psychologie Flashcards

1
Q

wat is het biologisch perspectief

A

wie je bent wordt sterk bepaalt door je biologische constitutie.
lichamelijke factoren zijn sterk van invloed op persoon en diens gedrag.

bijv DNA, motoriek, zintuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat werd in de 20e eeuw onderzocht bij de hersenen

A

neuron-doctrine van Cajal.
`zenuwcellen zijn bouwstenen van de hersenen.
bevestigd door elektronenmicroscoop uit 1931.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat werd er in 1929 duidelijk na onderzoek in de hersenen

A

met EEG. eerste elektronische potentialen levend gemeten door hans berger.
waar zit wat? ontdekkingen mogelijk. neuromarkteing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat hebben Otto Loewie en Henry hallet Dale ontdekt

A

neurontransmitter acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welk model voor onderzoek naar de hersenen is er nu

A

neurale netwerk model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het centrale zenuwstelsel

A

hersenen en ruggenmerg.
dikke strengen, drukke snelweg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is perifere zenuwstelsel

A

autonome en somatische zenuwstelsel.
vertakkingen van CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat doet het somatische zenuwstelsel

A

communicatie met de buitenwereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het autonome zenuwstelsel

A

sympathische zenuwstelsel en het parasympatische zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat doet het sympatische zenuwstelsel

A

gaat aan bij stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar is het CZS opgericht

A

hersenen coördineren lichaamsfuncties, en ruggenmerg verbidt hersenen en perifere zenuwstelsel.
hoofdkwartier!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar is het perifere zenuwstelsel (autonoom) op gericht

A

boodschap naar de interne organen en klieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar is het perifere zenuwstelsel ( somatisch) op gericht

A

communicatie met de buitenwereld via skeletspieren en zintuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar is het autonome zenuwstelsel ( sympatisch) op gericht

A

stimuleert bij stress. fight or flight

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waar is het autonome zenuwstelsel op gericht ( parasympatisch)

A

routine in stand en kalmerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat doet het gebied van wernicke

A

het begrijpen wat je zegt.
als dit niet goed functioneert zal iemand na een keer niet goed weten wat je bedoelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat doet de cerebrale cortex

A

is betrokken bij complexe mentale processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat doet de thalamus

A

geleidt sensorische informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat doet de optische baan

A

zicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat doet de hypothalamus

A

reguleert de interne toestand van het lichaam. honger en eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat doet de amygdala

A

betrokken bij emotie en herinnering. angst en ongerustheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat doet de hypofyse

A

reguleert klieren in het gehele lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat doet de hippocampus

A

betrokken bij herinnering. leren en geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat doet de hersenstam

A

bepaalt het algemene niveau van alertheid van het lichaam en bestuurt het waarschuwingssysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat doet het ruggenmerg
is verbindingsroute voor neurale vezels van en naar de hersenen
26
wat is het cerebellum
bestuurt gecoördineerde bewegingen
27
wat doet de pons
betrokken bij het reguleren van slaap
28
wat doet de formatio reticularis
reguleert alertheid
29
wat doet het limische systeem
reguleert emoties en gemotiveerd gedrag
30
wat is het corpus callosum
een dikke bundel zenuwcellen waardoor de 2 helften zijn verbonden
31
wat is het gebied van bronca
productie van taal. wat je denkt kunnen uitdrukken
32
wat is de optimale band van een prikkel/ optimale spanningsgebied
waar je kunt blijven denken en voelen tegenlijk
33
wat is onderprikkeld zijn
hypo arousal. afgestompt, onderdanig, gevoelloos
34
wat is overprikkeld zijn
hyper arousal. impulsief, paniek, overlevingsreacties.
35
wat is de functie van spiegelneuronen
laten ons in onszelf doen en voelen wat we bij anderen zien.
36
wat doen spiegelneuronen
nodig om taal te leren. helpt ons anderen qua gedrag voorspelbaar te maken ( intenties herkennen, niet begrijpen).
37
waar liggen de spiegelneuronen
liggen verspreid in de hersenen, maar vooral in het motorische deel van de frontaalkwabben.
38
wat doet associatiecortex, primair
maken eerste vertaalslag op binnengekomen info. bijv letters en klanken
39
wat doet associatiecortex, secundair
interpreteren binnen gekomen info. zo worden interne en externe prikkels omgezet in informatie die op diverse plekken verwerkt wordt en opgeslagen. koppelen, plannen, beslissen, actie ondernemen.
40
wat is de definitie van een verstandelijke beperking
een gegeneraliseerde vertraging of belemmering van de ontwikkeling van de intellectuele en adaptieve vermogens.
41
hoe gaat de diagnose van een verstandelijke beperking
IQ test en klinische beoordeling M.B.T. adaptief functioneren.
42
wat is adaptief functioneren
persoonlijke onafhankelijkheid kunnen uitoefenen en sociale verantwoordelijkheid kunnen nemen.
43
de persoon laat tekortkomingen zien in...
conceptuele, sociale en praktische domein
44
wat gebeurt in het conceptuele domein
geheugen, taal, lezen, schrijven, rekenkundig, probleemoplossend, nieuwe situaties beoordelen.
45
wat gebeurt in het sociale domein
empathie, interpersoonlijke communicatie, vriendschap, sociaal oordelingsvermogen.
46
wat gebeurt in het praktische domein
leervermogen, zelfmanagement.
47
de hersenen van een VB'er verwerken hersenen moeizaam en trager door problemen met...
alertheid, aandacht en concentratie
48
wat houdt alertheid in?
wakker zijn, thalamus selecteert binnenkomende prikkels, komende van binnen/buiten uit.
49
wat houdt aandacht in?
het bewustzijn concentreert zich op 1 item in het werkgeheugen
50
wat houdt concentratie in
de tijdsduur van de aandacht geeft de nare van concentratie aan. moet je deels aanleren voordat het automatisch/ onbewust gebeurt.
51
wat zijn de oorzaken van een V.B volgens het 4 assenmodel
biomedisch, sociaal, gedrag, onderwijs- as
52
wat houdt de sociale as van het 4assenmodel in
responsiviteit van verzorgers, stimulering
53
wat houdt de gedragsas in van het 4assenmodel
door ongelukken voor het 3e levensjaar, drugsgebruik moeder
54
wat houdt de onderwijsas in van het 4assenmodel
beschikbaarheid van onderwijs
55
wat zijn de 3 criteria van een V.B
1. significante beperking in inteliggentie 2. gelijktijdig optredend met een significante beperking in het adaptieve gedrag. 3. het optreden van deze beperkingen voor het 18e levensjaar.
56
wat is een iq test
meet intelligentie. behaalde score van de test vergelijken met die van relevante normgroepen.
57
welke vaardigheden vallen onder intelligentie
redeneervermogen, plannen, probleem oplossen, abstract denken etc. inzicht in alledaagse omgeving, doorzien van gebeurtenissen op ons heen wijst niet naar schoolse vaardigheden!!
58
wat is assimilatie
eerst herhalen van de oude vertrouwde patronen om de wereld te begrijpen. schema verdiepen, same schema!!
59
wat is accomodatie
veranderen van schema's als informatie niet meer in een bestaand schema past. nieuw schema nodig, change!!
60
wat is adaptie
weer evenwicht ervaren tussen oude vertrouwde patronen en toegevoegde nieuwe schema's en zich daarmee aanpassen aan de omgeving. balans herstellen!! als dit niet goed werkt> veel verwarring.
61
Zeer ernstige V.B. (Seo model) leeftijd en fase
tot 2 jaar. bereikt alleen eerste adaptie ( 0-6 m) en socialisatiefase ( 6m- 2j).
62
ernstige vb. ( seo model) leeftijd en fase
2-4 jaar. bereikt alleen eerste individuatiefase
63
matige vb. ( seo model) leeftijd en fase
3-7 jaar. bereikt alleen eerste idenficitatiefase
64
lvb ( seo model) leeftijd en fase
7-12 jaar. bereikt realiteitsbewustwording.
65
welk IQ hoort bij zeer ernstige vb
lager dan 20/25.
66
wat hoort er bij eerste adaptie en socialisatiefase
- fysiek/ zintuigelijke orientatie en exploratie. - gericht op ouder/ verzorger. - kan in paniek raken als ouder weg is, geen objectpermanentie. - opbouwen van basale emotionele veiligheid. - geen gericht contact met leeftijdsgenoten, wel interesse
67
welk IQ hoort bij ernstige vb
20/25- 35/40.
68
wat hoort bij eerste individuatiefase
- besef van eigen persoon en wil. - nabijheid van belangrijke ander is een must. - zoektocht naar grenzen: grenzen aanbieden, maar binnen die grenzen mensen eigen regie laten ervaren. - communicatie over het hier en nu. niet over morgen of wat geweest is.
69
welk IQ hoort bij een matige vb
35/40- 50/55.
70
wat hoort bij de eerste identificatiefase
- over zichzelf spreken in ik vorm. - kan op eigen benen staan. - kan zichzelf staande houden in vertrouwde omgeving. - bij nieuwe situaties is vertrouwen en nabijheid nodig. - contacten met anderen dan vertrouwde omgeving. - kunnen plezier halen uit contact met anderen. - kunnen dingen terug vertellen.
71
wat is het IQ van een lvb
50/55- 70
72
wat hoort bij de realiteitsbewustwording fase
- inzicht in sterke/ zwakke kanten van zichzelf en anderen. - bewust van anders zijn, mogelijk acceptatie. - zelf sociale contacten onderhouden. - regels sociaal gedrag kan worden aangeleerd. - aandacht en concentratie kan langere tijd.
73
in welke ontwikkelingsfase van piaget zit de zeer ernstige V.B.
sensori motorische fase
74
in welke ontwikkelingsfase van piaget zit de ernstige v.b.
pre-operationele fase
75
in welke ontwikkelingsfase van piaget zit de matige v.b
pre-operationele fase.
76
in welke ontwikkelingsfase van piaget zit de lvb
formeel operationele fase ( beginnend)!