Sociaal werk in de stad Flashcards

1
Q

Mega city

A

steden met meer dan 10 miljoen inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zwaartepunt van urbanisatie

A

Azië, Zuid-Amerika en in de komende decennia Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doelstellingen VN
Sociaal werk in de stad

A

tegen 2030 voor iedereen toegang voorzien tot adequate, veilige en betaalbare huisvesting en basisdiensten, en sloppenwijken verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oorzaken urbanisatie

A

verschuiving werkgelegenheden
opleidingsmogelijkheden
voorzieningen (vultuur, gezondheid, transport, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken stadsleven

A

gebrek aan publieke ruimte
leefbaarheid
armoede
onveilheids gevoel
mensen met onwettig verblijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

leefbaarheid

A
  • De leefbaarheid is lager in armere wijken
  • In rijke buurten vind je meer parken en bossen terug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociale cohesie in de stad en in de wijk

A

Er moet samenhang en verbondenheid zijn tussen mensen
Mensen moeten waarde en nomen met elkaar kunnen delen om zich met hen te kunnen identificeren
Iedereen moet deelnemen en participeren
Het heeft een positieve invloed op de mentale gezondheid en de fysieke gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aankomstwijken

A

een wijk waar veel migranten aankomen. De mensen die hier aankomen zijn op zoek naar een beter leven. Zij zijn niet van plan om lang in deze wijk te blijven
* In Antwerpen  noord
* Er is weinig participatie want we gaan hier toch weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gentrificatie

A

opwaarderen van een buur met als doel om de ‘verloedering’ aan te pakken en rijke inwoners aan te trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fases gentrificatie

A

1) Opwaardering van huizen (koopwoningen, duurdere huurwoningen)
2) Sociale ‘opwaardering’ (armere buurtbewoners vertrekken en worden vervangen door middenklasse)
3) Voorzieningen volgen (Bruin café wordt vervangen door hippe horeca, cultuurhuizen, sportvoorzieningen, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

groepen daklozen

A
  • Vrijwillige: willen niet terug naar huis
  • Onvrijwillige: BV uit huis gezet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

NEET jongeren

A

Not in Education, Employment or Training
* Niet vertrouwd met het reguliere aanbod van ‘jeugdbeweging’ of participatie via Jeugdraad
* Geen vertrouwen in participatiekanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zelforganisatie

A

Divers qua activiteiten (sociaal en cultureel)
Zeer laagdrempelig (starten vaak vanuit culturele initiatieven en faciliteren het stellen van een hulpvraag)
Herkenbaar en toegankelijk
Mensen zonder wettig verblijf gaan hier sneller heen dan de professionele hulpverlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uitdagingen zelforganisatie

A
  • Bonding vs. Bridging?
  • Professionalisering
  • Samengaan met regulier sociaal werk?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

burgerinitiatieven

A

Stimuleren betrokkenheid van burgers (maar is ‘blijvend’ werken)
Hangen niet af van subsidies
Kunnen de politieke agenda van onderuit beïnvloeden (vb. Ademloos)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uitdagingen burgerinitiatieven

A
  • Werk verbindend
  • Geef vertrouwen
  • ! Uitsluitingsmechanismen
  • Wees burgerlijk ongehoorzaam
17
Q

uitdagingen publieke ruimte

A
  • *Hoe creëer je een inclusieve publieke ruimte?
  • (Gender, etnisch-cultureel, leeftijd, …)