Les 25 Flashcards
1
Q
De onvoltooid verleden van onregelmatige werkwoorden
A
Als je sommige werkwoorden in de verleden tijd zet, verandert de klank. Voor deze onregelmatige werkwoorden bestaan er geen regels.
2
Q
de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd in het enkelvoud
A
Stam + T of stam + D
3
Q
de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd in het meervoud
A
Stam + ten of stam + den
4
Q
Wanneer moet je te(n)
A
Wanneer de derde laatste letter van de infinitief een medeklinker is van ‘t ex-kofschip
5
Q
Wanneer moet je de(n)
A
Wanneer de laatste letter van de infinitief GEEN medeklinker is van ‘t ex-kofschip