blz 56 Flashcards
1
Q
in Frage stellen
A
in twijfel trekken
2
Q
verhamlosung
A
triviaal maken
3
Q
einschränkung
A
beperking
4
Q
abschwächung
A
afzwakking
5
Q
vorbehalt
A
voorbehoud
6
Q
widerlegung
A
weerlegging
7
Q
widerspruch
A
tegenspraak
8
Q
argumenten
A
argumenten
9
Q
behauptung
A
bewering
10
Q
bestätigung
A
bevestiging
11
Q
beweis
A
bewijs
12
Q
einleitung
A
inleiding