Reumatologie Flashcards

1
Q

Morbus Bechterew:

  • Andere naam
  • Etiologie
  • Wat zijn de twee belangrijkste klinische verschijnselen?
  • Leeftijd
  • Ontstaanswijze
  • LO
  • Lab
  • AO
  • Prognose (ook qua houding van de rug)
  • Grote kans op…
  • Behandeling
A

Ankyloserende spondylitis

Etiologie: mutaties in het HLA-B27 gen waardoor eiwitten verkeerd vouwen wat stress geeft in het ER, wat invloed heeft op de interleukineproductie van IL-17 door APC’s. Dit geeft de ontstekingsreactie.

  1. Inflammatoire rugpijn
    - Vaak nachtelijke pijn (lopen om de pijn te verminderen)
    - Met ochtendstijfheid gedurende meer dan 30 min
    - Pijn neemt af gedurende de dag en neemt toe bij rust (helemaal verstijven)
  2. Uveïtis anterior
    - Pijn oog
    - Rood oog
    - Lichtschuw oog

Andere klinische verschijnselen:

  • Perifere artritis (asymmetrisch en meestal van de benen), enthesitis, dactylitis.
  • Darmklachten (ontsteking darm)
  • Huidklachten (psoriasis)

Leeftijd: onder de 45, maar meestal al onder de 35

Ontstaanswijze; geleidelijk, meestal gedurende meer dan drie maanden.

LO: Schoberindex (flexibiliteit van de rug wordt beoordeeld. Puntje ter hoogte van de sacro-iliacle kuiltjes, nog een puntje 10 cm daarboven en dan moet de patient buigen. De puntjes moeten nu toenemen tot 15 cm)

Lab: BSE/CRP of HLA-B27 (maar specificiteit laag)

AO: Rontgenfoto of MRI van wervelkolom en SI-gewrichten

  • Ankylosering wervelkolom
  • Erosies
  • Subchondrale sclerose
  • MRI: beenmergoedeem

Prognose:

  • Ankylose ascenderend vanuit de onderrug = bamboo spine.
  • Lumbale lordose verstrijkt.

Meer kans op osteoporose omdat de botten tegen elkaar schuren.

Behandeling:

  • Leefregels
  • Oefentherapie
  • NSAIDs
  • Lokale injecties corticosteroïden
  • 2e-lijns anti-reumatische middelen = DMARDs (zoals methotrexaat en sulfazalasine) (niet zo effectief bij de rugklachten, axiale klachten)
  • Biologicals (anti-TNF-alfa) (wel goed voor de axiale klachten, anti IL17 remmers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de 5 soorten spondylartropathieën:

  • Wat hebben ze gemeen?
  • Klachten? (en verschil met reumatoide artritis)
  • Lab:
A
  1. Ziekte van Bechterew = ankyloserende spondylitis
  2. Artritis psoriatica
  3. Enteropathische artritis = IBD-geassocieerde spondylitis
  4. Reactieve artritis
  5. Ongedifferentieerd

Een associatie met HLA klasse 1 (voorbeeld: HLA-B27 = Bechterew)

Klachten:

  • Lage inflammatoire rugpijn: rug vaak aangedaan. Vergroeiing en verstijving van SI gewricht, vertebrale en apofyseale gewrichten)
  • Sterke associatie met huid en mucosa (denk aan darm en psoriasis)
  • Vaker ASYMMETRISCHE artritis + wisselend aantal
  • Vaak bijkomende dingen zoals: enthesitis (peesontsteking), dactylitis (worstvinger of teen), sacro-iliitis, uveitis

Lab: geen specifieke test om het aan te tonen. De reumafactoren (reumafactor + anti- CCP) zijn, in tegenstelling tot bij reumatoide artrtis, negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

IBD-geassocieerde artritis

  • Hoeveel van IBD-pt?
  • Behandeling
A
  • 20% van de IBD-patiënten
  • Behandeling
    1. NSAID’s
    2. DMARD’s
    3. anti-TNF-a
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reactieve artritis:

  • Etiologie
  • Welke infecties zie je vaak?
  • Hoeveel tijd tussen ontstaan ziekte?
  • Waar zit de artritis?
  • Diagnostiek
  • Beloop
  • Behandeling
A

Artritis na een infectie, maar het micro-organisme is al weg

Infecties:

  • Chlamydia trachomatis
  • SSYC = Salmonella, Shigella, Yersinia, Campylobacter
  • Parvo 19

1 tot 4 weken tussen infectie en artritis

Vaak mono of oligo in de onderste extremiteiten

Diagnostiek op basis van kliniek, maar kan ook oa naar bijv urine PCR naar chlamydia. Beloop is vaak self-limiting

Behandeling: als er chlamydia is moet je deze behandelen. NSAID’s ter pijnstilling. Als de artritis lang duurt, chronisch wordt, dan kun je DMARDs geven of lokale injecties.

Extra-articulaire manifestaties:

  • Balanitis
  • Uveitis
  • Conjunctivitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Artritis psoriatica:

  • Hoeveel procent ontwikkelt artritis psoriatica?
  • Noem kenmerken van psoriasis:
  • Risicofactoren (2)
  • Behandeling
  • Feit: je kunt ook al reuma klachten hebben en dat daarna pas de huidafwijkingen komen
A

10%. Vaak eerst huidafwijkingen, daarna artritis beeld.

  • Putjesnagels
  • Artritis in de DIP gewrichten (distaal, vlakbij de nagels)
  • Enthesitis: ontsteking op de plek waar de pees aanhecht op het bot, vaak achillispees
  • Dactylitis: worstenvingers –> ontsteking van een hele vinger of hele teen (heel specifiek)
  • Axiale klachten en uveitis komen minder voor

Risicofactoren bij de psoriasis patiënt:

  • Nagelafwijkingen
  • Positieve familieanamnese voor artritis psoriatica

Behandeling:

  • Cutaan
  • NSAIDs
  • DMARDs, eerste keus is methotrexaat (want hier geen axiale klachten)
  • Biological (IL-17 remmer), dit werkt niet bij reumatoïde artritis, maar wel bij spondylartropathieën!

Artritis psoriatica en artrose manifesteren zich in het DIP gewricht, belangrijk om hier onderscheid in te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Artrose:

  • Welke gewrichten zijn vaak aangedaan?
  • Neemt de pijn toe of af bij inspanning?
  • Wat zie je bij LO?
  • Wat is een flare?
  • Risicofactoren
  • Wat zijn drie dingen die je op een röntgenfoto van de hand ziet?
  • Etiologie
  • Verschil primair en secundair
  • Behandeling
A

Knie, heup, DIP, PIP, CMC1, MTP1 voet en wervelkolom.

Pijn neemt toe bij inspanning (tegenovergestelde van Bechterew).

LO hand:

  • Noduli van Heberden (DIP)
  • Noduli van Bouchard (PIP)
  • Crepitaties bij beweging
  • Standafwijkingen of deformaties door verlies kraakbeen - Geen systemische klachten

Flare is een opvlamming = een periode van milde artritis

Risicofactoren:

  • Hoge leeftijd
  • Niet-westerse etniciteit
  • Obesitas op basis van mechanisme en metabole belasting
  • Hoge botdichtheid (osteoporose –> minder artrose)
  • Overbelasting, standsafwijking
  • Genetisch

Rontgenfoto of MRI:

  • Osteofyten
  • Subchondrale sclerose
  • Gewrichtsspleetversmalling
  • -> de ernst op de foto correleert niet altijd met de klinische ernst.

Etiologie: kraakbeenschade waardoor afwijkingen ontstaan.

Primair:

  • Mechanisch (obesitas, standsafwijking, botdichtheid)
  • Inflammatoir (metabool syndroom)

Secundair:
- Bij een andere ziekte of bij trauma

Behandeling:

  • Voorlichting
  • Gewichtsreductie
  • Oefentherapie
  • Hulpmiddelen
  • Lokale medicatie: diclofenac gel, intra-articulaire cortico’s, hyalarunzuurinjecties)
  • Systemische medicatie (pijnstilling, NSAIDs)
  • Chirurgisch: TKP of microfracturing of een nieuwe techniek zoals chondrocytentransplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fibromyalgie

  • Vrouwen vs mannen
  • Leeftijd
  • Risicofactoren
  • Overlap
  • Waar zit de pijn?
  • Bijkomende klachten
  • Diagnose
  • Behandeling
A

Meer vrouwen 20-50 jaar

Risicofactoren:

  • Lage SES
  • Slechte algemene conditie
  • Functiebeperkingen

Overlap met prikkelbare darmsyndroom, stemmingsstoornissen en chronisch vermoeidheidssyndroom.

Pijn zit in het gehele bewegingsapparaat, zowel links als rechts, onder en boven het diafragma en duurt langer dan 3 maanden

Klachten: slaapstoornissen en moeheid, angstklachten, diffuse tintelingen, koude handen, hoofdpijn, etc.

Diagnose: per exclusionem

Behandeling:
Multidisciplinair, gericht op oefentherapie, antidepressivum, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Jicht:

  • Wat voor soort artritis?
  • Waar zit het meestal?
  • Ontstaanswijze
  • Duur
  • LO
  • Diagnostiek
  • Pathofysiologie
  • Behandeling (aanval & onderhoud (en wanneer geef je dat))
A

Hevige mono-artritis
Meestal MTP1, maar kan ook knie of enkel.

Ontstaat acuut, vaak ‘s nachts.

Het duurt: 3 tot 14 dagen.

LO: soms zijn tophi zichtbaar, ophopingen van urinezuurkristallen.

Risicofactoren:

  • Man
  • 40-60 jaar
  • Aziatisch ras
  • Alcoholabusis, veel fructoserijke dranken
  • Obesitas
  • Cardiovasculaire ziekten
  • Nierinsufficientie (!)

Diagnostiek:
- Gewrichtspunctie, en dan onder de microscoop kijken of je urinezuurkristallen ziet.
- Echo: double contour sign = urinezuurkristallen
- Röntgenfoto: pas bij chronische jicht zie je hier dingen op
- DECT = een CT scan waar je de urinezuurkristallen ziet
!! Pas op: serum urinezuur in het bloed is totaal niet betrouwbaar omdat het juist tijdens een aanval negatief is (vals-negatief). Voor en na de aanval is het wel hoog maar dit zijn meestal niet de momenten dat je het gaat prikken.

Urinezuur is metaboliet van purine (bouwsteen DNA) –> hoopt op in gewricht

Behandeling:
- Aanval: NSAIDs, colchicine, corticosteroïden
- Onderhoudsbehandeling: bij 3 of meer jichtaanvallen per jaar, erosieve gewrichtsschade, polyarticulaire jicht of aanwezigheid van tophi: allupurinol.
ALTIJD COMBINEREN MET COLCHICINE (gedurende 6 maanden vanaf start allopurinol of totdat de jicht tophi zijn opgelost)
Let op: soms worden de klachten eerst even erger

Prognose:
60% maakt een tweede acute jichtaanval door binnen 1-2 jaar. Slechts 5-15% heeft 1 aanval.

Wat is het streefwaarde urinezuur: onder de 0,36 mmol/L. Bepaal om de 4 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
Polymyalgia reumatica:
Wat is het?
Wat staat er in de DD en waarom snelle onderscheiding nodig? 
Wat zijn 4 risicofactoren?
Wat zijn de klinische verschijnselen?
Lab:
Behandeling
A

Spierreuma, Middelgrote vaten vasculitis, auto-immuunziekte (niet-erfelijk)

Arteriitis temporalis want daar kan blindheid bij ontstaan als het niet snel genoeg behandeld wordt.

Risicofactoren:

  1. Noord Europeanen
  2. Vrouwen vaker dan mannen
  3. Boven de 50 jaar
  4. Eerder een (virale of bacteriële) infectie doorgemaakt (zoals Borrelia)

Kliniek:

  1. Symptomen die langer dan een maand bestaan (pijn >30min/dag)
  2. Bilaterale pijn in schouders, nek en heupen
  3. Ochtendstijfheid langer dan 30 minuten (kan ook in de benen zijn)
  4. Systemische symptomen (koorts, vermoeidheid, algehele malaise) bij 40-50% van de patienten

Lab: BSE boven de 40

Behandeling: lage dosis prednison zorgt voor zeer snelle verbetering van de pijn. Dit kun je ook als diagnostisch criterium gebruiken. Daarna: glucocorticoiden die je langzaam moet afbouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
Arteriitis temporalis
Wat zijn de 5 criteria?
Welke andere klachten komen voor?
Wat is het?
Waarom snel behandelen?
Diagnostiek
Behandeling
A
  1. Nieuw ontstane hoofdpijn (unilateraal, temporaalstreek)
  2. Verdikte en afwezige pulsaties a. temporalis
  3. Boven de 50 jaar
  4. BSE hoog >50
  5. Biopt positief
    3 van de 5 criteria = AT

Andere klachten: Kaakclaudicatio, visusklachten (tijdelijke blindheid) gevoeligheid schedel. Klachten van PMR (bij 40%).

Auto-immuunziekte waarbij je afweersysteem zich richt tegen lichaamseigen bloedvaten.

Reuscelarteriitis

Snel behandelen: blindheid

Diagnose:

  • Gouden standaard: histologische bevestiging in biopt a. temporalis. Ontstekingscellen in de vaatwand (media en intima overgang zitten reuscellen + onderbreking lamina elastica externa).
  • Double halo fenomeen op echo!
  • PET scan kan je ook de inflammatie zien

Behandeling
- Ongecompliceerd (zonder visusklachten) 40-60 mg prednison per dag, heel langzaam afbouwen, gedurende 2 jaar ongeveer.
- Gecompliceerd (met visusklachten): i.v. methylprednisolon 1000 mg gedurende 3 dagen.
Afbouwen op geleide van klachten en daling BSE en CRP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reumatoide artritis:

  • Wat zijn de twee auto-antilichamen?
  • Hele immuunreactie, maar welk weefsel wordt uiteindelijk geactiveerd? Wat voor weefsel ontstaat er dan?
  • Wat is genetische risicofactor?
  • Wat is omgeving risicofactor?
  • Waar zit de pijn?
  • Noem is wat typisch functieverlies
  • Wat zijn de typische klachten
  • Lab (3)
  • AO
  • Extra-articulaire manifestaties
  • Behandeling
  • Complicaties van RA:
A
  1. Reumafactor
  2. Anti-CCP

Hele immuunreactie met T-lymfocyten en B-lymfocyten en macrofagen, waardoor uiteindelijk de auto-antilichamen worden geproduceerd en TNF-a, IL1, IL6 worden gemaakt. Dit activeert fibroblasten in het synoviale weefsel. Er ontstaat daardoor pannusweefsel in het synovium –> een ophoping van geactiveerde B, T lymfocyten en macrofagen –> kraakbeenafbraak.

Genetisch: bepaalde varianten van HLA klasse 2 Omgeving: roken

Pijn = handen en voeten. Vooral MCP en PIP van de handen, geen DIP. Polsen doen ook vaak mee. Later in het ziekteproces ook meer.

Functieverlies: flessen niet meer openen, geen vuist meer maken.

Klachten: pijn en zwelling (niet perse roodheid), ochtendstijfheid langer dan 30min.

Lab:

  • BSE/CRP kan verhoogd, maar hoeft niet
  • Reumafactor (80% van de RA patienten, maar is bij sws 5% van de bevolking positief. Iedereen in de bevolking heeft reumafactor, maar er is een afkapwaarde gesteld. Je kunt hiermee niet de diagnose stellen, wel dat het aannemelijker is)
  • Anti-CCP (specifieker, 60% van RA patienten)
  • -> reumafactor en anti-CCP zijn grote kans op ernstiger beloop

Aanvullend onderzoek: echo en röntgenfoto

Extra-articulaire manifestaties:

  • Reumanoduli
  • Pericarditis
  • Vaculitis
  • Fenomeen van Raynaud
  • Syndroom van Sjogren
  • Perifere neuropathie

Behandeling:
VROEG en INTENSIEF behandelen
- NSAIDs en COXIBs –> symptoomverlichting, niet het beloop van de ziekte
- DMARDS –> en verlichting en beloop ziekte verbeteren (methotrexaat eerste keus). Hier wordt echt meteen mee gestart.
- Biologicals: abatacept, rituximab
- Glucocorticoiden –> verlichting en beloop (intra-articulair)

Complicaties van RA:

  • Osteoporose door zowel behandeling met cortico’s als continue ziekteactiviteit in het bot waardoor het bot brozer wordt
  • Infecties (immuunsup med)
  • Atherosclerose
  • Kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Syndroom van Sjogren:

  • Vrouw/man?
  • Wat is het?
  • Leeftijd
  • Klinische presentatie
  • Waar heb je meer kans op?
  • Diagnostiek (AO en Lab)
  • Behandeling
  • Wat moet worden uitgesloten voor de diagnose kan worden gesteld? Waarom?
A

Meer vrouwen

Chronische, systemische auto-immuunaandoening met droogheid en dysfunctie van exocriene klieren (bilateraal).

40-60 jaar

Klinische presentatie:

  • Droge ogen (keratoconjunctivitis sicca)
  • Droge mond en tong
  • Droge vagina
  • Vermoedheid, artralgie, myalgie
  • Fenomeen van raynaud
  • Speekselklierzwelling
  • 30% van de pt heeft extraglandulaire verschijnselen (artritis)

20 keer verhoogde kans op non-hodgkinlymfoom (meestal een laaggradig MALT lymfoom van de parotisklier)

AO:
- Schirmertest = traanproductie meten (<10 mm)
- Speekselklierbiopt = infiltratie T en B lymfo’s (focale sialadenitis)
Lab:
- ANA (antinucleaire antistoffen) = meestal positief
- Anti-Ro/SSA of anti-La/SSB = soms positief
- Reumafactor, BSE verhoogd, serum IgG verhoogd

Behandeling:
Er is geen goede behandeling, dus symptomatisch.
- Kunsttranen
- Kunstspeeksel
- Speciale lenzen
- Pilocarpine = parasympathicomimeticum wat exocriene klieren stimuleert als daar nog restfunctie is

HIV, HCV, Sarcoidose: geven ook droge ogen, vergroting speekselklieren en droge mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Systemische Lupus Erythematosus (SLE)

  • Presentatie
  • Vrouw/man
  • Leeftijd
  • Ras
  • Uitlokkende factoren
  • Aanvullend onderzoek
  • Bijkomende aandoeningen
  • Prognose
  • Behandeling
A

Heel erg heterogeen. Bijv: fotosensitieve huidafwijkingen (vlinderexantheem), polyartritis, serositis.

Vrouw = 90% van de SLE patienten

Leeftijd: childbaring age: 20-40 jaar

Ras: negroide of aziatisch

Uitlokkende factoren:
Roken, zonexpositie, infectieziektes zoals EBV, bepaalde medicijnen

Aanvullend onderzoek:
Lab
- ANA = antinucleaire antistoffen bij 95% van de SLE pt positief, maar niet specifiek (want bij 30% van de gezonde populatie ook)
- Anti-ds-DNA –> geassocieerd met ziekteactiviteit
- Anti-Sm(ith) –> geassocieerd met nierziekte
- Anti-Ro/SSA of anti-Ro/SSB
- Anti-fosfolipiden-antistoffen: geassocieerd met trombose en zwangerschapscomplicaties

Urineafwijkingen als teken van SLE-glomerulonefritis: proteinurie, actief sediment.

Let op: er zijn ziektebeelden die veel voorkomen met SLE. Bijvoorbeeld: antifosfolipidensyndroom en syndroom van Sjogren.

Prognose is over het algemeen goed, behalve bij lupus nefritis waarbij je snel in het eindstadium van nierfalen kunt komen. Daarnaast: sterk risico op hart en vaatziekten. Ook zwangerschapscomplicaties.

Behandeling:

  • Plaquenil (hydroxychloroquine) = milde immuunmodulator
  • Prednison = zo laag mogelijk, op geleide van ziekte-activiteit
  • Cardiovasculair risicomanagement
  • Zonlichtbescherming
  • Andere immuunsuppressiva om prednisonsparend te behandelen (cyclofosfamide)
  • Biologicals (rituximab)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Systemische sclerose:

  • Vrouw/man
  • Leeftijd
  • Kliniek
  • Welk ander beeld gaat vaak al vooraf?
  • Diagnostiek
  • AO na diagnose
  • 2 subtypen
  • Prognose
  • Behandeling
A

Meer vrouw 30 - 50 jaar

Kliniek: overmatige bindweefselvorming, onder andere in de huid (sclerodermie) en longfibrose, micro-angiopathie (fenomeen van Raynaud, digitale ulcera, pulmonale hypertensie), calcinose in organen.
Er kunnen klachten van MDK zijn (reflux, obstipatie, diarree), longen (interstitieel longlijden, longfibrose, pulm HT), nieren (hypertensie, proteïnurie), hart (verbindweefseling zorgt voor ECG afwijking).

Fenomeen van Raynaud gaat in 95% van de gevallen vooraf aan dit. Diffuus: kort tevoren, gelimiteerd: jaren tevoren.

Diagnostiek:
Anamnese en LO.
ANA zijn bij 90% aanwezig
Anti-centromeer antistoffen of anti-topomerase-I-antistoffen (anti-Scl70).

AO na diagnose:

  • nagelcapillaroscopie = micro-angiopathie vaststellen tijdens de ziekte van Raynaud
  • ECG: verbindweefseling hart
  • Echocardiografie: pulmonale hypertensie
  • Longfuntietest
  • HRCT: interstitiele longziekte
  1. Diffuus
    - Fenomeen van Raynaud: Kort van te voren aanwezig
    - Huid: proximaal van knieën en ellebogen
    - ANA: anti-Scl70 (anti-topomerase)
    - Longfibrose: vroeg optredend
    - Renale cystes: vaak
  2. Gelimiteerd:
    - Jaren van te voren fenomeen van Raynaud
    - Huid: distaal van knieën en ellebogen
    - ANA: anticentromeer
    - Minder longfibrose, minder renale cysten

Prognose:
Hoogste mortaliteit onder de reumatische ziekten, te wijden aan de orgaanbetrokkenheid. Diffuus heeft een slechtere prognose.

Behandeling: symptomatisch want er is geen effectieve antifibrotische medicatie.

  • Immuunsuppressiva: bij ernstige betrokkenheid huid en longen.
  • Als laatste redmiddel: autologie stamceltransplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beeldvormend onderzoek reumatologische aandoeningen, laat het heden of verleden zien?

A

Röntgenfoto: verleden
MRI, echografie, botscan: heden

Een afwijkende röntgenfoto zegt niet over het nu aanwezig zijn van de artritis.
Een normale röntgenfoto betekent niet dat er nu niets aan de hand is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sarcoidose: ziekte van Besnier-Boeck

  • Wat is het?
  • Waar zit het?
  • Ras?
  • Pathogenese
  • Histologische kenmerk en verschil met tuberculose
  • Kliniek
  • Complicaties
  • Diagnostiek op basis van 3 criteria
  • Behandeling en prognose
A

Interstitiele longziekte, gekenmerkt door granuloomvorming eci.

Het zit bijna altijd in de longen, maar kan in principe in elk orgaan voorkomen.

Vrouwen meer

Negroide loopt het beeld vaak ernstiger

Pathogenese: Het lijkt op een type IV cellulaire overgevoeligheidsreactie. Waarschijnlijk komt via de luchtwegen een trigger binnen, waarop een T-helper respons ontstaat. Hierdoor allemaal cytokines.

Histologisch kenmerk: niet-verkazend granuloom: zonder necrose. Een wel-verkazend granuloom (met necrose) komt voor bij tuberculose. Granulomen kunnen ook voorkomen bij Wegener of bij een maligniteit.

Kliniek:

  • Acute presentatie (Lofgren) met koorts, bilaterale hilaire lymfadenopathie, etc.
  • Sluipend kan het ook
  • Asymptomatisch

Complicaties:
Aspergilloom (klomp schimmelweefsel long)–> secundaire infecties, pulmonale hypertensie

Diagnostiek op basis van 3 criteria:

  1. Passende klinische en/of radiologische bevindingen
  2. Histologie: niet-verkazende granulomen (BAL of longbiopt)
  3. Uitsluiten ziekten die eenzelfde klinisch en histologisch beeld kunnen geven.

Lab: ACE en sIL2R (weinig sensitief en specifiek, correleren met activiteit ziekte)

Behandeling:

  • Prednison: voorkeur om ziekteactiviteit te remmen
  • Methotrexaat
  • Hydrochloroquine (plaquenil)
  • Biologicals: anti-TNF-alfa (infliximab)

Prognose
2/3 raakt in remissie binnen 10 jaar

17
Q

Septische (bacteriële) artritis

  • Hoe ontstaat dit?
  • Mono of meer?
  • Diagnose
  • Voorkeurslocatie
  • Wat is het grootste gevaar?
  • Wat zijn de verwekkers?
  • Bij patienten jonger dan 50 jaar is het meestal de ….. De verwekker
  • Risicofactoren
  • Behandeling
A

Hematogeen

Mono

Diagnose: gewrichtspunctie of bloedkweek

Voorkeur: knie

Gevaar: blijvende gewrichtsschade

  1. Gonokok
  2. S. Aureus
  3. H. Influenza (kinderen)
  4. Borrellia
  5. Gramnegatieve (E. Coli, pseudomonas)

Gonokok (tov bij reumatoide artritis de S. Aureus)

Risicofactoren: trauma en gewrichtschirurgie

Behandelen met antibiotica i.v., punctie, eventuele protheseverwijdering, pijnstilling, rust, oefeningen

18
Q

10 tekenen van immuundeficiëntie bij kinderen

A
  • Vier of meer keer otitis binnen een jaar
  • Twee of meer keer ernstige sinusitis binnen een jaar
  • Twee of meer maanden antibiotica zonder goed effect
  • Twee of meer pneumonieën binnen een jaar
  • ‘Failure to thrive’ (baby)
  • Recurrente, diepe abcedering van huid of organen
  • Persisterende candida in mond of schimmelinfectie huid
  • Noodzaak van intraveneuze antibiotica om infecties te behandelen
  • Twee of meer ernstige infecties inclusief sepsis
  • PID in de familie
19
Q

Oorzaken secundaire immuundeficiënties

A
  • Immuunsuppressie door medicatie –> vaak banale infecties met ernstiger beloop
  • Maligniteit (leukemie = verdrukking werkzame afweercellen)
  • Chronische ziekte (diabetes, nierinsufficientie, levercirrose)
  • Auto-immuunziekten
  • Virale infecties zoals HIV
  • Zwangerschap
  • Splenectomie
  • Veroudering
20
Q

Immuundeficienties in de volgende factoren van het immuunsysteem zorgen ervoor dat de volgende verwekkers meer kans krijgen tot infectie:

  • Immunoglobulinen
  • Complement
  • Fagocyten
  • T-lymfocyten
A

Immunoglobulinen (splenectomie)
- Gekapselde bacteriën
- Darmparasieten
Zoals: H. Inlfuenzae, S. Pneumoniae, S. Aureus, N. Meningitidis, Mycoplasma, Enteroviridae, Giardia Lamblia.

Complement

  • C3, C2: H. Influenzae, S. Pneumoniae
  • C6-9: N. Meningitidis, N. Gonorrhea

Fagocyten
S. Aureus, K. Pneumoniae, E. Coli, gisten of schimmels als candida, aspergillus

T-lymfocyten (immunosuppressieve medicatie, TNF-a blokker)
Intracellulaire virussen: zoals CMV, EBV, VZV
Schimmels, gisten, parasieten zoals PJP pneumonie, toxoplasma, pneumokokken, intracellulaire bacteriën zoals tuberculose, salmonella

21
Q

CVID:

  • Waar staat het voor?
  • Wat is het?
  • Waar heb je er tekort aan?
  • Hoe vaak komt het voor?
  • Wat voor soort infecties meer kans op?
  • Complicaties
  • Behandeling
A

Common Variable Immune Deficiency

Afgenomen B-cel differentiatie waardoor er geen of weinig IgG wordt gemaakt –> hypogammaglobulinemie (maar ook weinig IgA en IgM)

Het is de meest voorkomende PID

Doordat het een tekort aan immunoglobulines is heb je meer kans op infecties met gekapselde bacterien (bijv: N. Meningitidis, H. Influenzae, S. Pneumoniae, S. Aureus) en parasitaire darminfecties.

Complicaties: denk aan veel longdingen, want die gekapselde bacteriën zitten veel in de longen.

  • Bronchiectastiën
  • Recidiverende LWI
  • Chronische sinusitis
  • Verlies van longfunctie (met als ergste gevolg een longtransplantatie)
  • Maligniteiten en colitis komen ook vaker voor
  • Ook enteropathie met chronische diarree (denk aan darmparasieten)

Behandeling:

  • Toediening van immunoglobulines IV of subcutaan. De titer moet meer dan 8 gram per liter worden, anders werkt het niet.
  • Antibiotica profylaxe
22
Q

3 soorten mono artritis:

A
  1. Septisch = bacteriële artritis
    Behandeling: AB, spoelen
  2. Kristal = jicht

    Behandeling: colchicine, allupurinol
3. Immuunartritis

Behandeling: immuunsuppressiva 
- Reactieve artritis

- Artritis psoriatica

- Begin van RA

- Begin van M. Bechterew
23
Q

Verschil reactieve artritis en septische artritis:

A

Bij septische artritis wordt er een een micro-organisme gekweekt in de gewrichtsvloeistof. Er zit een micro-organisme en die zorgt voor een leipe infectie. Maar bij reactieve artritis is het micro-organisme al weg, maar is het immuunsysteem in de war gebracht waardoor je alsnog een artritis krijgt. Je kunt dus geen micro-organisme kweken.