Stamtijden 1-50 Flashcards
(aan)bakken
PV o.v.t :bakte (aan)
VD: (aan) gebakken
bannen
PV o.v.t : bande
VD: gebannen
barbecueën
PV o.v.t : barbecuede
VD: gebarbecued
bederven
PV o.v.t : bedierf
VD: bedorven
bedriegen
PV o.v.t : bedroog
VD:bedrogen
beginnen
PV o.v.t : begon
VD: begonnen
begraven
PV o.v.t : begroef
VD: begraven
(op)bergen
PV o.v.t :borg (op)
VD: (op)geborgen
bevelen
PV o.v.t : beval
VD: bevolen
bezinnen
PV o.v.t : bezon
VD: bezonnen
bezwijken (aan/onder iets)
PV o.v.t : bezweek
VD: bezweken
bidden
PV o.v.t : bad
VD: gebeden
bieden
PV o.v.t :bood
VD:geboden
bijten
PV o.v.t : beet
VD: gebeten
(vast) binden
PV o.v.t :bond (vast)
VD: (vast) gebonden
blazen
PV o.v.t : blies
VD: geblazen
blijken
PV o.v.t : bleek
VD: gebleken
blijven
PV o.v.t : bleef
VD: gebleven
blinken
PV o.v.t : blonk
VD: geblonken
breken
PV o.v.t : brak
VD: gebroken