Spaanse woorden - Aula HS 5 Flashcards
tampoco
ook niet
tambíen
ook
el sobrino
de neef
el padre
de vader / ouder
el lugar de nacimiento
de geboorteplaats
el disco
de CD
el escritor
de schrijver
la naranja
de sinaasappel
el / la cantante
de zanger (es)
el poema
het gedicht
el cante
de zang
claro
natuurlijk
el intercambio lingüístico
de taaluitwisseling
la lengua materna
de moedertaal
el abrazo
de omhelzing (a hug)
encantar
gek zijn op
el mar
de zee
esperar
verwachten, hopen op
aventurero
avontuurlijk
divertido
grappig
hablador
iemand die graag praat
alto
lang
moreno
donker van haar en huid
bajo, bajito
klein, kort (van personen)
al principio
in het begin, aanvankelijk
agradable
aardig
parecer
lijken
en todos partes
overal
de todo
van alles
la actuación
het optreden
más o menos
min of meer
en directo
live
fatal
beroerd (really badly)
el marido
de echtgenoot (man)