Scans etc Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Lesie vs Ablation

A

lesion: Damage to a structure (e.g. blood clot)
Ablation: Removal of the structure (e.g. surgery)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

EEG

A

Correlationele methode. Lineaire optelsom van oscillaties Grotere uitslag = minder activiteit.
Alleen meetbaar als er een Local Field Potential is (bij pyramidaalcellen in cortex)
+ nauwkeurig in tijd “temporele resolutie”
+ goedkoop
- onnauwkeurig in ruimte “spatiële/ruimtelijke resolutie”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oscillaties

A
Oscillatie = herhalende sinusvormen. 
Waar komen ze vandaan?
Reden 1. ^ actief -> activeert ø -> ø remt ^ af -> ø remt zichzelf af -> ^ kan weer actief worden.
(^ = pyramidaal, excitation neuron
ø = interneuron, inhibitoire neuron).
Reden 2.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ERP

A

Event-Related Potentials = gemiddelde tijdsgebonden EEG signaal. Meet stappen in informatieverwerking (cognietie- en frequentie)
Gevaar: als oscillaties verschillen van fase middel je het weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Time-Frequency Analysis

A

EEG-analyse die rekening houdt met activiteit/sterkte.

Welke hersendelen communiceren met elkaar? Meet ook hogere frequenties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

PET (positron-emission tomography)

A

radioactive chemicals in brain

Mostly replaced with fMRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fMRI (functional Magnetic Resonance Imaging)

A

Detects increase blood flow to brain area (na toename hersenactiviteit), en increase % bloed zonder zuurstof.
Want bij activiteit: zuurstof uit bloed (daling signaal), daarna meer zuurstofrijk bloed (meer signaal).
Neuronen: Local Field Potential (net als EEG)
+ nauwkeuriger in ruimte
- minder nauwkeurig in tijd (5-6 sec na LPF)
Meting = signaal conditie 1 en conditie 2 + ruis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CT/CAT scan

A

To study brain anatomy (adhv kleurstof in bloed voor scherper contrast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

MRI (magnetic resonance imaging)

A

Hersenanatomie. Magnetic field aligns axes of atoms, radio frequency field makes them all move. When radio frequency turns off, atomic nuclei release electromagnetic energy. MRI measures that energy.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

MRI vs fMRI

A

Similar:
- measure responses of brain chemicals to magnetic field
Difference:
- MRI shows anatomy, fMRI shows active brain areas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transcranial Magnetic Stimulation

A

Magnetische stimulatie, door schedel heen, temporarily inactivates brain area.
+ Nauwkeurig
+ Snel
+ Actiepotentialen opwekken
- Duur, zwaar, kans op epileptisch insult.

Onderscheid offline (voor de taak) en online (tijdens de taak: verslechtering v betrokken hersenfunctie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Convergentie en complementariteit

A
We zoeken altijd naar convergentie (= theoretisch concept met verschillende technieken bewijzen, want dat verhoogt betrouwbaarheid). 
Complementariteit helpt (want de nauwkeurigheid van de verschillende methoden verschilt (tijd/ruimte, veel/ enkele neuronen, directe/indirecte meting)).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Correlational vs Causaal

A

Correlationeel = Neuromonitoring approach.
Manipulatie cognitief proces -> verandering in hersenactiviteit. Je meet de neurale variabel.

Causaal = Brain perturbation approach.
Verstoren v. brein -> verandering in cognitie. Je meet task performance in perceptie/cognitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Correlatiemethodes

A
  • Single-cell recording
  • PET
  • EEG
  • fMRI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Single-cell recording

A

Meestal bij dieren. Elektrode meet actiepotentiaal van 1 (of meerdere) neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Causale methoden

A
  • Lesies (humaan / experimenteel (bij dieren))
  • Farmacologische interventies
  • Intracraniële stimulatie
  • Opto-genetics

Bij mensen:

  • TMS (Transcraniële Magnetische Stimulatie)
  • TES (Transcraniële Elektrische Stimulatie)
17
Q

Farmacologische interventies

A
  1. Onderzoek chronische gebruikers
  2. Onderzoek tijdelijke gebruikers

Onderscheid:

  • Agonisten: verhogen neurotransmissie (cocaïne verhoogt dopamine)
  • Antagonisten: verlagen neurotransmissie. (reductie hoeveelheid glutamaat of serotonine)

Nadeel: beïnvloeding van het hele brein maakt conclusies moeilijk

18
Q

Intracraniële stimulatie

A

Elektrische stimulatie van hersengebieden.
Zwakke stimulatie -> betere verwerking
Sterke stimulatie -> tijdelijke/permanente lesie

19
Q

Opto-genetics

A

Injectie van virus in brein -> DNA v ion-kanaal gewijzigd -> reactie op laserlicht (inhiberend of exciterend)

20
Q

TES (Transcraniële Elektrische Stimulatie)

A

Twee elektroden op hoofd:
Anode (+ electrode): elektriciteit komt in het hoofd, hersengebied vuurt makkelijk.
Cathode (- electrode): Elektriciteit gaat hoofd uit, hersengebied vuurt moeilijker.

Veroorzaakt geen neurale activiteit, maar maakt het makkelijker (onder + electrode) of moeilijker (onder - electrode) voor een hersengebied om actief te worden.

+ goedkoop + licht + veilig

  • onnauwkeurig
  • geen controle over stroomrichting
  • langzaam opbouwen van toegediende stroom
21
Q

TMS vs TES

A

TMS:
+ precies + snel + induceert actiepotentialen
- duur - zwaar - kans op epileptisch insult
TES
+ goedkoop + licht + veilig
- onnauwkeurig - geen controle stroomrichting - langzame toediening van stroom.

22
Q

Local Field Potential

A

Ontstaat als groot aantal neuronen tegelijk graded potentials produceert. De neuronen moeten zelfde oriëntatie hebben. Bijv. pyramidaalcellen in cortex.
(Graded potentials = kleine depolarisatie/hyperpolarisaties in het membraan voltage van 1 neuron)
= Gecombineerde input op de dendrieten
NIET actiepotentialen/output.
Gebruikt bij EEG