signaal woorden 8 t/m tegenstellingen Flashcards
1
Q
denn
A
want
2
Q
indem
A
doordat
3
Q
nämlich
A
namelijk
4
Q
schließlich
A
per slot van rekening
5
Q
weil
A
omdat
6
Q
aber
A
maar
7
Q
allerdings
A
echter
8
Q
dagegen, hingegen
A
daarentegen
9
Q
dennoch
A
desalniettemin
10
Q
doch
A
toch
11
Q
jedoch
A
echter
12
Q
eigentlich
A
eigenlijk
13
Q
einerseits … anderseits
A
enerzijds … anderzijds
14
Q
immerhin / ohnehin
A
in ieder geval, toch
15
Q
nicht … sondern
A
niet … maar