rest blz 62 Flashcards
1
Q
entscheiden - entscheidung
A
beslissen - beslissing
2
Q
gerät
A
toestel, apparaat
3
Q
nächste
A
volgende
4
Q
reden
A
spreken
5
Q
sonst
A
voor de rest, anders
6
Q
unbedingt
A
zeker, beslist
7
Q
verfügen - verfügung
A
beschikken - beschikking
8
Q
reden
A
spreken
9
Q
sonst
A
voor de rest, anders
10
Q
unbedingt
A
zeker, beslist
11
Q
(an/ver)wenden
A
toepassen
12
Q
ziehen
A
trekken
13
Q
ziel
A
doel
14
Q
ziemlich
A
tamelijk, nogal
15
Q
ähnlich
A
vergelijkbaar
16
Q
beschleunigung - entschleunigung
A
versnelling - onthaasting
17
Q
beteiligt
A
betrokken
18
Q
durchaus
A
volkomen, geheel en al
19
Q
erhalten
A
bevatten
20
Q
fern - entfernen
A
ver weg - verwijderen
21
Q
gerade
A
juist, precise
22
Q
trennen - trennung
A
scheiden - scheiding
23
Q
ab
A
af
24
Q
auf
A
op, open