Neuronen H1.1 (College 2) Flashcards
4 componenten van een neuron
- Dendrieten
- ontvangst signalen
- Soma
- ontvangst signalen
- integratie signalen: wel/geen actiepotentiaal?
- bevat celorganellen (productie eiwitten)
- Axon
- geleidt respons (actiepotentiaal)
- transport stoffen van soma naar axon-terminals
- Synaptische terminalia
- communicatie (afgifte stoffen (neurotransmitters) in synaptische spleet)
- aanmaak kleine neureotransmitters
Celorganellen (4)
‘organen’ van cel.
- Aanmaak eiwitten:
- Nucleus bevat chromosomen (DNA) en codeert eiwitten
- Ribosomen: eiwitsynthese
- Endoplasmatisch reticulum: transport, isolatie en modificatie eiwitten - Energievoorziening
- Mitochondria: zet glucose om in ATP
Eiwitten
Elk neuron gebruikt 10.000 eiwitten. Eiwit = reeks aminozuren.
Functie o.a.
- transport (in/uit/binnen cel)
- communicatie (hormonen/neurotransmitters/receptoren)
- structuur vd cel
Witte stof/grijze stof
Witte stof: gemyelineerde axonen
Grijze stof: dendrieten en soma neuronen
Afferent, efferent, intrinsic
Afferent axon: brengt info in het systeem (admit)
(sensory neuron is afferent voor rest van zenuwstelsel)
Efferent axon: leidt informatie weg (exit)
Voor zenuwstelsel: motor neuron is efferent, sensory neuron is afferent.
Intrinsic neuron/interneuron: dendrieten en axon zijn allemaal in zelfde structuur.
Gliacellen (noem er 5)
Ondersteunend en regulerende functies
- Astrocytes
- Oligodendrocytes
- Schwann cells
- Microglia
- Radial glia
Celmembraan
= buitenkant van neuron
Functie:
- houdt interne milieu vd neuron constant
- beschermt neuron tegen schadelijke stoffen
Bestaat uit: 2 lagen fosfolipiden + eiwitten (receptoren)
Semi-permeabel. Laat kleine moleculen en in-vet-oplosbare stoffen door.
Eiwitten vormen kanaaltjes om belangrijke stoffen door te laten (o.a. H2O, CO2, K+, N+)
3 typen neuronen
- Interneuron (verbindt neuronen met elkaar. info verwerking in hersenen)
- Sensorische neuronen (verwerking signalen omgeving)
- Motor neuronen (aansturing motorisch apparaat)
Multipolair en unipolair
Multipolair (>1 dendriet, + 1 axon): integratie van informatie. Vb. motor neuron en interneuron.
Unipolair (1 axon uit cellichaam): Sensorische neuron
Astrocyte
Nurse of the neuron
Ondersteunt:
- afgifte helende stof als neuron beschadigt is
- dialatie bloedvat -> meer voedingsstoffen naar neuron -> hersenactiviteit verhoogt
Reguleert:
- Synchronisatie neurale activiteit = belangrijke bijdrage aan info verwerking
Microglia
Belangrijk bij opruimen virussen, fungi, microorganismen, afval (afweerfunctie)
Oligodendrocyte
Bouwt myelineschede om neuronen in het centrale zenuwstelsel.
1 oligodendrocyte maakt voor wel 50 neuronen myeline op verschillende plaatsen op de axon.
Schwanncell
Bouwt myelineschede om neuronen in het perifere zenuwstelsel (axon uit wervelkolom naar orgaan/ledematen).
1 Schwanncel maakt 1 stukje myeline voor axon van 1 neuron.
MS en myeline
Myeline verdwijnt -> Er is geen Na+ pomp op de plek waar myeline was -> actiepotentiaal sterft nu snel uit tussen de knopen van Ranvier -> problemen signaaloverdracht.
Bloedhersenbarrière
Endothelial-cellen om bloedvaten in hersenen. Beschermt brein tegen virussen/bacteriën/andere schadelijke stoffen.
Want: neuronen in hersenen kunnen meestal niet worden vervangen.
Wand is selectief permeabel.
Doorgang van kleine ongeladen moleculen (zuurstof/water) + in-vet-oplosbare moleculen.
Via actief transport kan o.a. glucose en bepaalde aminozuren worden doorgelaten.