Signaal Woorden Uitbreiding/opsomming Flashcards
1
Q
Actually
A
Sterker nog
2
Q
And
A
En
3
Q
As well as
A
Evenals
4
Q
Besides
A
Bovendien ( met komma! )
5
Q
Both… and…
A
Zowel… als…
6
Q
First, second, third
A
Eerste, tweede, derde
7
Q
Furthermore
A
Bovendien
8
Q
In addition
A
Bovendien
9
Q
Indeed
A
Sterker nog ( 2e argument = meer van ‘t zelfde)
10
Q
In fact
A
Sterker nog
11
Q
Moreover
A
Bovendien
12
Q
Neither… nor…
A
Noch… noch…
13
Q
One… another
A
Één… een andere/ tweede
14
Q
Too
A
(Met een komma ervóór:) ook
15
Q
What is more
A
Bovendien