Spaanse woorden 5 - weer, familie Flashcards
el miércoles
de woensdag
nevado
besneeuwd
el millón
het miljoen
el sur
het zuiden
el molino de viento
de windmolen
Los días de la semana.
De dagen van de week
la población
de bevolking
el habitante
de inwoner
el tiempo
het weer / de tijd
el hermano
de broer
el calor
de hitte
el lunes
de maandag
el viudo
de weduwnaar
el abuelo
de grootvader
el niño
het kind
yo
ik
no importa
het maakt niet uit
la madre
de moeder
frío
koud
el jueves
de donderdag
el otoño
de herfst
el hombre
de mens / de kerel
el amigo
de vriend
la primavera
de lente
nublado
bewolkt
este fin de semana
dit weekend
el día
de dag
húmedo
vochtig
el nombre
de voornaam
el amor
de liefde
el compañero de trabajo
de collega
hace viento
het waait
el mañana
de morgen
el viernes
de vrijdag
el padre
de vader
seco
droog
el norte
het noorden
lluvioso
regenachtig
el oeste
het westen
el novio
het vriendje / de verloofde
embarazada
zwanger
el martes
de dinsdag
el este
het oosten
la nube
de wolk
el verano
de zomer
el apellido
de achternaam
el tatuaje
de tatoeage
esta nublado
het is bewolkt
el domingo
de zondag
el compañero
de partner
templado
gematigd
la noche
de nacht
la gente
de mensen
el invierno
de winter
el sábado
de zaterdag
el chico
de jongen
sí
si
ja
als, indien
este
deze/dit
y
i
en
en voor de worden die beginnen met i/hi
o
u
of
of voor de worden beginnen met o/ho
antes de
delante de
después de
detrás de
eerder, daarvoor
vooraan
nadien
achter
los guantes
el guante
de handschoenen
de handschoen
el problema
het probleem
el paraguas
de paraplu
los pantalones
el pantalón
de broek
de broek