Spijsverteringsstelsel P Flashcards
algemeen spijsverteringsstelsel
- functie
- absorptie = digestei
- secretie
- motorisch = peristaltie
–> alles buiten mond, prox oesofagus & rectum = AZS
- endocrien - opbouw
- muscosa = epitheel
–> slokdarm = barriere, maag = secretoir, darm = resorptief
- submuscosa = bloedvaten, zenuwen, lymfe, klieren, bw, anti-gen-presenterende cellen
- musculares = gladspierweefsel
- serosa ≈adventitia bloedvat - delen
- mondholte
- keelholte
- slokdarm
- maag
- dunne darm
- dikke darm
- rectum
- anus
–> veneuze pelxus rectum recht in circulatie ≠ rest = v. porta
mondholte
- delen
- tong-gedeelte = smaakpapillen
- tand-gedeelte
- gehemelte: palatinum durum (hard) & palatinum molle (zacht)
- neusgedeelte: neusschelpen & ruiksensoren
- keelgedeeltje: keelholte & larynx
- trachea - functies
- kauwen = mechanisch verkleinen
–> evolutionair: plantaardig -> dierlijk = korter SVstelsel & andere tanden
- grotendeels automatisch door reflexen: prikkeling van smaak & tastsensoren
- druk afhankelijk van sensoren uit parodontale membraan = verbinden gebit x kaak
- lengte afhankelijk van gewoonte maar meestal 20-30 keer
- mimiek
- spraak
- speekselproductie: pH-regulatie, 1e stap vertering & immuniteit
- dieren: grijpfunctie & verdediging
tanden & tong
1) tanden
volwassen gebit = I2 C1 P2 M3 = totaal 32 tanden
melk gebit = I2 C1 M1 = totaal 20 tanden
–> code van tanden per kant
I = insisivi = snijtanden
C = canini = hoektand
P = premolare
M = molare
onder melktanden andere tanden groeien & omhoog duwen
–> pathologie: kapotte melktand = gemakkelijker aan de kant duwen = scheefgroeien van tanden
2) tong = voedsel vermengen met speeksel + reiniging gebit
- dwarsgestreept spierweefsel
- meerlagig verhoord plaveiselcelepitheel
- tonsil = ring van waldeyer = lymfoid weefsel
- smaakpapillen
–> vooraan = klein = zoet, zijkant = zuur & zout, achteraan = bitter
–> omami = door EW
werking mondholte
- motoriek
- peristalstiek = maag -> anus
- anti-peristaltiek = spuwen, hoesten, overgeven - absorptie
- enkel passief door diffusie
- geen eiwitten
- onmiddelijk in bloed - slik reflex
orale fase
- voedselverkleinen
- naar achterkant brengen door mong
niet meer willekeurig: door centrum van brokka
faryngeale fase
- voelen voedselbrok door receptoren
- openen BOF bovenste oesofageale sfincter & ontspannen glottis
oesofageale fase
- na 1/3 oesofagus = sluiten BOF & glottis opspannen
speeksel
samenstelling
1) water & slijm
2) alfa-amylase = ptyaline
- 1e stap van KH (amylum = zetmeel) metabolisme
- goede werking bij optimale pH: bij lege mond = 5,5, bij eten = 7
- zetmeel -> maltose, maltoriose & alfa-dextrinen
3) bicarbonaat = voor juiste pH
4) IgA
- immuno globulines tegen vreemde agentia
- productie door tonsillen
5) lyzozome = vertering & immuniteit
6) linguale lipase
- vetsplitsend
- vooral bij kinderen
3) grafiek
- meer speekselproductie = minder contact met afvoerbuis = meer gelijkend op weefselvloeistof
- toename Na & afname Ka = door Na-Ka-ATP-ase pompen
–> 3Na naar speeksel & 2Ka naar bloed baan
- Cl toename = passieve volger voor gelijkstellen van concentratie gradiënt
- HCO3- stijgt = daling van pH voorkomen
–> meer ionen = meer water aantrekken door stijging van osmotische waarde
4) functie
- vertering
- bescherming
- mechanisch
- smaak
- dorst (dorstsensoren & dorstcentrum
speekselklieren
- oorspeekselklier = gandula parotidea = sereus
- onderkaakspeekselklier = glandula submandibularis
- ondertongspeekselklier = glandula sublingualis
- buccale speekselklieren = in slijmvlies mondholte = mukeus
acinuscellen
- producerende cellen ruw product
- modificatie door afvoergangen
- sereus = waterrijk
- mukeus = slijmrijk
- samenstelling afh van aard van eten
regulering van speeksel
= salivatie centrum
- afferente receptoren in mond, maag, keel & slokdarm
- chemische & mechanische prikkeling
- PZS
- CZS
- nucleus salivatorius = regelcentrum in medulla oblongata
- bij afwijking activeren
- efferente stimuli
- ortho = vasocontrictie = minder ionen = minder speeksel -> droge mond bij stress
–> bijkomend: prodcutie van kallikreïne -> bradykine = sterkvasodilaterend
- para = vasodilatatie = meer ionen = meer speeksel
- lymfesysteem ondercontrole van silvatiecentrum = controle van emoties
slokdarm
- functie
- enkel transit = 7 sec
- weinig absortpie & secretie
- geen doorgang = wanden tegen elkaar door longen = bescherming reflux - samenstelling
- plaveiselcelepitheel
- veel elastine = grote voedingsbrok
- long & circ spiervezels
- proximaal = sneller contraherende vezels - sfincters
- BOF = skeletspierweefsel
- OOF = gladspierweefsel
- reflexmatige ontspanning na ontspanning van BOF
- transiente relaxaties door maagwerdijing & vetrijke maaltijden = reflux
maag
1) delen
- cardiadeel = grootste deel
–> OOF = cardiasfincter = deel rond sfincter
- fondusdeel = bovenste hoek
–> opstapeling van gassen door verteringsprocessen
- pylorum anterum = verbinding met duodenum
2) structuur maagwand
- veel plooiingen = groot maken oppervlakte
–> porximaal meer = foveolae = putjes
- plexus in maagwand voor autonomie te regelen
- longtidinale, circulaire & schuine spierlaag = voor anti- & peristaltische bewegingen
–> vermalen van eten
3) functies
- motoriek constante, zwakke maar onregelmatige peristaltiek
- absorptie: passief
–> afh van concentratiegradiënt, contractie, vetoplosbaarheid & ionisatiegraad
- secratie: HCl & enzymen
eerst nog enige vertering in centrum van voedselbolus door enzymen van speeksel
–> zuurte van maag zal dit na enige tijd niet functioneel maken
motoriek maag
- maaglediging
- normaal 3u
- vettig eten = 1-2u - hongercontracties
- gevoel van honger
- samentrekking van MMC = migrerende motorisch complex in hele GI
- fase 1 = geen contracties
- fase 2 = onregelmatige contracties
- fase 3 = regelmatige contracties
- onverteerde resten wegduwen = maag schoon houden - proximale deel = fondus & 1/3 cardia
- reserve van maag
- geen contracties - distale deel = pylorus & 2/3 cardia
- peristaltische bewegingen naar pylorussfincter
- retropulsies voor vermengingen
- maaginhoud legen = alleen als pylorussfincter opent = gereguleerd door duodenum
structuur klierbuis
1) lumen
2) halsslijmcellen = foveolaire cellen: mucus & bicarbonaat productie
–> bescherming tegen lage pH
3) parietale cellen = wandcellen = intrinsieke factoren
- HCl productie = zuur milieu pH = 1 voor denaturatie eiwitten & afbraak microben
- Ca voor binding met vitaminen voor voorkomen afbraak vb: vitB12
4) gespecialiseerde = zymogene cellen
- chiefcellen = pepsinogeen = eiwit & vet metabolsime
–> splitsen eiwitten & vetten
–> pepsinogeen - inhibitor-peptide in maag = pepsine
- enterochromaffineactige cellen = ECL-cellen = histamine productie voor betere doorbloeding = betere productie HCl
5) endocriene cellen
- D-cellen = somatostatine <=> histamine
–> inhibitie van HCl productie
- G-cellen = gastrine = motoriek & sectretie verbeteren (enzymen & HCl)
+ paneth-cellen = antibacterieël
pathologie = maagzwere,
1) helicobacter = slijmlaag als voedinsbron gebruiken
2) chronische stress = hoge hoeveelheid HCl
regulering maag
algemeen: vasoconstrictie = minder doorbloeding = minder secretie
- cefale fase
- reflex van olefactorische prikkels, visueel, smaak, tast, …
- secretie van enzymen zonder voedsel aanwezig - gastrische fase
- secretie door rek van maagwand
- pylorus rek = vrijkomen van gastrisch afscheidend polypeptide
- pylorus cellen produceren hierdoor gastrine
- verhoogde doorbloeding & motoriek van maag
- verhoogde secretie van alle enzymen <=> somatostatine
- pH < 2,5 = geen productie meer = autoregulatie - intestinale fase
- feedback van duodenum
- positieve feedback = niet genoeg enzymen = verhoogde secretie
- negatieve feedback = pH < 4 = productie van secretine = verminderde secretie, vooral van HCl
plasticiteit in maag
maagvulling
1. eten
2. verhoogde concentraties
3. cyclussen: hogere druk = uitrekken = lagere druk = compressie
–> receptieve relaxatie: spiertonus tegen gaan = maag laten vullen ≈rectum
4. eten over DW
5. reksensoren
6. ruggenmerg
7. fysiologische reacties
- hypothalamus = hongercentrum inhiberen
- verzadigingscentrum activeren
- verhoogde concentraties in maag
8. grote toename drk
maaglediging
1. voedselbolus voortduwen richting antrum pylorum
2. over DW van uitzetting AP
3. APS openen = antrum pylorum sfincter
4. naar duodenum
braken
- subliminale prikkel = onder drempelwaarde
- van maag & oesofagus tegelijk
- prikkel boven DW
- prikkel braakcentrum
- relexmatig contraheren diafragma: 50/50 fast/slow twitch vezels
- maaginhoud & duodenum uitbraken
geen verband met maagcontracties
ghreline & leptine
1) ghreline = hongerhormoon
- productie bij lege maag in fondus van maag
–> hongercontracties fundus zorgt voor hogere vrijstelling
- inhibitie bij volle maag
- verzadigings/hongercentrum van hypothalamus: honger stimuleren
- diabetes = verliezen van systeem
+ verhoogde lipide oxidatie van vetweefsel
2) leptine
- vrijgeven door vethoeveelheid
- veel vetweefsel = minder leptine = verzadiging
- gebruik van vetweefsel = meer = honger