Psychiatrische stoornissen Flashcards
3 belangrijke criteria (VB)
- Intelligentiecriterium
- Sociale redzaamheidscriterium
- Ontstaan in de ontwikkelingsleeftijd
Raven progressive matrices meet (VB)
Het logisch redeneervermogen
Het vermogen om met nieuwe ordeningsprincipes rekening te houden
Adaptief gedrag (VB)
Vaardigheden die mensen geleerd hebben om in het dagelijkse leven te kunnen functioneren
Sociale redzaamheidscriterium (VB)
Sociale vaardigheden
Praktische vaardigheden
Conceptuele vaardigheden
Co-morbiditeit (VB)
Gedragsproblemen
Psychiatrische stoornissen
Somatische problemen
Flinn-effect (VB)
Mensen worden intelligenter dus wordt er een hogere norm gelegd bij recente testen (WAIS)
Oververtegenwoordiging PVB in literatuur redenen (VB)
Vatbaarheidshypothese
Feiten worden sneller opgemerkt, sneller gearresteerd en veroordeeld
VB meer geassocieerd met andere risicofactoren
De-institutionalisering
Vatbaarheidshypothese (VB)
Weten niet goed welk gedrag wnr wel en wnr niet is toegestaan
Lage frustratietolerantie
Zeer beïnvloedbaar en gevoelig voor groepsdruk
Weinig probleemoplossend vermogen
Overzien gevolgen van hun daden niet
Kunnen ongenoegens niet op andere manier uiten
Impulsiever, meer uit op onmiddelijke behoeftebevrediging
Stemmingsstoornis soorten
Depressief
Eufoor
Dysfoor
Kenmerken depressieve stoornis
- Affectieve symptomen
- Anhedonie
- Sterke neerslachtigheid, somberheid
- Lichamelijke klachten
- Cognitieve symptomen
- Psychotische depressie
- Conatieve symptomen
Ontstaan depressie
- Biologisch
- Afwijkende stressregulatie
- Verstoringen neurotransmitter systemen
- Deels genetisch
- Psychologisch
- Sterke gewetensfunctie
- Discrepantie verwachtingen en idealen met eigen functioneren en de werkelijkheid
- Sterk afhankelijk van bevestiging
- Neurotische mensen
- Omgevingsfactoren
Behandeling depressie
Psycho-educatie
Psychotherapie
Mediactie
Psychotherapie + medicatie
Andere behandelingen depressie
ECT: Elektroconvulsie Therapie
Lichttherapie
TMS: Transcraniele Magnetische Stimulatie
DBS: Deep Brain Stimulation
Postpartum depressie
Tijdens zwangerschap, vlak na geboorte tot enkele maanden nadien
Vaak angst, agitatie
Obsessieve gedachten
Zeer ernstig: infanticide
Manie (bipolaire stoornis)
Stemming abnormaal verhoogd/prikkelbaar
+ toegenomen activiteit en energie (min 1 week)
Ernstige manie: roekeloos, ongeremd en chaotisch
Zeer ernstige manie: psychotische kenmerken (grootheidswanen en oordeelsstoornissen)
Hypomanie (bipolaire stoornis)
Soort van afgezwakte manie
Leidt niet tot moeilijkheden
Positief opgenomen: toegenomen activiteit en creativiteit
Ontstaan bipolaire stoornis
Erfelijke biologische kwetsbaarheid
Stress
Behandeling bipolaire stoornis
Psycho-educatie
Gesprekstherapie
Medicatie
Stemmingsstabilisatoren
ECT
Suïcide
Een daad met een dodelijk afloop, gesteld door het individu zelf met de verwachting van een potentiële dodelijke afloop
Suïcidepoging
Een niet-habitueel gedrag zonder dodelijke afloop, gesteld/geïnitieerd door het individu zelf met de verwachting van een potentiële dodelijke afloop
Automutilatie/zelfbeschadiging
Gewoontepatroon waarbij geen suïcidale intentie aanwezig is
Suïcidale gedachten
Actief denken aan, of het overwegen van suïcide, als mogelijkheid of als uitweg om ervaren problemen te verminderen of op te lossen
Onstaan suïcidaliteit
Een onevenwicht tussen beschermende en risicoverhogende (stress) factoren
Ook drempelverhogende en drempelverlagende factoren
Preventiestrategieën VAS (suïcidaliteit)
- Geestelijke gezondheidsbevordering met betrekking tot het individu en de maatschappij
- Suïcidepreventie door laagdrempelige telefonische en online hulp
- Bevorderen van deskundigheid en netwerkvorming bij intermediairs
- Strategieën voor specifieke risicogroepen
- De ontwikkeling en implementatie van aanbevelingen en hulpmiddelen voor de preventie van suïcide
Uitgangspunten richtlijn suïcidepreventie
- Suïcide kan voorkomen worden
- Suïcidaliteit krijgt altijd voorrang
- Suïcidaal gedrag is een op zichzelf staande problematiek
- Suïcidepreventie is een taak van elke hulpverlener
- Suïcidepreventie speelt zich af op verschillende niveaus
- universeel
- selectief
- geïndiceerd
Signalen suïcidaliteit
Expliciete dreigingen
Waarschuwingssignalen
Risicofactoren suïcide
Familiale, genetische belasting
Persoonlijkheidskenmerken
Beperkte foetale groei en perinatale omstandigheden
Vroege traumatische levensgebeurtenissen
Psychiatrische stoornis
Lichamelijke aandoening
Psychosociale crisistoestand
Beschikbaarheid van middelen
Blootstelling aan voorbeelden uit omgeving of media
Risicofactoren psychiatrische stoornissen voor suïcidaliteit
Depressieve stoornis
Bipolaire stoornis
Schizofrenie
Afhankelijkheid drugs
Afhankelijkheid alcohol
Angststoornissen
Enigerlei psychiatrische stoornis
Belangrijkste aandachtspunten bij detectie en hulpverlening aan suïcidale patiënten
- Contact maken
- Veiligheid bevorderen
- Naasten betrekken
- Continuïteit van zorg
Redenen hoog suïcidecijfer gedetineerden
- Nog voor opsluiting vormen ze een kwetsbare groep
- lage SE status
- impulsiviteit
- psych stoornissen
- middelenmisbruik
- veel voorgaande suïcide pogingen - Tijdens detentie blootgesteld aan stressfactoren en ontberingen
- verlies vrijheid en autonomie
- verlies steunfiguren
- pesterijen
Risicofactoren suïcidaliteit gedetineerden
Statuut van beklaagde
Alleen op cel verblijven
Veroordeeld zijn tot een levenslange gevangenisstraf
Recente suïcidale gedachten
Voorgeschiedenis suïcidepogingen
Psych diagnose
Extended suicide
Slachtoffer dat in de dood wordt meegenomen
Altruïsme
Vaak suïcidepoging bij dader nadien
Fillicide (suïcidaliteit)
Het doden van een kind door een ouder of stiefouder
Reclame alcohol
In Frankrijk geen reclame alcohol
In België wel (niks met naakte vrouwen of dat alcohol gezond is)
Verloop verslaving
Bij cannabis en cocaïne is de helft na 5 jaar gestopt
Bij alcohol en nicotine duurt het langer
Stigma verslaving
Causale attributie verantwoordelijkheid
Chronische hersenziekte
Zelfstigma
Succesnorm in de samenleving: geld, drank en seks
Gevolgen stigma verslaving
Schamen
Verstoppen
Negeren
Negatieve prognose
Desinteresse hulpverlening
Maatschappelijk antwoord verslaving
Preventie
Mogelijkheden tot behandeling
Harm reduction
Maatschappelijk herstel
Kwaliteitscontrole producten
Geschiedenis begrip verslaving
- Morele model
- Farmacologische model
- Symptomatische model
- Ziekte model
- Leertheoretisch model
- Sociale model
- Hersenziekte model
Drank en drugs aantrekkelijk? (verslaving)
Beïnvloeding autonome zenuwstelsels
- orthosympatisch
- parasympatisch
Beïnvloeding waarneming, gevoelens en gedachten
Roes
Beschrijvende diagnose DSM 5 (verslaving)
- Tolerantie
- Onthoudingsverschijnselen
- Controleverlies
- Weinig succesvolle stoppogingen ondanks de wil ertoe
- Groot deel van de tijd gaat op aan inspanningen om middel te bekomen, te gebruiken of te recupereren van het gebruik
- Belangrijke bezigheden worden opgegeven of verminderd
- Gebruik wordt voortgezet ondanks wetenschap dat er een belangrijk lichamelijk of psychisch probleem is
- Hunkering (Craving) of een sterke wens of drang naar het middel
Verslavingsgedrag
Blijven gebruiken ondanks de gevolgen
Tevergeefs minderen
Ambivalentie
Negeren, ontkennen, verstoppen.
Schuldgevoelens, onmacht.
Genot versus afzien
Herval na langere abstinentie.
Preoccupatie met gebruik, verwerven, verklaren.
Plotse hunkering, geen uitstel.
Existentieel lijden
Vervullen van een drang
Beleving verslaving
Het product wordt overgewaardeerd
Men is supergemotiveerd om het te bemachtigen
Het innamegedrag is moeilijk te onderdrukken
Mensen ervaren een enorme machteloosheid om het gedrag te veranderen.
Gevolgen dopamine verhoging (verslaving)
Dopamine codeert de drang
Dopamine signaleert de beschikbaarheid
Actiever wanneer de beloning groter lijkt dan verwacht
Preventie doelstellingen (verslaving)
- Niet-gebruik aanmoedigen
- Experimenteergedrag uitstellen
- Verantwoordelijk gedrag bevorderen
- Vroegtijdige aanpak stimuleren
- Schade beperken
Preventie strategieën (verslaving)
- Structurele preventie: beschikbaarheid, prijs, reclame, beginleeftijd
- Persoonsgericht: educatie, counseling
- Universeel, selectief, geïndiceerd
Motiverende gespreksvoering (verslaving)
- Voorbeschouwing
- Beschouwing
- Beslissing
- Actieve verandering
- Consolidatie
- Terugval
Residentiële centra (verslaving)
Psychiatrische ziekenhuizen
Psychiatrische afdelingen algemene ziekenhuizen PAAZ
Huisartsen
Keuze behandelplaats ambulant (verslaving)
- Eerste keuze
- Stepped care
- Zeker bij ‘onbeslist’
- Als harm-reduction
- Nodig als nazorg
- In 33% van de nieuwe behandelingen
Keuze behandelplaats residentieel (verslaving)
- Wanneer zelf stoppen te moeilijk is.
- Bij lichamelijke complicaties
- Bij dubbel diagnoses (niet alle)
- Altijd gevolgd door nazorg
- In 67% van de nieuwe behandelingen
Criminaliteit bij alcoholgebruik (verslaving)
Vermogensdelcten: minder sterk verband ivm drugs
Geweldsdelicten: sterker verband ivm drugs
Partnergeweld: minder sterk verband ivm drugs
Beperkingen onderzoek druggebruik in Vlaamse gevangenissen (verslaving)
Zelfrapportage
1/3 deelnemers
Prevalentie middelen abusus in detentie (verslaving
Alcoholmisbruik: mannen
Drugmisbruik: vrouwen
Middelen misbruik for settings (verslaving)
Polygebruik: 1/2 delinquenten met stoornis
Veel comorbiditeit met andere psych stoornissen
Link middelengebruik - criminaliteit (verslaving)
- Middelengebruik veroorzaakt criminaliteit
- Criminaliteit veroorzaakt middelengebruik
- Het wederkerige model: beide veroorzaken elkaar
- Er is een andere, gezamenlijke factor dat het verband tussen middelengebruik en criminaliteit verklaart
Foetaal alcohol syndroom (verslaving)
Gezichtsafwijkingen, verstandelijke beperking, hyperactiviteit en slecht sociaal functioneren
Als volwassene een verhoogde kans op middelenmisbruik en het plegen van delicten
Doel gedragsinterventies (verslaving)
Kennis van hun middelengebruik en delictgedrag en inzicht in de eigen patronen die hiertoe leiden
Motivatie verhogen om tot verandering te komen en het onder controle te krijgen van het gebruik
Medisch-sociale opvangcentra (verslaving)
Harm-reductionmodel: substitutiebehandelingen, medische en sociale begeleiding, spuitenruil
Ambulante drugzorg/dagcentra beleid (verslaving)
Ondersteuning op psychosociaal, administratief en juridisch vlak; dagstructuur
Individueel of in groep
Residentiële alcohol en drughulpverlening (verslaving)
Crisisinterventiecentra
Eenheid Psychiatrie Spoed Interventie
Ontwenningsafdelingen algemeen psych ziekenhuizen
Therapeutische Gemeenschappen
Laagdrempelige hulp (verslaving)
Zelfhulpgroepen
Straathoekwerk
Druglijn
Drug Treatment Courts (DTC) (verslaving)
Matig positief effect op recidive
Druggerelateerde criminaliteit
Afname gebruik
Drug Treatment Courts kenmerken (verslaving)
- Algemene en gespecialiseerde (drug)hulp- en dienstverleningsvoorzieningen
- DTC-cliënten worden op een neutrale wijze benaderd en er is interactie tussen DTC-cliënten en magistraten
- Op frequente basis afname alcohol- en drugtesten
- DTC-cliënten worden beloond of gestraft al naargelang ze het programma naleven
- Doelstellingen van het DTC-traject worden tijdens verscheidene zittingen opgevolgd en geëvalueerd
- Samenwerkingsverband tussen de DTC, overheidsinstanties en hulpverleningsorganisaties
Drugbehandelingskamer (DBK) (verslaving)
Een gespecialiseerde kamer die alle strafdossiers in verband met middelenmisbruik en dossiers over strafbare feiten druggebruik centraliseert
Beklaagde krijgt de kans om iets te doen aan zijn/haar drugprobleem voordat de rechter een veroordeling uitspreekt
Liaison aanwezig
Opvolging: eerst om de twee weken, later min een keer per maand
Drughulpverlening detentie (verslaving)
Drugvrije afdelingen (DVA)
B.Leave-programma
Substitutietherapie
Centraal aanmeldingspunt voor drugsverslaafden (CAP)
TANDEM: toeleiding en aanmelding na detentie en meer (verslaving)
Dit project wil alle gedetineerden met een geestelijk gezondheidsprobleem helpen met het vinden van de gepast zorg- en hulpverlening na detentie
Prioritaire en bijzondere aandacht gaan naar verslavingsproblematiek
Doelstellingen TANDEM (verslaving)
- Verschaffen van informatie rond bestaande hulpverlening
- Verhogen van motivatie en bereidheid tot het volgen van behandeling
- Contact leggen met en het gericht doorverwijzen naar externe (hulpverlenings-) diensten
Kenmerken ASS
- Persisterende deficienties in de sociale communicatie en sociale interactie in uiteenlopende situaties
- Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten
- Vanaf de vroege ontwikkelinsperiode
- Significante lijdensdruk of beperkingen in functioneren
Centrale coherentie (ASS)
Het zien van samenhang in losse elementen
Sterk in (ASS)
Oog voor detail, eerlijk en loyaal, goed analytisch denken en goed technisch inzicht
Diagnose (ASS)
Vooral op basis van gedragskenmerken
Soms diagnostische instrumenten ADOS
Theory of mind (TOM) (ASS)
Mensen met autisme hebben moeite om zich in het perspectief van de ander te verplaatsen
bv Sally-Anne, Faux Pas
Onderscheid tussen congitieve en emotionele empathie
ASS maakt meer kwetsbaar
- Sociale naïviteit
- Vasthouden aan regels en routines
- Niet begrijpen van sociale situaties-sociale exclusie
- Gefixeerde interesses
- Moreel redeneren
Persoonlijkheidsstoornis
Persoonlijkheidstrekken zijn in extreme mate aanwezig
Op dezelfde manier in hoge mate reageren (star reactiepatroon)
Vanaf adolescentie of vroegvolwassenheid
Patroon persoonlijkheidsstoornis
Duidelijk afwijkend
Star
Breed terrein
Langere tijd aanwezig
Veroorzaakt duidelijk lijden/beperkingen
Algemene criteria persoonlijkheidsstoornis DSM-5
A. Er moet een duurzaam afwijkend patroon zijn van belevingen en gedragingen op minstens 2 gebieden:
* Cognities
* Affecten
* Interpersoonlijk functioneren
* Impulsbeheersing
B. Het duurzame patroon is inflexibel en komt tot uiting in een breed scala van persoonlijke en sociale situaties.
C. Het duurzame patroon veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.
D. Het patroon is stabiel en van lange duur, en het begin ervan kan worden herleid tot op zijn laatst de adolescentie of de jonge volwassen leeftijd.
E. Het duurzame patroon kan niet worden verklaard als een uiting of gevolg van een andere psychische stoornis.
F. Het duurzame patroon kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of aan een somatische aandoening .
DSM perspectief (PS)
Categoraal = persoonlijkheidsstoornissen zijn afzonderlijke, klinische syndromen die ofwel aanwezig zijn ofwel afwezig zijn
Diagnostiek (PS)
- Interview
- Zelfrapportage
- Performance based assessment
Ontstaan (PS)
Biologische, psychologische en omgevingsfactoren
Hechting in vroege kindertijd
Behandeling (PS)
Basisbehandeling: psychotherapie, langdurig en intensief
Soms medicatie
Clusters (PS)
Cluster A: vreemd, excentriek
Cluster B: dramatisch, emotioneel
Cluster C: zorgelijk, vreesachtig
Cluster C (PS)
Sociale vermijding, dwangmatig handelen en onzelfstandigheid
- Afhankelijke PS
- Ontwijkende/vermijdende PS
- Dwangmatige PS
Vermijdende PS
Sociaal geremd, gevoel van tekortschieten, hypersensitief voor negatief oordeel
Faalangst
Gevoel van incompetentie
Wel behoefte aan contact maar bang ervoor
Afhankelijke PS
Onderdanig en aanklampend, behoefte om verzorgd te worden
Zien zichzelf als zwak en niet in staat een zelfstandig bestaan op te bouwen
Laag zelfwaardegevoel
Hechten zich aan sterke partner
Angstig om andere te verliezen
Dwangmatige PS
Controle, ordelijkheid en perfectie
Alleen focus op details
Houden van netheid
Gierig
Moeilijk beslissingen nemen
Hogen eisen
Cluster A (PS)
Afstandelijk, zonderling
Gelijkenissen schizofrenie
- Schizoiede PS
- Schizotypale PS
- Paranoiede PS
Schizoiede PS
Afstandelijk, vlak in sociale relaties en beperkt scala van emotionele expressies
Kluizenaar
Maken zich niet druk om wat anderen denken
Werken graag met computers
Schizotypale PS
Afstandelijk in sociale relaties, vreemde denkpatronen en excentriek gedrag
Spraak is vaag en wijdlopig
Vreemde ideeën
Sterk bijgelovig
Weinig emoties of emoties niet passend bij gebeurtenis
Angstig in sociale situaties
Paranoiede PS
Achterdocht, een voortdurend wantrouwen jegens anderen
Vermoed dat anderen hem zullen bedriegen
Onrechtvaardige twijfels over betrouwbaarheid
Voortdurende waakzaamheid
Stereotiep denken
In relaties vaak dominant en beperkend
Cluster B (PS)
Moeite beheersen impulsen en emoties
Streven naar snelle behoeftebevrediging
- Histrionische of theatrale PS
- Narcistische PS
- Borderline PS
- Antisociale PS
Histrionische of theatrale PS
Excessieve emotionaliteit en aandacht
Middelpunt van belangstelling
Overdrijven in gedrag/uiterlijk/emoties
Femme fatale
Overgevoelig voor afwijzing
Emoties komen onecht over
Narcistische PS
Grandiositeit, behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie
Zelfingenomen en ijdel
Gepreoccupeerd met aanzien, macht en succes
Voelen zich superieur
Gevoelig voor kritiek
Borderline PS
Instabiliteit in relaties, zelfbeeld en affect, vaak in crisis
Extreme en snel wisselende stemmingen
Zwart-wit denken
Dreigen met zelfverwondend of suïcidaal gedrag
Wisselend zelfbeeld
Lokken verlating uit
Gevoel van leegte
Omgaan met iemand met bordeline (PS)
- Betrokken blijven zonder meegezogen te worden
- Heftige emoties ontmijnen
- Grenzen stellen
- Samenwerken
- Zorgen voor jezelf
Antisociale PS
Gebrek aan respect voor en schending van rechten van anderen
Egoïsme en impulsiviteit
Oneerlijk en onbetrouwbaar
“tref de ander voor hij jou treft”
-> sterke voorspellers recidive
DSM-5 criteria antisociale PS
- Diepgaand patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen vanaf het vijtiende levensjaar
- De leeftijd is ten minste 18 jaar
- Er zijn aanwijzingen voor normoverschrijdend-gedragsstoornis begonnen voor de leeftijd van 10 jaar
Psychopathie
The mask of sanity
Problemen in emotieregulatie: emotionele hyporesponsiviteit die resulteert in onbevreesdheid en gebrek aan empathie waardoor hun geweten onderontwikkeld blijft en hun morele socialisatie faalt
Psychopathie volgens Hare
- Interpersoonlijke kenmerken: glad, narcistisch, oppervlakking charmerend, manipulatief
- Affectieve kenmerken: kil, zonder schuldgevoel/empathie, oppervlakkige emoties
- Impulsieve en antisociale levensstijl: risicogedrag, geen doelen, onverantwoordelijk, sensatiezoeker
Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R) (PSY)
20 persoonlijkheidskenmerken
Dossierstudie en soms interview
0,1 of 2
Totaalscore: 40
2 factoren PCL-R (PSY)
Factor 1: combineert kenmerken die verwijzen naar een egocentrisch, kil en meedogenloos gebruik maken van anderen.
-> ‘arrogant-bedriegende interpersoonlijke stijl’ en ‘kil-emotioneel oppervlakkig functioneren’
-> persoonlijkheid
Factor 2: groepeert kenmerken van een chronisch instabiele, antisociale en sociaal afwijkende gedragsstijl
-> ’impulsief en onverantwoordelijk handelen’ en ‘antisociaal gedrag’
-> gedrag
Verband tussen psychopathie en externaliserende problemen (PSY)
Gedragsstoornis
ADHD
Antisociale PS en narcistische PS
Alcohol- en drugmisbruik
Uitingsvorm vrouwen (PSY)
Gedrag: meer theatraal, manipulatief, zetten seksualiteit in, zetten anderen aan tot geweld
Interpersoonlijk: grandiositeit/narcisme is meer verborgen
Psychologische betekenis: gebruiken promiscuïteit als strategie
Invloed sociale normen: financiële afhankelijkheid
Distress theory (PSY)
Affectief-empathisch deficit waardoor morele socialisatie faalt
Startle reflex paradigma (PSY)
Oogknipperreflex meten bij mensen die naar stimulus kijken
Negatieve stimulus/angst bevorderende omgeving: meer knipperen (fps)
Lexicale decisie taak (PSY)
Zo snel mogelijk beslissen of een letterreeks ook een echt worod vormt en op knop drukken
Geen verschil in reactietijd bij alle soorten woorden
Gewetensontwikkeling (PSY)
Morele cognities
Morele emoties
Moreel gedrag
Problemen behandeling interpersoonlijk (PSY)
Ze liegen veel
Ze vinden zichzelf geweldig dus snappen niet waarom ze behandeling nodig hebben
Ze richten zich tot stagiars om hen te manipuleren
Problemen behandeling affectief (PSY)
Je kan geen therapeutische relatie aangaan met hen
Je kan ze geen empathie laten voelen
Ze geven hun schuld niet toe
Problemen behandeling levensstijl (PSY)
je kan geen doelstellingen maken met hen
Ze zeggen zelf vaak dat ze psycholoog willen worden
Ze vinden alles in therapie saai, te repetitief en willen dan afhaken
Problemen therapie antisociaal (PSY)
Ze kunnen hun gedrag in behandeling vaak goed controleren waardoor diagnose moeilijk is
Ze komen geen voorwaarden na
RNR-model (PSY)
Risk: intensief behandelen
Need: focus op criminogene behoeften
Responsivity: methodieken en stijl aanpassen aan kenmerken van de groep
Behandeling psychopaten
What’s in it for me?
Soms ego-sparend interveniëren om ze in therapie te houden
In behandelklimaat manipulatieruimte zo klein mogelijk maken
Zero-tolerantie: geanticiperende beloningen niet geven
Aandachttraining
Moeizaam behandelingsverloop (PSY)
Minder gemotiveerd
Drop-outs
Vertonen minder vooruitgang
Overtreden vaker de regels
Minder therapietrouw
Vloeken en dreigen meer
Institutionele fysieke agressie
Primair doel behandeling (PSY)
Frequentie en ernst van gewelddadig gedrag in instituties en na vrijlating verminderen