Les 25 de stamtijden deel 1 Flashcards
bakken
bakte, gebakken
bannen
bande, gebannen
bederven
bedierf, bedorven
bedriegen
bedroog, bedrogen
beginnen
begon, begonnen
begraven
begroef, begraven
belijden
beleed, beleden
bergen
borg, geboren
bevelen
beval, bevolen
bezinnen
bezon, bezonnen
bezwijken
bezweek, bezweken
bidden
bad, gebeden
bieden
bood, geboden
bijten
beet, gebeten
binden
bond, gebonden
blazen
blies, geblazen
blijken
bleek, gebleek
blijven
bleef, gebleven
blinken
blonk
braden
braadde, gebraden
komen
kwam, gekomen
kopen
kocht, gekocht
krijgen
kreeg, gekregen
krijsen
krees, gekregen
krimpen
kromp, gekrompen
kruipen
kroop, gekropen
kunnen
kon, gekund
lachen
lachte, gelachen
laden
laadde, geladen
laten
liet, gelaten
lezen
las, gelezen
liegen
loog, gelogen
liggen
lag, gelegen
lijden
leed, geleden
lijken
leek, geleken
lopen
liep, gelopen
meten
mat, gemeten
mijden
meed, gemeden
moeten
moest, gemoeten
mogen
mocht, gemoogd/gemogen