Pesten Flashcards
3 theoretische achtergronden (naam)
Social functioneren, groepsprocessen, sociaal-cognitieve processen
Sociaal functioneren
Sociometrie = beschrijft relatie tss kinderen en hoe ze elkaar beoordelen
–> methodes: sociometrische status; sociale netwerkanalyse; sociogram
Pesten:
4 hoofdkenmerken: agressie, intentioneel, herhaling, machtsverhouding
–> cyberpesten = dezelfde; gevaarlijker –> nergens is veilig, groter publiek, etc.
Pestrollen: dader, meedaders, supportgroep, slachtoffer, buitenstaanders, verdedigers
Gevolgen: angst, schaamte, laag zelfbeeld, sociale omgang, slechtere gezondheid, ….
Waarom: tot 13j: schuld bij slachtoffer; vanaf 13j: schuld bij de pester
Sociale competentie = mate waarin kind relatie kan aangaan, behouden en onderhouden en mate waarin kind en omgeving zijn gedrag competent vind
Sociale-cognitieve processen
= waarom
Sociale informatieverwerkingstheorie: misinterpreteren van situatie –> agressie
Moreel redeneren: gepeste kinderen jonge redeneerstijl; pesters weten vaak wat mag en niet mag maar kijken er niet naar om
Perspectief nemen: pesters hebben grote ToM –> weten exact hoeveel pijn ze de persoon aan het doen zijn en hoe het aanvoelt voor de persoon
Groepsprocessen
1: Selectie –> niet altijd in de hand
2: Resource control theory: agressie gebruiken om dominante positie in groep te verwerven –> kan ook prosociaal
3:Deviancy training: jongeren met gelijkmatige problemen samenzetten –> afwijkend gedrag kan norm worden
Prevalentie
Hoog –> 47% –> moet iets gebeuren
Sensibilisatie is noodzakelijk maar niet genoeg
Diagnostiek
Minder gebruiken van instrumenten meer gesprekken –> we willen verdergaan op de subjectieve belevenis van de persoon
Aanpak (werkzame factoren en interventies)
Werkzame factoren: lange interventies, iedereen betrekken, ouders betrekken, open goede sfeer, iemand die voor gepeste opstaat
Interventies: KiVa, PRIMA, Taakspel (effectiefste), selectieve interventies (sociale vaardigheidstraining, …) alternatieven (herstelgericht gesprek, meer toezicht, …)