132 Flashcards
1
Q
To scatter
A
Verspreiden
2
Q
To spot
A
Ontdekken
3
Q
To assimilation (into)
A
Aanpassing (aan)
4
Q
To restore
A
Teruggeven
5
Q
Restoration
A
Teruggave
6
Q
To consume
A
Verbruiken
7
Q
Provided/ providing
A
Mits/ op voorwaarde dat
8
Q
To linger
A
Achterblijven/ treuzelen
9
Q
To advance
A
Voorschieten
10
Q
Ascension day
A
Hemelvaartsdag
11
Q
Regardless of/ irrespective of
A
Ongeacht
12
Q
To annihilate
A
Vernietigen
13
Q
To urge
A
Aansporen
14
Q
To erect
A
Oprichten
15
Q
To dwell
A
Wonen
16
Q
To subsist On
A
Bestaan van
17
Q
Vapour
A
(Water) damp
18
Q
Adverse
A
Ongunstig
19
Q
Notwithstanding
A
Ondanks
20
Q
To rage
A
Woeden/ tekeergaan
21
Q
Verspreiden
A
To scatter
22
Q
Ontdekken
A
To spot
23
Q
Zich aanpassen (aan)
A
To assimilate (into)
24
Q
Aanpassing (aan)
A
Assimilation
25
Aanpassing (aan)
Assimilation (into)
26
Teruggeven
To restore
27
Teruggave
Restoration
28
Verbruiken
To consume
29
Mits/ op voorwaarde dat
Provided/ providing
30
Achterblijven/ treuzelen
To linger
31
Voorschieten
To advance
32
Hemelvaartsdag
Ascension day
33
Ongeacht
Regardless of/ irrespective of
34
Vernietigen
To annihilate
35
Aansporen
To urge
36
Oprichten
To erect
37
Wonen
To dwell
38
Bestaan van
To subsist on
39
(Water) damp
Vapour
40
Ongunstig
Adverse
41
Ondanks
Notwithstanding
42
Woeden/ tekeergaan
To rage