SM2.1. Statica Flashcards

1
Q

Welke kracht is gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De resulterende kracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
B)) De wrijvingskracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
C)) De resterende kracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
D)) De normaalkracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
E)) De reactiekracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.

A

Oplossing;
A)) De resulterende kracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noemt men de kracht die bij een systeem de (vectoriële) som is van de verschillende krachten die daarop inwerken.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De ‘gecomposeerde kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daarop inwerken.
B)) De ‘gecombineerde kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daarop inwerken.
C)) De ‘samengestelde kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daarop inwerken.
D)) De ‘resulterende kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daarop inwerken.
E)) De ‘sommerende kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daarop inwerken.

A

Oplossing;
D)) De ‘resulterende kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daarop inwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat geeft de valversnelling weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De valversnelling is de zwaartekracht die een object ervaart terwijl het valt.
B)) De valversnelling is de versnelling die een gewicht ondergaat wanneer het onderhevig is aan de zwaartekracht.
C)) Valversnelling is de versnelling als gevolg van zwaartekracht die een object ondervindt wanneer er geen andere weerstandskracht zijn.
D)) De valversnelling is de versnelling die de beweging van een object in vrije val vertraagt. (dit is de reden waarom iemand in vrije val niet oneindig blijft versnellen.)

A

Oplossing;
C)) Valversnelling is de versnelling als gevolg van zwaartekracht die een object ondervindt wanneer er geen andere weerstandskracht zijn.

Opmerking(en):
B)) Het zal de massa zijn die een versnelling ondergaat, niet het gewicht. Gewicht is namelijk de kracht die een voorwerp ondervindt o.w.v. de zwaartekracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvan is Newton (N) de eenheid van?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Druk
B)) Vermogen
C)) Mechanische spanning/stress
D)) Kracht
E)) Energie

A

Oplossing;
D)) Kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is gewicht?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Gewicht is de kracht die een voorwerp ervaart als gevolg van de zwaartekracht.
B)) Gewicht is een maat voor hoeveel massa er zich per volume-eenheid bevindt.
C)) Gewicht is een maat voor de hoeveelheid materie dat een voorwerp bezit en zal ongeacht de locatie overal hetzelfde zijn.
D)) Gewicht is de aantrekkingskracht van een voorwerp.
E)) Gewicht geeft aan hoe groot de zwaartekracht is per kilogram aan massa. Hoe groter het gewicht, hoe harder de zwaartekracht trekt per kilogram aan massa.

A

Oplossing;
A)) Gewicht is de kracht die een voorwerp ervaart als gevolg van de zwaartekracht.

Opmerking(en):
Algemeen: Deze definitie kan ook anders verwoord worden, bijvoorbeeld; Gewicht is een maat voor de kracht die een voorwerp op zijn ondersteuning of ophanging uitoefent
B)) De hoeveelheid massa per volume-eenheid is de dichtheid.
C)) Massa is een maat voor de hoeveelheid materie.
D)) Het antwoord is te vaag; aantrekkingskracht door wat en op wat?
E)) De sterkte van de zwaartekracht op een bepaalde plaats wordt weergegeven door de valversnelling. De valversnelling wordt meestal uitgedrukt in m/s², maar kan ook aanzien worden als de kracht per massa-eenheid. Zo wel een valversnelling van 9,81 N/kg zeggen dat de zwaartekracht 9,81 N is per kilogram aan massa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is zwaartekracht?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Zwaartekracht is een maat voor die hoeveelheid materie dat een voorwerp bezit en zal ongeacht de locatie overal hetzelfde zijn.
B)) Zwaartekracht geeft aan hoe groot het gewicht is per kilogram aan massa. Hoe groter de zwaartekracht, hoe harder het gewicht trekt per kilogram aan massa.
C)) Zwaartekracht is de kracht die een voorwerp ervaart als gevolg van zijn gewicht.
D)) Zwaartekracht is de aantrekkingskracht van twee voorwerpen met een massa.
E)) Zwaartekracht is de kracht die een voorwerp uitoefent een ondersteuning.

A

Oplossing;
D)) Zwaartekracht is de aantrekkingskracht van twee voorwerpen met een massa.

Opmerking(en):
C)) Omgekeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een wrijvingskracht?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een wrijvingskracht is de kracht die nodig is om een voorwerp in beweging te krijgen.
B)) Een wrijvingskracht is een weerstandskracht die enkel ontstaat als het gevolg van twee voorwerpen die t.o.v. elkaar trachten te bewegen.
C)) Een wrijvingskracht is een weerstandskracht die enkel ontstaat als het gevolg van twee voorwerpen die t.o.v. elkaar bewegen.
D)) Een wrijvingskracht is de kracht die nodig is om een voorwerp op zijn plaats te houden.
E)) Een wrijvingskracht is een weerstandskracht die ontstaat als het gevolg van twee voorwerpen die t.o.v. elkaar bewegen of trachten te bewegen.

A

Oplossing;
E)) Een wrijvingskracht is een weerstandskracht die ontstaat als het gevolg van twee voorwerpen die t.o.v. elkaar bewegen of trachten te bewegen.

Opmerking(en):
A)) De wrijvingskracht gaat de reactiekracht zijn op de kracht die het voorwerp in beweging brengt of tracht te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kan je algemeen gezien zeggen over de zin van de wrijvingskracht?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De zin van de wrijvingskracht is nog van andere factoren afhankelijk.
B)) De zin van de wrijvingskracht is altijd volgens de zin waarin het voorwerp beweegt of tracht te bewegen.
C)) De zin van de wrijvingskracht is altijd tegengesteld aan de zin waarin het voorwerp beweegt.
D)) De zin van de wrijvingskracht is altijd tegengesteld aan de zin waarin het voorwerp beweegt of tracht te bewegen.
E)) De zin van de wrijvingskracht is altijd volgens de zin waarin het voorwerp beweegt.

A

Oplossing;
D)) De zin van de wrijvingskracht is altijd tegengesteld aan de zin waarin het voorwerp beweegt of tracht te bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe verandert de grootte van een optredend moment als de afstand tot het rotatiepunt halveert terwijl de aangelegde kracht constant blijft?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De grootte van het optredende krachtmoment zal constant blijven.
B)) De grootte van het optredende krachtmoment zal vier keren kleiner worden.
C)) De grootte van het optredende krachtmoment zal halveren.
D)) De grootte van het optredende krachtmoment zal vier keren groter worden.
E)) De grootte van het optredende krachtmoment zal verdubbelen.

A

Oplossing;
C)) De grootte van het optredende krachtmoment zal halveren.

Opmerking(en):
Algemeen: M = F ∙ d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verandert de grootte van een optredend moment als de aangelegde kracht verdubbelt terwijl de afstand tot het rotatiepunt hetzelfde blijft?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De grootte van het optredende krachtmoment zal vier keren kleiner worden.
B)) De grootte van het optredende krachtmoment zal halveren.
C)) De grootte van het optredende krachtmoment zal vier keren groter worden.
D)) De grootte van het optredende krachtmoment zal verdubbelen.
E)) De grootte van het optredende krachtmoment zal constant blijven.

A

Oplossing;
D)) De grootte van het optredende krachtmoment zal verdubbelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zal de afstand tot het rotatiepunt moeten veranderen als men de aangelegde kracht halveert terwijl men toch het optredende moment constant wil houden?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De afstand tot het rotatiepunt zal vier keren zo groot moeten worden.
B)) De afstand tot het rotatiepunt zal vier keren zo klein moeten worden.
C)) De afstand zal dubbel zo groot moeten worden.
D)) Dit is niet mogelijk door de afstand tot het rotatiepunt te veranderen.
E)) De afstand zal half zo groot moeten worden.

A

Oplossing;
C)) De afstand zal dubbel zo groot moeten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe zal de afstand tot het rotatiepunt moeten veranderen als men het krachtmoment wil halveren terwijl men dezelfde kracht blijft aanleggen?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De afstand zal half zo groot moeten worden.
B)) De afstand zal dubbel zo groot moeten worden.
C)) Dit is niet mogelijk door de afstand tot het rotatiepunt te veranderen.
D)) De afstand tot het rotatiepunt zal vier keren zo groot moeten worden.
E)) De afstand tot het rotatiepunt zal vier keren zo klein moeten worden.

A

Oplossing;
A)) De afstand zal half zo groot moeten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe moet de aangelegde kracht veranderen indien men de afstand tot het rotatiepunt halveert terwijl men het optredende krachtmoment constant wil houden.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De aangelegde kracht moet verdubbelen.
B)) De aangelegde kracht moet vier keren zo groot worden.
C)) De aangelegde kracht moet vier keren kleiner worden.
D)) De aangelegde kracht moet halveren.
E)) Dit is niet mogelijk door de grootte van de aangelegde kracht te veranderen.

A

Oplossing;
A)) De aangelegde kracht moet verdubbelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe moet de aangelegde kracht veranderen indien men het optredende moment wil verdubbelen terwijl de afstand tot het rotatiepunt constant blijft?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Dit is niet mogelijk door de grootte van de aangelegde kracht te veranderen.
B)) De aangelegde kracht moet vier keren zo groot worden.
C)) De aangelegde kracht moet verdubbelen.
D)) De aangelegde kracht moet vier keren kleiner worden.
E)) De aangelegde kracht moet halveren.

A

Oplossing;
C)) De aangelegde kracht moet verdubbelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soort tandwiel is het minst geschikt voor het overbrengen van grote vermogens?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Tandwielen met rechte vertanding.
B)) Worm-Wormwielen
C)) Tandwielen met schuine vertanding.
D)) Planetaire overbrenging.

A

Oplossing;
A)) Tandwielen met rechte vertanding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvoor worden kegel- of conische tandwielen (“bevel gear”) met hetzelfde aantal tanden gebruikt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Het hoofddoel van deze tandwielen is om de grootte van de kracht te veranderen.
B)) Het hoofddoel van deze tandwielen is om een overbrenging onder hoek te realiseren.
C)) Het hoofddoel van deze tandwielen is om een (groot) MV te bekomen.
D)) Het hoofddoel van deze tandwielen is om de snelheid van het systeem te doen veranderen.

A

Oplossing;
B)) Het hoofddoel van deze tandwielen is om een overbrenging onder hoek te realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan je bij een worm-wormwiel overbrenging zeggen over de grootte van het MV (=mechanisch voordeel)?

In principe is dit level 2 en mag dus niet gevraagd worden, maar ik heb deze toegevoegd zodat je eens nadenkt wat MV algemeen is en hoe er MV ontstaat bij een worm-wormwiel.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Bij een worm-wormwiel overbrenging is het MV altijd gelijk aan 0.
B)) Bij een worm-wormwiel overbrenging is het MV altijd groter of gelijk aan 1.
C)) Bij een worm-wormwiel overbrenging is het MV altijd groter dan 1.
D)) Bij een worm-wormwiel overbrenging ligt het MV altijd tussen 0 en 1.
E)) Bij een worm-wormwiel overbrenging is het MV altijd groter dan 0.

A

Oplossing;
C)) Bij een worm-wormwiel overbrenging is het MV altijd groter dan 1.

Opmerking(en):
Algemeen: Aangezien het MV van een worm-wormwiel enkel afhangt van het aantal tanden van het wormwiel zal dit altijd een veel groter zijn dan 1. Een wormwiel met bijvoorbeeld 20 tanden zal een mechanisch voordeel opleveren van 20.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer worden kegel- of conische tandwielen gebruikt i.p.v. tandwielen met rechte vertanding?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Kegel- of conische tandwielen worden (i.p.v. tandwielen met rechte vertanding) gebruikt indien men de trillingen en het geluid wenst te verminderen.
B)) Kegel- of conische tandwielen worden (i.p.v. tandwielen met rechte vertanding) gebruikt indien de overbrengingsassen niet evenwijdig staan t.o.v. elkaar.
C)) Kegel- of conische tandwielen worden (i.p.v. tandwielen met rechte vertanding) gebruikt indien men een heel groot MV wenst te bekomen.
D)) Kegel- of conische tandwielen worden (i.p.v. tandwielen met rechte vertanding) gebruikt indien men heel grote vermogens wenst over te brengen.
E)) Kegel- of conische tandwielen worden (i.p.v. tandwielen met rechte vertanding) gebruikt indien men een zeer nauwkeurige overbrenging wenst te bekomen.

A

Oplossing;
B)) Kegel- of conische tandwielen worden (i.p.v. tandwielen met rechte vertanding) gebruikt indien de overbrengingsassen niet evenwijdig staan t.o.v. elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het mechanisch voordeel van een worm-wormwiel overbrenging als het wormwiel 24 tanden bezit? Is dit een koppelvermenigvuldiger of snelheidsvermenigvuldiger?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Niet te bepalen met deze gegevens.
B)) Een koppelversterker met een MV van 1/24.
C)) Een koppelversterker met een MV van 24.
D)) Een snelheidsversterker met een MV van 24.
E)) Een snelheidsversterker met een MV van 1/24.

A

Oplossing;
C)) Een koppelversterker met een MV van 24.

20
Q

Voor welke situaties is een worm-wormwiel overbrenging een goede keuze?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een worm-wormwiel overbrenging is een goede overbrenging indien men op zoek is naar een mechanisch voordeel dat geen veelvoud is van 1. (= 1, 2, 3, 4, …)
B)) Een worm-wormwiel overbrenging is een goede overbrenging indien men een (zeer groot) MV wenst te bekomen.
C)) Een worm-wormwiel overbrenging is een goede overbrenging indien men de snelheid drastisch wenst te vergroten.
D)) Een worm-wormwiel overbrenging is een goede overbrenging indien men een kracht van richting wenst te veranderen. Dit wil zeggen dat de aandrijfassen niet evenwijdig staan t.o.v. elkaar.
E)) Een worm-wormwiel overbrenging is een goede overbrenging indien er geen specifieke eisen gesteld worden en men op zoek is naar een goedkope overbrenging.

A

Oplossing;
B)) Een worm-wormwiel overbrenging is een goede overbrenging indien men een (zeer groot) MV wenst te bekomen.

Opmerking(en):
D)) De kracht verandert wel van richting, MAAR er zijn andere tandwielen als een richtingsverandering het hoofddoel is.

21
Q

Welke tandwieloverbrenging(en) kan men enkel aandrijven via de ingaande as? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk.)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Tandwielen met rechte vertandingen.
B)) Planetaire overbrenging.
C)) Wormwielen
D)) Tandwielen met schuine vertanding.
E)) Kegel tandwielen

A

Oplossing;
C)) Wormwielen

Opmerking(en):
Algemeen: Video: https://www.youtube.com/watch?v=n1Nid9yb8OE

22
Q

Welke tandwieloverbrenging is het beste geschikt voor het bekomen van een groot mechanisch voordeel?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Conische- of kegeltandwielen
B)) Planetaire overbrenging
C)) Tandwielen met rechte vertanding
D)) Worm-wormwiel overbrenging

A

Oplossing;
D)) Worm-wormwiel overbrenging

23
Q

Welke tandwieloverbrenging is het beste geschikt voor het overbrengen van een groot vermogen?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Tandwielen met rechte vertanding
B)) Worm-wormwiel overbrenging.
C)) Conische- of kegeltandwielen
D)) Planetaire overbrenging

A

Oplossing;
D)) Planetaire overbrenging

24
Q

Hoe groot is het MV bij een enkelvoudige, vaste katrol (“single fixed pulley”)?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) MV = 0,5
B)) Geen correct antwoord.
C)) MV = 1
D)) MV = 2

A

Oplossing;
C)) MV = 1

25
Q

Hoe groot is het MV bij een enkelvoudige, losse katrol (“single movable pulley”)?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) MV = 2
B)) MV = 1
C)) MV = 0,5
D)) Geen correct antwoord.

A

Oplossing;
A)) MV = 2

26
Q

Waarvoor wordt een enkelvoudige, vaste katrol (“single fixed pulley”) gebruikt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Het hoofddoel van een enkelvoudige vaste katrol is om een MV te bekomen.
B)) Het hoofddoel van een enkelvoudige vaste katrol is om de kracht van richting te doen veranderen.
C)) Het hoofddoel van een enkelvoudige vaste katrol is om de grootte van de kracht te veranderen.
D)) Het hoofddoel van een enkelvoudige vaste katrol is om de snelheid van het systeem te doen veranderen.

A

Oplossing;
B)) Het hoofddoel van een enkelvoudige vaste katrol is om de kracht van richting te doen veranderen.

27
Q

Bij een vaste katrol zal de kracht die men moet uitoefenen …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) even groot zijn als de last.
B)) half zo groot zijn als de last.
C)) dubbel zo groot zijn als de last.
D)) 4 keren zo klein zijn als de last.
E)) 4 keren zo groot zijn als de last.

A

Oplossing;
A)) even groot zijn als de last.

Opmerking(en):
Algemeen: Een vaste katrol zal enkel de kracht van richting doen veranderen. De kracht die men aanlegt is ook effectief de kracht bij de last.
B)) Dit zou zo zijn bij een losse katrol.

28
Q

Hoeveel keren groter of kleiner zal de kracht die men bij een losse katrol moet aanleggen zijn t.o.v. de last?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De kracht die men moet aanleggen is 4 keren zo klein als de last.
B)) De kracht die men moet aanleggen is 4 keren zo groot als de last.
C)) De kracht die men moet aanleggen is dubbel zo groot als de last.
D)) De kracht die men moet aanleggen is even groot als de last.
E)) De kracht die men moet aanleggen is half zo groot als de last.

A

Oplossing;
E)) De kracht die men moet aanleggen is half zo groot als de last.

Opmerking(en):
D)) Dit zou zo zijn bij een vaste katrol.

29
Q

Wat is de definitie van het zwaartepunt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Het zwaartepunt is het zwaarste gedeelte van een voorwerp.
B)) Het zwaartepunt is het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is.
C)) Het zwaartepunt is het punt waar het gewicht van het volledige voorwerp zichzelf opheft.
D)) Het zwaartepunt is het middelpunt van het voorwerp.

A

Oplossing;
B)) Het zwaartepunt is het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is.

Opmerking(en):
Algemeen: Het zwaartepunt is ook het aangrijpingspunt van de zwaartekracht.

30
Q

Welke kracht grijpt aan op het zwaartepunt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De liftkracht.
B)) De voortstuwingkract.
C)) De weerstandskracht.
D)) De massa.
E)) De zwaartekracht.

A

Oplossing;
E)) De zwaartekracht.

31
Q

Welke soort belasting/spanning treedt op als twee tegengestelde krachten, vlak langs elkaar werken in de lengterichting van een staaf?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Belasting op wringing (of wringspanning)
B)) Belasting op trek (of trekspanning)
C)) Belasting op afschuiving (of afschuifspanning)
D)) Belasting op buiging (of buigspanning)

A

Oplossing;
C)) Belasting op afschuiving (of afschuifspanning)

32
Q

Welke soort belasting/spanning treedt op als twee krachten, op de uiteinden van een staaf een koppel veroorzaken?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Belasting op buiging (of buigspanning)
B)) Belasting op wringing (of wringspanning)
C)) Belasting op afschuiving (of afschuifspanning)
D)) Belasting op trek (of trekspanning)

A

Oplossing;
B)) Belasting op wringing (of wringspanning)

33
Q

Welke soort belasting/spanning treedt op als er in de lengterichting van een staaf gebieden zijn met zowel trek- als drukspanning?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Belasting op afschuiving (of afschuifspanning)
B)) Belasting op buiging (of buigspanning)
C)) Belasting op wringing (of wringspanning)
D)) Belasting op trek (of trekspanning)

A

Oplossing;
B)) Belasting op buiging (of buigspanning)

34
Q

Welke soort belasting/spanning treedt op als twee tegengestelde krachten op de uiteinden van een staaf trekken?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) belasting op wringing (of wringspanning)
B)) Belasting op afschuiving (of afschuifspanning)
C)) Belasting op trek (of trekspanning)
D)) Belasting op buiging (of buigspanning)

A

Oplossing;
C)) Belasting op trek (of trekspanning)

35
Q

Hoe noemt men de eigenschap van een voorwerp om haar oorspronkelijke vorm terug aan te nemen nadat het vervormt is geweest?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Regeneratie
B)) Plasticiteit
C)) Elasticiteit
D)) Recuperatie

A

Oplossing;
C)) Elasticiteit

36
Q

Welke formule geeft het verband weer tussen druk, kracht en oppervlakte.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) p = A/F
B)) Er is geen verband tussen druk, kracht en oppervlakte.
C)) p = F∙A
D)) p = F/A

A

Oplossing;
D)) p = F/A

37
Q

Wat is het correct verband tussen druk, kracht en oppervlakte?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Druk = Oppervlakte / Kracht
B)) Druk = Oppervlakte ∙ Kracht
C)) Druk = Kracht / Oppervlakte
D)) Er is geen verband tussen druk, kracht en oppervlakte.

A

Oplossing;
C)) Druk = Kracht / Oppervlakte

38
Q

Wat is de eenheid van druk?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Pascal
B)) Nm²
C)) Kilogram
D)) Nm
E)) Pounds

A

Oplossing;
A)) Pascal

39
Q

Waarvan is Pascal (Pa) de eenheid?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Kracht
B)) Vermogen
C)) Gewicht
D)) Energie
E)) Druk

A

Oplossing;
E)) Druk

40
Q

Hoeveel Pascal is 1 bar?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 1 bar = 1 Pa
B)) 1 bar = 100 kPa
C)) 1 bar = 1/101325 Pa
D)) 1 bar = 1/100 kPa
E)) 1 bar = 101325 Pa

A

Oplossing;
B)) 1 bar = 100 kPa

41
Q

Hoeveel psi is 1 bar?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 1 bar ≈ 14,5 psi
B)) 1 bar ≈ 1/1.450.000 psi
C)) 1 bar ≈ 1/14,5 psi
D)) 1 bar = 1 psi
E)) 1 bar ≈ 1.450.000 psi

A

Oplossing;
A)) 1 bar ≈ 14,5 psi

42
Q

Waar is de statische druk op de bodem van een vat afhankelijk van?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De hoogte van het vloeistofniveau, het volume van het vat en de dichtheid van de vloeistof.
B)) De hoogte van het vloeistofniveau, de oppervlakte van de bodem van het vat en de dichtheid van de vloeistof.
C)) De hoogte van het vloeistofniveau en de dichtheid van de vloeistof.
D)) De hoogte van het vloeistofniveau, de oppervlakte van de bodem van het vat, het volume van het vat en de dichtheid van de vloeistof.
E)) Geen correct antwoord.

A

Oplossing;
C)) De hoogte van het vloeistofniveau en de dichtheid van de vloeistof.

43
Q

Welke wet stelt dat: “Een druk uitgeoefend op een (ingesloten) vloeistof zich ongewijzigd voortplant in elke richting.”
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De wet van Bernouilli.
B)) De wet van Torricelli.
C)) De wet van Pascal.
D)) De wet van Castelli.
E)) De wet van Archimedes.

A

Oplossing;
C)) De wet van Pascal.

44
Q

Wat stelt de wet van Archimedes?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De wet van Archimedes stelt dat er een verband is tussen de verandering van druk en veranderingen in snelheid en/of hoogte.
B)) De wet van Archimedes stelt dat de druk zich in alle richtingen gelijk voortplant.
C)) De wet van Archimedes stelt dat de opwaartse kracht die een voorwerp in een fluïdum ervaart gelijk is aan het gewicht van het verplaatste fluïdum.
D)) De wet van Archimedes stelt dat het vloeistofniveau in twee open vaten die met elkaar in verbinding staan op hetzelfde niveau staan.
E)) De wet van Archimedes stel dat de som van alle partiële drukken van de gassen in een mengsel gelijk is aan de totale druk van het gasmengsel.

A

Oplossing;
C)) De wet van Archimedes stelt dat de opwaartse kracht die een voorwerp in een fluïdum ervaart gelijk is aan het gewicht van het verplaatste fluïdum.

Opmerking(en):
A)) Dit is de wet van Bernoulli
B)) Dit is de wet van Pascal
D)) Dit is de wet van de communicerende vaten.
E)) Dit is de wet van Dalton

45
Q

Waar is de Archimedeskracht dat een voorwerp ervaart afhankelijk van?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Het gewicht van het fluïdum dat verplaatst wordt door het voorwerp.
B)) De dichtheid van het voorwerp
C)) De massa van het voorwerp
D)) Het gewicht van het voorwerp
E)) Het volume van het voorwerp

A

Oplossing;
A)) Het gewicht van het fluïdum dat verplaatst wordt door het voorwerp.

Opmerking(en):
B)) Dit zou enkel gelden indien het voorwerp drijft. Zo zal een volledig ondergedompeld ballon met stenen een even grootte opwaartse kracht ervaren als een ondergedompelde ballon met lucht indien deze hetzelfde volume heeft.
C)) Dit zou enkel gelden voor voorwerpen die drijven. Bij een voorwerp dat volledig ondergedompelt is maakt de massa niet uit. Zo zal 1 m³ ondergedompeld staal dezelfde opwaartse kracht ervaren als een ondergeompelde balon lucht van 1 m³.
D)) Dit zou enkel gelden voor voorwerpen die drijven, want als het drijft dan zal het gewicht van het voorwerp gelijk zijn aan de opwaartse kracht.
E)) Dit zou enkel gelden voor een volledig ondergedompeld voorwerp. Als je bijvoorbeeld kijkt naar een schip dan het zal het volume van de boot altijd hetzelfde blijven, ongeachte de hoeveelheid lading. Wat echter wel veranderd is dat hoe zwaarder het schip is, hoe dieper het zinkt, hoe meer water het verplaatst en dus ook hoe groter de opwaartse kracht is.

46
Q

Welk begrip beschrijft het gewicht van het verplaatste volume wanneer een lichaam ondergedompeld wordt in een fluïda?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Geen correct antwoord.
B)) De normaalkracht
C)) De zwaartekracht
D)) De opwaartse kracht
E)) Het schijnbaar gewicht

A

Oplossing;
D)) De opwaartse kracht