Sociale waarneming (H5) Flashcards
Percept & Concept
Percept: Het beeld dat we ons vormen van wat uiterlijk waarneembaar is.
Concept: Het idee dat ontstaat over iemands innerlijke persoonlijkheid = een gedachtenconstructie
Belang fysieke uiterlijk (op beeldvorming)
- Reanimatiepoging wordt langer doorgezet bij ‘knappere’ personen.
- Fysieke eigenschappen gezicht
In 1/10e van een seconde wordt er een indruk gevormd over betrouwbaarheid, dominantie, … bij het zien van een gezicht.
Belang van gedrag op beeldvorming
Gedrag draagt bij aan het beeld dat mensen van ons maken. Denk aan iemand die een dumbell curlt in school.
Gedrag wordt sterk beïnvloed door de situatie en de rol die we spelen.
Belang van non-verbaal gedrag op beeldvorming
- De 7-38-55-procentregel
7% van de indruk wordt bepaald door wat iemand zegt.
38% van de indruk wordt bepaald door de toon waarmee iemand iets zegt.
55% van de indruk wordt bepaald door zijn lichaamstaal.
In normale omstandigheden klopt deze regel niet. - Gelaatsexpressies (gezichtsuitdrukking)
We leiden veel info af uit iemand zijn gelaatsexpressie. Denk aan oogcontact. - Gebaren
- Lichaamshouding
- Stemgebruik
Deze processen gebeuren meestal onbewust, soms kan je er actief invloed op uitoefenen.
Het attributieproces
De eigenschappen die we iemand toeschrijven op basis van wat we bij die persoon waarnemen.
Oorzaken van gedrag kunnen intern of extern zijn.
Het covariatiemodel als attributietheorie
Drie criteria die in het attributieproces een rol kunnen spelen
- Consensus (bij wie gebeurt het?)
- Consistentie (Hoe vaak gebeurt het?)
- Distinctiviteit of onderscheid (Waar gebeurt het?)
Door deze met elkaar te combineren komen we tot een veel verfijndere analyse voor interne of externe attributie.
ZIE STUDIEFIGUUR
De fundamentele attributiefout
De neiging om de oorzaak van het gedrag toe te schrijven aan de persoon zelf en niet de situatie. Enkel als een externe verklaring zich opdringt zullen we externe oorzaken toekennen.
Vb. Jan ziet iemand grunten in de gym en vind het meteen een ego-lifter. Yonas komt naar hem toe en vertelt hem echter dat dit nodig is, wanneer er zo veel druk op je staat tijdens een lift moet die druk snel ontsnappen in de vorm van een grunt (externe verklaring).
Het tweestappenmodel
Het corrigeren van ondoordachte conclusies.
Het actor-observatoreffect
Eigen gedrag eerder extern attribueren, dit komt door het duidelijke beeld wat we over onszelf hebben en de situatie daarbij.
Andermans gedrag eerder intern attribueren.
Het actor-observatoreffect is het verschil in attributie na het veranderen van een perspectief. Je bent een observator en veranderd even in een ‘actor’ voor de persoon waar je je op inleeft.
Impact van de gevolgen bij attribueren
Wanneer het blijkt dat er zware gevolgen zijn aan bepaald gedrag, attribueren we het intern.
Motivationele vertekeningen
Zelfbedieningstendens(zichzelf wegcijferende tendens): Successen intern attribueren en mislukkingen extern attribueren.
Cultuur kan hier invloed op hebben. Individualistische culturen zijn in lijn met de tendens, maar collectivistische culturen niet.
Informatie-integratietheorie
Vorming van een beeld over iemand gaat niet simpel over een optelsom of over een gemiddelde.
Deelindrukken worden niet eenvoudig bij elkaar opgeteld. Ze worden met elkaar in verband gebracht en kunnen daardoor een heel andere betekenis krijgen – afhankelijk van de plaats die ze ten opzichte van elkaar innemen.
Sommige deelindrukken krijgen meer gewicht dan andere. Denk aan voorrangseffect.
Voorrangseffect
Een eerste indruk van iemand heeft een grotere impact op beeldvorming dan wat nadien komt.
Recentheidseffect
Laatste indruk heeft een speciale invloed.
Centrale en perifere eigenschappen
Centrale eigenschappen hebben een sterke invloed op de beeldvorming (uitbundig en afstandelijk). Perifere eigenschappen hebben veel minder invloed op de beeldvorming.