Stamtijden 1-50 Flashcards

1
Q

(aan)bakken

A

PV o.v.t :bakte (aan)
VD: (aan) gebakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bannen

A

PV o.v.t : bande
VD: gebannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

barbecueën

A

PV o.v.t : barbecuede
VD: gebarbecued

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bederven

A

PV o.v.t : bedierf
VD: bedorven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bedriegen

A

PV o.v.t : bedroog
VD:bedrogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beginnen

A

PV o.v.t : begon
VD: begonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

begraven

A

PV o.v.t : begroef
VD: begraven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(op)bergen

A

PV o.v.t :borg (op)
VD: (op)geborgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bevelen

A

PV o.v.t : beval
VD: bevolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bezinnen

A

PV o.v.t : bezon
VD: bezonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bezwijken (aan/onder iets)

A

PV o.v.t : bezweek
VD: bezweken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bidden

A

PV o.v.t : bad
VD: gebeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bieden

A

PV o.v.t :bood
VD:geboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bijten

A

PV o.v.t : beet
VD: gebeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(vast) binden

A

PV o.v.t :bond (vast)
VD: (vast) gebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

blazen

A

PV o.v.t : blies
VD: geblazen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

blijken

A

PV o.v.t : bleek
VD: gebleken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

blijven

A

PV o.v.t : bleef
VD: gebleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

blinken

A

PV o.v.t : blonk
VD: geblonken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

breken

A

PV o.v.t : brak
VD: gebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

brengen

A

PV o.v.t :bracht
VD: gebracht

22
Q

coachen

A

PV o.v.t: coachte
VD: gecoacht

23
Q

buigen

A

PV o.v.t: boog
VD: gebogen

24
Q

crashen

A

PV o.v.t: crashte
VD: gecrasht

25
creëren (voortbrengen, ontwerpen)
creëerde gecreëerd
26
deleten
PV o.v.t: delete VD: gedeleted
27
denken
PV o.v.t: dacht VD:gedacht
28
doen
PV o.v.t: deed VD:gedaan
29
douchen
PV o.v.t: douchte VD:gedoucht
30
downloaden
PV o.v.t: downloade VD:gedownload
31
dragen
PV o.v.t: droeg VD:gedragen
32
dringen
PV o.v.t: drong VD:gedrongen
33
drijven
PV o.v.t: dreef VD:gedreven
34
(op)duiken
PV o.v.t: dook (op) VD:(op)gedoken
35
durven
PV o.v.t: durfde VD: gedurfd
36
dwingen
PV o.v.t: VD:gedwongen
37
e-mailen
PV o.v.t: e-mailde VD: ge-e-maild
38
eten
PV o.v.t: at VD: gegeten
39
fluiten
PV o.v.t: floot VD: gefloten
40
gaan
PV o.v.t: ging VD: gegaan
41
gelden
PV o.v.t: gold VD: gegolden
42
genezen
PV o.v.t: genas VD: genezen
43
genieten
PV o.v.t: genoot VD: genoten
44
geven
PV o.v.t: gaf VD: gegeven
45
gieten
PV o.v.t: goor VD: gegoten
46
glijden
PV o.v.t: gleed VD: gegleden
47
glimmen
PV o.v.t: glom VD: geglommen
48
googelen
PV o.v.t: googelde VD: gegoogeld
48
graven
PV o.v.t: groef VD: gegraven
49
grijpen
PV o.v.t: greep VD: gegrepen