Gevolg / conlusie tot aan extra informatie Flashcards
1
Q
also
A
dus
2
Q
daher
A
vandaar
3
Q
damit
A
zodat, om te bereiken dat
4
Q
demnach
A
dus, daarom
5
Q
deshalb
A
derhalve, daarom
6
Q
deswegen
A
daarom, vandaar
7
Q
je .. desto
A
hoe … (bvb. groter) … hoe (bvb. zwaarder)
8
Q
so
A
dus, daarom
9
Q
so… dass
A
zo (bijv. eerlijk) .. dat .. (bijv. kwetsend)
10
Q
etwa
A
bijvoorbeeld
11
Q
so*
A
zo, bijvoorbeeld
12
Q
zum Beispiel
A
bijvoorbeeld
13
Q
auch
A
ook
14
Q
( eben / genou ) zo wie
A
( net / precies) zo … als
15
Q
weder … noch
A
noch … noch ( geen van beide)
16
Q
erst recht
A
pas echt
17
Q
gar
A
al helemaal
18
Q
nicht nur … sonder auch *
A
niet alleen … maar zelfs
19
Q
sogar
A
zelfs
20
Q
tatsächlich / in der tat
A
inderdaad
21
Q
zumal
A
vooral omdat
22
Q
jedenfalls
A
in elk geval
23
Q
nur
A
slechts, alleen ( maar )
24
Q
überigens
A
overigens, ‘by the way’
25
Q
zusätzlich
A
daar komt bij, daarnaast