeen –> concrete ideeën pas vanaf puberteit of adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tijdlijn (baby tot adolescentie)

A

Baby: meer psychosomatische klachten –> slaap/ eetproblemen, prikkelbaar, veel huilen, verlies energie, … (=anaclytische depressie)
–> weinig voor (te maken met hechtingsproblemen)

Peuter/kleuter: psychische symptomen komen erbij –> minder spelen, conflict, gevoelens zoals angst kwaadheid en verdriet (+somatische klachten nog)

Lagere schoolkind: cognitieve symptomen komen erbij –> schuldgevoel, gevoel waardeloosheid, laag zelfbeeld, … (+psychische en somatische klachten)

Adolescent: depressie zoals volwassenen –> vermoeid, isolement, … (+cognitieve, psychische en somatische klachten) –> 1 verschil met volwassenen = ontwikkeling gedragsproblemen (conflict met ontwikkelingstaak onafhankelijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

DSM-5 indeling stemmingsstoornissen

A

Unipolair: stemming langs 1 kant verstoord vb. depressie
Bipolair: stemming langs beiden kanten verstoord vb. bipolair –< komt weinig voor maar als het voorkomt wel zeer heftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Prevalentie

A

Peuter en kleuter: 1%
Lagere schoolkind: 2%
Adolescent: 5-8%
–> meer meisjes dan jongens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Comorbiditeit

A

hoog –> angststoornis, ADHD, rouw, ptsd, …
–> goed op letten
meer risico suïcide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Culturele invloeden

A

In Westen: meer cognitieve symptomen; anders meer somatische symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prognose

A

vanaf 14j. –> vroeger komt minder voor (anders zeer ernstig) ; ongeveer 9 maanden; littekenhypothese: hoe langer of vroeger hoe meer kans op terugval (na 5j. –> 70%) –> daarom behandeling zeer belangrijk (ook na depressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Etiologie

A

GEEN 1 THEORIE IS DE THEORIE
-Kwetsbaarheidsmodel: je het een kwetsbaarheid (genetisch, …) + stressvolle omgeving kan resulteren in depressie

-Psychologische factoren: negatieve cognities, self-fulfilling prophecy, piekeren

-Transactionele factoren: depressieve ouders kan ook van invloed zijn (en vice versa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diagnostiek

A

Diagnostische interviews; vragenlijsten over kind(zelfrapportage vanaf 8j.), interactie op school en gezin; screeningsinstrumenten (ASEBA, SDQ, …); observaties (thuis, klas en spelobservaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling depressie

A

7 pijlers:
1. Psycho-educatie: info over oorzaak, stoornis, verloop, symptomen, … –> kan al veel doen (iedereen betrekken ook school)
2. Online hulp: online interventies –> sites met uitleg of contact met hulpverleners
3. Gezinsondersteuning: gezinsfactoren zijn heel belangrijk –> ouders aanleren hoe communiceren en juiste hulp geven + ondersteuning
4. Psychotherapie:
–> Cognitieve gedragstherapie: focus op negatieve cognities herstructureren + probleemoplossende vaardigheden
–> Interpersoonlijke therapie: belangrijke relaties verbeteren (betere communicatie)
5. Medicatie: antidepressiva –> bijwerkingen opvolgen
6. Residentiële behandeling: enkel bij ernstige problematiek
7. Terugvalpreventie: blijven opvolgen zelfs na symptomen weg zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Preventie depressie

A

Primair: stoornis voorkomen –> niet effectief
Secundair: vroegtijdig ontdekken en snel behandelen –> wel effectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Preventie suïcide

A

Stap 1: letten op signalen –> praten over dood, dreigen met dood, methoden of middelen zoeken (lichtere vorm: teruggetrokken, woede, …)
Stap 2: Suïcide bespreekbaar maken: hoe gaan we er over beginnen? –> rustig, open, luisteren, erkenning geven, ….
Stap 3: Suïciderisico inschatten: liefst niet met instrumenten, bij acuut risico = ingrijpen
Stap 4: Doorverwijzen en behandelen
–> Laag risico: eerstelijnshulp: CAW, CLB, …
–> Verhoogd risico: ambulante hulpverlening en thuishulpverlening + ouders betrekken vb.: CGG, psycholoog, …
–> Acuut risico: eerst ouders inlichten en ambulante hulpverlening –> geen medewerking? opname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly