sociologie Flashcards

1
Q

waaruit bestaat de inter relationele samenhang

A

omgeving/ structuur, gedrag en sociale interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is structuur

A

het geheel van posities binnen groeperingen en de min of meer duurzame relaties tussen die posities, alsook tussen de groeperingen onderling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

juist of onjuist
structuur hangt boven normen en waarden

A

juist, dus is moeilijk om te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het belang van structuur

A
  • het is het kader waarbinnen het handelen van mensen zich afspeelt.
  • mogelijkheden voor en beperkingen van dat handelen.
  • duidelijkheid over posities van leden en onderlinge relaties ( sociale stratificatie).
  • verdeling van rechten, plichten, taken en bevoegdheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waardoor wordt de wijze waarop mensen voor zichzelf en anderen zorgen beinvloed

A

door maatschappelijke omstandigheden/ ontwikkelingen.
context is essentieel!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn exogene factoren

A

krachten die van buitenaf komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn endogene factoren

A

interne dynamiek van een samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de functie van de destep

A

handvat om contextuele factoren in kaart te brengen.
niet persoonlijk invloedbaar!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarover gaat demografische dimensie

A

inzicht in kenmerken van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarover gaat sociaal maatschapplijke dimensie

A

over kenmerken van cultuur en leefgewoonten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarover gaat de technologische dimensie

A

kenmerken van de ontwikkeling in de technische vooruitgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarover gaat de ecologische dimensie

A

over kenmerken van de fysieke leefomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarover gaat de politiek jurdische dimensie

A

over kenmerken van overheidsbeslissingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat deed ad van gennep

A

socioloog die zich heeft ingezet voor de rechten van mensen met een verstandelijke beperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

visie V.B. tot de 18e eeuw

A

geen sprake van zorg.
als je ziek werd was dat de wil van god.
bestrijden van mensen die anders waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het klassiek medisch model/ defectparadigma

A
  • wat afwijkt is defect.
  • hoe komt het defect ( ingenieursbehandeling).
  • idioot, debiel, imbeciel.
  • mening patient is relevant.
  • exclusie, segregatie.
    -intramuraal.
  • geen professionele zorg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het hedendaagse medische model

A
  • kennisverwerving, kenmerken ziekte onderzoeken.
  • kennis organiseren (dsm).
  • normaal waarden, wat is normaal en wat niet.
  • object: termen aan toevoegen
18
Q

het sociaal wetenschappelijke model/ ontwikkelingsparadigma ( na 1970)

A
  • ontwikkelingsvisie.
  • holistische benadering.
  • ontwikkelen/ trainen.
  • wat kan men wel.
  • naar client luisteren.
  • extramuraal mogelijk.
  • normalisatie.
19
Q

het burgerschapsmodel/ burgerschapsparadigma ( na 1990)

A

-inclusiegedachte: onderdeel van samenleving
- deelname aan gewone voorzieningen.
- mensen met rechten en plichten.
- ondersteunen.
- mening burger is leidend.
- deconcentratie en transmuralisering, buiten muren.
- integratie/ inclusie

20
Q

wat houdt burgerschap in

A

deel uitmaken van de samenleving.
het totale leven speelt zich af in de maatschappelijke context.

21
Q

waarom is het lastig voor onze samenleving om mensen met een beperking toe te laten?

A
  1. we moeten niet alleen rekening houden met de V.B.’ers maar ook met de kenmerken van hun samenleving
  2. er is een grote diversiteit binnen de groep beperkten dus er is geen eenvoudige oplossing.
  3. het verkrijgen van een plek in de samenleving is een proces.
  4. mensen zonder beperking moeten dan privileges opgeven/ investeren
22
Q

wat is nodig voor mensen met een beperking

A

keuzevrijheid.
participatie.
ontwikkeling.
respect, privacy en veiligheid.
familie, vrienden en sociale contacten.
persoonlijk ondersteuningsplan.

23
Q

wat is keuzevrijheid

A

door het maken van keuzes geef je uitdrukking aan je identiteit

24
Q

wat is doelrationeel handelen/ zweckrational

A

doel van de interactie. maakt het heel moeilijk voor mensen die dit niet kunnen om mee te gaan in de samenleving. beïnvloedt grotendeels onze interacties.

25
wat valt onder rationeel handelen
doelrationeel handelen en waarderationeel handelen
26
wat valt onder niet rationeel handelen
affectueel handelen en traditioneel handelen.
27
wat zijn voorwaarden voor succesvolle interacties
- consensus, succesvolle interactie gaat ervan uit dat partijen het eens zijn over welk gedrag zij mogen verwachten. - mensen geven zin aan elkaars handelen en stemmen dit op elkaar af (working concensus). - gebaseerd op uitwisseling van dingen die men elkaar te bieden heeft.
28
wat is deviantie
wanneer mensen in min of meer zichtbare mate afwijken van de algemeen geldende normen en waarden
29
hoe probeert de samenleving het doen, laten en denken van mensen te beinvloeden
door sociale controle
30
wat zijn verklaringen voor deviantie
biologisch en psychologisch
31
wat zijn sociologische verklaringen voor deviantie
- afwijkend gedrag duidt niet op een individueel probleem. -het is een kwestie van beoordeling op basis van een sociale definitie. - momentopname!
32
juist of onjuist' wat wel of niet normaal is wordt bepaalt door mensen die de macht hebben
juist
33
wat zijn dysfunctionele ( negatieve) gevolgen van deviantie
- afwijkend gedrag kan zorgen voor desorganisatie binnen een maatschappij. - niet-overtreders zullen niet meer bereid zijn om hun rol adequaat te vervullen. - afwijkend gedrag kan het gevoel van vertrouwen in een samenleving aantasten.
34
wat zijn functionele ( positieve) gevolgen van deviantie
- soms is het een bewuste keuze om het algemeen belang te dienen (staken). - deviante kan fungeren als veiligheidsklep ( gedoogbeleid). - kan leiden tot duidelijkere regelgeving.
35
wat is anomie volgens durkheim
wanneer er binnen een samenleving sprake is van een gebrek aan overeenstemming tussen de aanwezige culturele doelen/ verlangens en de algemeen aanvaardbare middelen/ normen om deze doelen te bereiken.
36
waardoor komt anomie volgens merton
aan het gebrek van overeenstemming tussen de cultuur en structuur van een samenleving.
37
wat zijn mertons aanpassingsvormen
retraitisten, ritualisten, vernieuwers( innovatieven), conformisten, rebellen.
38
wat zijn de kenmerken van retriatisten
zij hebben geprobeerd zich de doelen eigen te maken maar daar zijn ze niet in geslaagd. hebben gaandeweg de doelen en middelen van de samenleving verworpen. moeilijk te behandelen, geloven niet in doelen ( zwervers).
39
wat zijn de kenmerken van ritualisten
hebben de hoop opgegeven de voorgeschreven doelen van de samenleving te kunnen bereiken. houden zich wel aan de normen en legitieme middelen van de samenleving.
40
wat zijn kenmerken van de vernieuwers, innovatieven
hebben de voorgeschreven doeleinde overgenomen zonder te normen te hebben geïnternaliseerd die betrekking hebben op de middelen waarmee dit doel legitiem mag worden bereikt. criminelen!
41
wat zijn de kenmerken van de conformisten
accepteren de doelen die de cultuur hen aanprijst. hebben zich de normen eigen gemaakt. houden zich aan de regels
42
wat zijn kenmerken van de rebellen
willen de doelen en middelen niet accepteren. willen doelen samenleving omver gooien en nieuwe voor in de plaats zetten. terroristen!