Stamtijden deel 4 Flashcards
Stijgen
steeg, gestegen
stinken
stonk, gestonken
strijden
streed, gestreden
stuiven
stoof, gestoven
treffen
trof, getroffen
trekken
trok, getrokken
vallen
viel, gevallen
vangen
ving, gevangen
varen
voer, gevaren
verdwijnen
verdween, verdwenen
vergeten
vergat, vergeten
verliezen
verloor, verloren
verschuilen
verschool, verscholen
verslinden
verslond, verslonden
verzwelgen
verzwolg
verzweren
verzwoor, verzoworen
vinden
vond, gevonden
vliegen
vloog, gevlogen
vragen
vroeg, gevraagd
vriezen
vroor, gevroren
wegen
woog, gewogen
werpen
wierp, geworpen
Winden
wond, gewonden
winnen
won, gewonnen
worden
werd, werden
wreken
wreekte, gewroken
wrijven
wreef, gewreven
zeggen
zei/ zegde, gezegd
zenden
zond, gezonden
zien
zag, gezien
zijn
was, geweest
zingen
zong, gezongen
zinken
zonk, gezonken
zitten
zat, gezeten
zuigen
zoog, gezogen
zuipen
zoop, gezopen
zwellen
zwol, gezwollen
zwemmen
zwom, gezwommen
zweren
zwoor/zweerde, geworen
zwerven
zwierf, gezworven
zwijgen
zweeg, gezwogen
zoeken
zocht, gezocht