Reflexives Flashcards
0
Q
We wonder why we travel to Belgium
A
Wij vragen ons af waarom wij naar België reizen
1
Q
She has to get changed
A
Zij moet zich omkleden
2
Q
I get dressed in the morning
A
Ik kleed me ‘s morgens aan
3
Q
Each other
A
Elkaar
4
Q
Why do you rush?
A
Waarom haasten jullie je?
5
Q
She is not at all interested in computers
A
Zij interesseert zich helemaal niet voor computers
6
Q
I can’t afford that
A
Dat kan ik me niet veroorloven
7
Q
He imagines he’s a cat
A
Hij stelt zich voor dat hij een kat is
8
Q
We look forward to it
A
Wij verheugen ons erop
9
Q
You are definitely not bored
A
Jij verveelt je zeker niet
10
Q
She gets dressed again
A
Zij kleedt zich weer aan
11
Q
Who are you introducing yourself to?
A
Aan wie stelt u zich voor?