Groepsperceptie (H6) Flashcards

1
Q

Groepsperceptie

A

Spontaan hebben we de neiging om mensen in te delen in groepen.

We maken cognitieve schema’s:
- Helpt ons om duidelijk te zien en onze wereld te ordenen
- Kan een probleem zijn als we die categorieën te strikt gaan hanteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociale categorisering

A

De aan- of afwezigheid van bepaalde kenmerken zorgen ervoor dat we mensen in een bepaalde (sociale) groep plaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prototype

A

Het geheel van eigenschappen waarmee de ene groep zich onderscheidt van een andere. Dit kan op een aantal manieren:
- Descriptieve component
Kenmerken die je bij een persoon meestal kan verwachten. Denk aan Amerikaanse politie, dan denk je ook meteen “trigger happy”.
- Evualitieve component
De categorie waarin je iemand in onderbrengt. BV. Hogere of lagere status toedienen aan persoon.
- Prescriptieve component
Er gaan gedragingen samen met het prototype die niet of wel gesteld mogen worden.

De functie van een prototype is om met zo weinig mogelijk info een beeld te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Categorisering kan storend zijn + (assimilatie en contrast)

A

Categorisering kan ook storend werken: het gaat om een simplificatie van de gevarieerde werkelijkheid zodat belangrijke details uit het oog worden verloren.

  • Assimilatie: verschillen binnen de categorie minimaliseren.
  • Contrast: uitvergroten van de verschillen tussen categorieën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale identiteitstheorie

A

Naast een persoonlijke identiteit hebben we ook één of meer sociale identiteiten.
Sociale identiteiten: het besef lid te zijn van een bepaalde groep, plus de gevoelens en waardering die zo’n lidmaatschap met zich meebrengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil in de behandeling van de wij- en de zij groep.

A

Wij-groep = de groep waar we zelf tot behoren
Zij-groep = alle andere groepen

  • We zijn het liefst lid van een positief gewaardeerde groep. Maar om tot zo’n groep te kunnen behoren worden soms allerlei gimmicks uitgehaald, waardoor de groep als positiever wordt ervaren dan zij in feite is.
  • Door de kwaliteiten van de wij-groep te benadrukken en de negatieve eigenschappen te relativeren wordt ons zelfbeeld opgekrikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De minimale groepssituatie

A

Minimale groep: fictieve verzameling van mensen die op willekeurige basis zijn samengebracht; geen verschillen behalve een onbeduidende eigenschap die van buitenaf is opgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wij-groep favoritisme

A

Het bevoordelen van de eigen groep ten koste van andere groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

“Ik” wordt “wij”

A

In sommige omstandigheden vervaagt de grens tussen het individu en de groep (bijvoorbeeld voetbalsupporters)
- Vooral identificeren met de groep om het eigen zelfwaardegevoel te verhogen.
- Als de groep verliest spreken over “zij”(extern). Als de groep gewonnen heeft spreken over “wij”(intern).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Houding tegenover de wij-groep

A
  • Neiging om mensen uit de wij-groep te begunstigen in woord en daad. (tendens wordt sterker naarmate de verbondenheid groter wordt)
  • Positief gedrag intern attribueren
  • Negatief gedrag extern attribueren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Houding tegenover de zij-groep

A
  • Zij-groep homogeniteit: de indruk dat de leden van de zij-groep veel meer op elkaar lijken dan de leden van de eigen groep
  • Zij-groepsbenadeling: we maken een negatieve evaluatie van groepen waartoe we zelf niet behoren.

Denk aan experiment met kinderen met bruine ogen, die benadeeld werden. De effecten hiervan waren groot en emotioneel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stereotype

A

Een verzameling relatief onveranderlijke, simplistische over -generalisaties over een groep of klasse van mensen.

Het (on)waarheidsgehalte van stereotypen:
- Simplistische over generalisaties: een kern van waarheid die gaandeweg worden uitvergroot tot een karikatuur.
- Eigenschappen zijn vaag en subjectief.
- Eigenschappen kunnen niet op alle leden van de groep worden toegepast.

Stereotype worden in stand gehouden door:
- Kenmerken die niet in ons cognitieve schema passen. Die kenmerken worden genegeerd.
- Subcategorisering
Info die tegen het stereotype ingaat, extern attribueren.
- Zelf uitlokken van stereotype gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kenmerken van een vooroordeel.

A

Gaat in twee richtingen en kan positief of negatief zijn.
Verschillende componenten:
- Emotioneel component;
- Cognitief component (stereotype/sociale categorie);
- Gedragscomponent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gevaar bij dreiging of strijd + stereotype

A

Stereotypen kunnen toenemen wanneer er een soort dreiging of strijd is tussen twee groepen
- Indien de identificatie met de groep groter is zullen er ook extremere stereotypen ontstaan. –> Ook meer vooroordelen en kans op discriminatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Negatieve en positieve stereotypen

A

Negatief stereotype –> nadruk op negatieve kenmerken in een stereotype.
Positieve stereotype –> nadruk op positieve kenmerken in een stereotype.
Dit kan leiden tot stereotype bedreiging.
Positieve –> Kunnen onrealistisch hoge verwachtingen oproepen, er kan een negatieve ondertoon in doorklinken. Denk aan oordeel over ‘oerkracht’ van zwarten en hun ‘wilde’ muziek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Illusoire correlaties

A

Mensen zijn geneigd om bij het percipiëren van sommige groepen, correlaties te zien die in de realiteit niet aanwezig zijn.

17
Q

Ultieme attributiefout

A

Voor een hele bevolkingsgroep wordt het gedrag intern geattribueerd zonder rekening te houden met externe omstandigheden.

Denk aan alle Nederlanders zijn gierig.

18
Q

Activeren van stereotypen

A
  • Bedreiging van zelfbeeld
    Zelfwaarde beschermen door zij-groep aan te vallen.
  • Vooringenomenheid
    Stereotiepe opvatting is onderdeel van identiteit van een groep. vb. student die een leeftijdsgenoot niet verder ziet studeren zal hem labelen als ‘dom’.
  • Confrontatie
    Iemand ontmoeten die duidelijke tot een stereotype groep behoort.
  • Opmerken van stereotype kenmerken
19
Q

Discriminatie (en een beetje vooroordelen)

A

De beoordeling of behandeling is niet meer gebaseerd op de persoonlijke vaardigheden maar op het feit dat hij lid is van een bepaalde groep.
Racisme (etniciteit), seksisme (gender), agisme (leeftijd)

Het tweestappenmodel kan dit proces verminderen (stereotype, discriminatie en vooroordelen).

Vooroordelen steken de kop op zodra de omstandigheden daar gunstig voor zijn.

20
Q

Autoritarisme en sociale dominantie

A

Beide zijn het persoonlijkheidsfactoren die een rol spelen in het hiërarchisch denken. Deze factoren staan negatief tegenover het promoten van meer gelijkheid.

21
Q

Impliciete associatietaak

A

Een impliciete manier om mate van racisme te meten.

22
Q

Vooroordelen onderdrukken en corrigeren

A

Onderdrukken van vooroordelen
- Slechts een beperkt effect
- Na onderdrukking stereotype is het gevaar van boemerang- of terugkaatsingseffect aanwezig, als het stereotype toch zijn stereotype kant laat zien.

Corrigeren van vooroordelen
- SRP-model
Dit is een manier om vooroordelen te corrigeren. ZIE STUDIEFIGUREN

23
Q

Decategorisering

A

De opdeling tussen wij en zij minder groot te maken.
Contacthypothese van Allport:
Contact met een gestereotypeerde groep pakt positief uit, hiervoor zijn een aantal voorwaarden.
- Wederzijdse afhankelijkheid
Bv. gemeenschappelijk doel bereiken. Er is geen machtspositie over de ander.
- Geen statusverschillen
Ze ontmoeten elkaar als gelijken.
- Geen stereotyperende bevestigende kenmerken
- Elkaar persoonlijk ontmoeten
Je ontmoet elkaar als individu en niet als onderdeel van een groep.
- Positief klimaat/omgeving

24
Q
A