Spaanse woorden - Aula HS 6 Flashcards
el hábito
de gewoonte
el premio
de prijs
la hora
het uur, de tijd
las partes del día
de dagdelen
diario
dagelijks
el perro
de hond
levantarse
opstaan
media hora
half uur
el monte
de berg
el lunes
maandag
el martes
dinsdag
el miércoles
woensdag
el sábado
zaterdag
el domingo
zondag
dormir
slapen
vestirse
zich aankleden
la peluquería
de kapsalon
maquillarse
zich opmaken
afeitarse
zich scheren
a veces
soms
el espejo
de spiegel
el escaparate
de etelage
odiar
haten
la cara
het gezicht
el cuerpo
het lichaam
planchar
strijke
la mayoría
het merendeel
presumido
ijdel
demasiado
genoeg
seguramente
waarschijnlijk
curioso
nieuwsgierig
entusiasmar
enthousiast maken
a menudo
vaak
crítico
kritisch
la injusticia
de onrechtvaardigheid
soñar con
dromen over
bruto
lomp
abrir
openen
casarse
trouwen
rico
rijk
atreverse
durven