Statistiek in 20 stappen ho 3 + ho 4 Flashcards

1
Q

Wat is het rekenkundige gemiddelde?

A

X(streepje erop) = Som van alle waarnemingen delen door het aantal waarnemingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de modus?

A

Het meest voorkomende getal in een dataset.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de mediaan?

A

De middelste waarneming(en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de spreidingsmaten?

A

= Mate om informatie te krijgen over de afstand tussen datapunten.
De variatiebreedte en de standaarddeviate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar kijk je naar met spreidingsmaten?

A

Je kijkt naar de afstand tussen de verschillende uitkomsten, oftewel de spreiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is variatiebreedte?

A

Variatiebreedte is het verschil tussen de grootste en de kleinste uitkomst.

Je kijkt naar de breedte van de variatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn deviaties?

A

Deviatie houdt in deze context het verschil tussen een waarneming en het gemiddelde in.

  • Bij grote deviaties spreek je van een grote spreiding, bij kleine deviaties is de spreiding gering.
  • Een ander woord is ook wel “afwijking”.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is variantie?

A
  • s^2 bij steekproefgegevens, sigma^2 bij kansvariabelen
    Variantie is de volgende formule:
s^2 = A/B
A = De som van (waarneming - gemiddelde)^2
B = (aantal waarnemingen - 1)

Voor A moet je de stappen zo uitvoeren:

  1. Bereken het gemiddelde.
  2. Bereken de deviaties.
  3. Bereken het kwadraat van elke deviatie.
  4. Bereken de som van deze kwadraten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem een voordeel en nadeel van de geleerde maatstaven.

A

Voordeel:
Je kan met 1 getal iets vertellen over een grote verzameling uitkomsten.

Nadeel:
Je verliest details (informatie), doordat het antwoord in één getal wordt gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de variatiecoëfficiënt?

A

Een dom woord die 2 ë’s opeist.

De relatieve standaarddeviatie.
= Standaarddeviatie gedeeld door de ABSOLUTE WAARDE van het gemiddelde. Dus niet -5, maar 5 bijv.

Handig voor het vergelijken van 2 verschillende populaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe bepaal je het rekenkundig gemiddelde bij gegroepeerde gegevens?

A

X (met streepje erop) = De som van de (klassemiddens maal de frequentie van die klassemiddens) delen door het aantal waarnemingen.

0 -< 5, met f. 5
5 -< 10, met f. 10
10 -< 15, met f. 20

X = (3 * 5 + 8 * 10 + 13 * 20) / (5 + 10 + 20)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe bereken je de modus bij gegroepeerde gegevens?

A

Je berekent de frequentiedichtheid.
Je bepaalt van een klasse dat dit de “eenheid” is.

0 -< 5
5 -< 15
15 - < 30

Als je zegt dat 0 -< 5 de standaard is, dan is klasse 2 2 eenheden en klasse 3 is 3 eenheden.

Je deelt de frequentie door de eenheden.
De hoogste frequentiedichtheid is de modale klasse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe bereken je de mediaan bij gegroepeerde gegevens?

A
Xme = L + (r - 0,5)(b/f)
b = de breedte van de mediale klasse
f = het aantal waarnemingen binnen de mediale klasse
r = het gezochte rangnummer binnen de klasse
L = de benedengrens van de mediale klasse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het nadeel van het gemiddelde?

A

Het wordt enorm beïnvloed door extreme uitkomsten als deze bij de gegevens zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het voordeel van de modus?

A

De modus wordt niet beïnvloed door extreme uitkomsten in de gegevens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke van de volgende centrummaten kan je wel/niet gebruiken voor nominale variabelen?

  • Het rekenkundig gemiddelde;
  • De modus;
  • De mediaan;
A
Rekenkundig gemiddelde niet;
Modus wel;
Mediaan niet (je kan kleur niet van laag naar hoog rangschikken en dus geen middelste waarneming bepalen).
17
Q

Wat moet je doen vóór je de mediaan kan bepalen?

A

De waarnemingen (als deze getallen zijn) rangschikken van laag naar hoog.

18
Q

Wat is de Gemiddelde Absolute Afwijking?

A

De som van de deviaties (mintekens niet meegeteld) gedeeld door het aantal waarnemingen. De standaarddeviatie is echter gebruikelijker.

19
Q

Wat is gevaarlijk aan de aanname die je maakt bij het gebruik van de klasemiddens van gegroepeerde gegevens?t

A

Je gaat ervan uit dat de waarnemingen in de klassen evenredig/gelijk verdeeld zijn. Alleen als dat zo is, kloppen je berekeningen precies.

In de praktijk zal dit niet snel het geval zijn, waardoor je berekeningen dus vaak een beetje zullen afwijken van de werkelijkheid.