sociologische visie in meervoud Flashcards
Belangrijke conflictsociologen
- Eerste generatie (1950-1970) → Reinhard Bendix → Charles Wright Mills → Ralf Dahrendorf - Tweede generatie (1970-nu) → Randall Collins → Pierre Bourdieu
Conflictsociologie =
= de studie van sociale ongelijkheid of bestaan van groeperingen die in een duurzame relatie van onder- en bovenschikking staan en daarom uiteenlopende belangen hebben,wat onderlinge conflicten genereert.
algemene uitgangspunten conflictsociologie
- Streven naar algemene verklaringen voor duurzame objectieve en subjectieve ongelijkheid tussen groeperingen
- Ongelijkheid creëert structurele belangenconflicten tussen meer en minder geprivilegieerden
→ Verdelingsstrijd
→ Vaste basis voor belangenconflicten - Ongelijkheid is een veelvormig fenomeen
→ Niet enkel economische ongelijkheid (↔Marx), maar ook qua diploma’s, kennis, toegang tot overheidsposities, media gebruik, intieme relaties
→ Blik verruimen tot alle mogelijke schaarse en hooggewaardeerde goederen wier ongelijke distributie potentieel conflictgeladen is - Conflicten en verdelingsstrijd zijn te verwachten bij duurzame ongelijkheid: niet conflict maar harmonie vraagt om verklaring
- Macht is dé cruciale verklaringsfactor → duurzame ongelijkheid = duurzame machtsverhoudingen of duurzaam heerschappij
Macht, versie Weber =
de kans om binnen een sociale betrekking de eigen wil door te zetten, ook tegen weerstand in, onverschillig waarop deze kans berust.
→ Naargelang de situatie of het sociale verband vormen fysieke dwang, geld, liefdes, seksualiteit, gespecialiseerde kennis, confidentiële info of getalssterkte het middel om wilsbeschikking door te duwen.
→ Machtsbron = basis voor het vermogen om macht uit te oefenen, dus anderen te laten instemmen bij een kenbaar gemaakte wil.
macht geordende verhoudingen worden in principe eenzijdig gestructureerd: MAAR
MAAR:
- er kan ruimte voor overleg zijn
- Onderhorige kan ook tegenwerken of verzet plegen
→ Machtsrelaties zijn hoe dan ook intrinsiek conflictgeladen.
→ Kans op een conflict = groter wanneer de ondergeschikte partij over een minimum aan tegenmacht beschikt
→ kans op conflict verkleint bij gezag of autoriteit = geldige of legitieme macht
Drie vormen van gezag (Max Weber)
- Legaal gezag
- Traditioneel gezag
- Charismatisch gezag
Volgens Dahrendorf trekt Marx twee dingen samen die beter gescheiden kunnen blijven
- Juridische betekenis: rechtmatige zeggenschap van de kant van bv een ondernemer over geld, machines, gebouwen enz.
- Feitelijke controlemacht: van productiemiddelen via investeringsbeslissingen of het dagelijkse management van de arbeid.
klassenverhouding, versie Dahrendorf =
het verschil tss de bekleders en niet-bekleders van gezagsposities in economie en politiek.
Pierre Bourdieu → drie klassen
- Burgerij/hoge (dominante) klasse
- Kleinburgerij/middenklasse
- Arbeidersklasse
onderscheiden zich van mekaar in meerdere dimensies: ( pierre bourdieu’s klassen)
- In iedere klasse vinden we beroepen die onderling vergelijkbaar zijn vanuit het oogpunt van
inkomen, eigendomstitels, … → economisch kapitaal - Professionele titels zijn gekoppeld aan verschillen in vereist diplomaniveau → onderwijskapitaal → cultureel kapitaal
Kapitaalsvolume =
Kapitaalstructuur =
- de globale hoeveelheid aan economisch en cultureel kapitaal → bepaalt je klasse
- het relatieve aandeel van economisch dan wel cultureel kapitaal bij een beroep of in een cluster van vergelijkbare beroepen → het onderscheid tss economisch en cultureel kapitaal binnen iedere klasse.
onderscheidt Bourdieu binnen de hoogste en de
middenklassen telkens twee klassenfracties of subklassen:
→ De economische klassenfractie met vooral economisch kapitaal
→ De culturele fractie die haar klassenpositie vooral dankt aan het behaalde onderwijsniveau
Esthetische habitus =
De esthetische habitus illustreert hoe een geheel van gewoonten, of een stel ‘neigingen’ om zus en zo te
handelen, een intern consistente levensstijl genereert.
verschillende habitussen
- persoonlijk habitus: individueel karakter en een persoonlijke stijl van handelen.
- De tweede habitus = neerslag van de secundaire socialisatie
- derde habitus maakt iemand zich eventueel eigen in een professionele context of in werkverband.
dominante klasse/burgerij valt zoals gezegd uiteen in een economische en culturele
fractie
o Culturele burgerij → aristocratisch ascetisme: hoge consumptie van moeilijke poëzie en exquise theorie, van politieke essays en vooruitstrevende kunstevenementen, of van relatief goedkope en ecologisch verantwoorde natuurwandelingen.
o Economische burgerij → goût de luxe/luxehabitus
kleinburgerij heeft welke habitus
puriteins-ascetische habitus.
verschillende burgerijen in middenklassen
- Dalende burgerij: ambachtslui, kleine middenstand
- Stijgende burgerij: middenkaders en bedienden
- Nieuwe kleinburgerij: beroepen die vanaf de ’60 aan belang wonnen en zich in het algemeen binnen de sfeer van dienstverlening en presentatie situeren, de maatschappelijke vooruitzichten zijn vrij onzeker
levensstijl arbeidsklasse
realistische burgerij
kanttekeningen klassenhabitus en cultuur
1) Het klassenschema berust op een tweedimensionaal model dat de verschillen in organisatiegebonden beslissingsmacht negeert. Bourdieu focust enkel op verschillen in economisch en cultureel kapitaal, terwijl beroepsposities zich ook onderscheiden naar de
mate waarin ze veel of weinig gezag geven en, deels daarmee samenhangend, veel of weinig
ondergeschikten kennen.
2) culturele omnivorisering. Het algemene prestige van de kunsten en participatie daaraan lijken serieus gedaald te zijn.
3) Het model is blink voor de geslachtsstratificatie en de etnische stratificatie.
Talcott Parsons →
bracht basisinzichten van Durkheim en Weber samen in één enkel theoretisch kader voor de studie van het sociale handelen. Parsons = grondlegger van de systeembenadering of de systeemtheoretische visie binnen de sociologie.
systeemtheoretische visie
KORTOM →positiegebonden rolhandelingen, dus door verwachtingen geleide handelingen van positiebekleders, zijn de basiselementen van een sociaal systeem, versie Parsons.
geïnstitutionaliseerde rollen =
het ontstaan (institutionalisering) en voorhanden zijn (geïnstitutionaliseerd) van sociale of collectieve manieren van handelen en denken die individuen dwingend zijn voorgegeven en waarvan de naleving daarom via sancties wordt bewaakt.
sociale orde, versie Parsons =
institutionalisering van + socialisatie in rollen of
verwachtingen.
collectiviteit =
delen van gemeenschappelijke waardenpatronen creëert dan een solidariteit tss hen die wederzijds zijn georiënteerd op de gemeenschappelijke waarden