prostaat- en blaascarcinoom (en baarmoederhalskanker Flashcards
cisplatin chemo bijwerkingen
- vermoeidheid (anemie, trombopenie, leukopenie)
- haaruitval
- piepend gehoor, dove vingertoppen (polyneuropathie)
- nierfunctiestoornissen
- smaak weg, misselijk
orthotope neoblaas
- van een stukje dunne darm (terminale ileum) wordt n nieuwe blaas gemaakt
- 45cm
- dunne darm wordt weer aan elkaar gemaakt
- terminale ileum wordt opgeknipt en een bol van gemaakt (geprobeerd laag druksysteem van te maken)
voorwaarden neoblaas
- gemotiveerde patient
- jonger dan 75 jaar
- adequate nierfunctie
- vermogen CIC
- blaashals/UP tumorvrij
- geen radiotherapie bekken
stoma
- complicatie: ileus
- darmen worden weer aan elkaar gemaakt in een U-bocht
- B12 deficiëntie kan voorkomen omdat dit normaalgesproken wordt opgenomen in het terminale ileum
epidemiologie blaascarcinoom
- 6600 per jaar
- M:V 4:1
- 90% urotheelcarcinoom, 8% plaveiselcarcinoom
- 25% spierinvasief
- 25 doden per week
- 5-jaars overleving: 50-55%
- ernstig gerelateerd aan roken
risicofactoren blaascarcinoom
vg en medicatie:
- bestraling kleine bekken
- chronische urineweginfectie
- verblijfskatheter (wordt vaak plaveiselcelcarcinoom gezien)
- fenacetine (pijnstiller)
- immuunsuppressie
- cyclofosfamide (cytostaticum)
- schistosomiasis (bilharzia)
intoxicatie:
- roken!!!!
familie en sociale anamnese:
- aromatische amines
- schilders, verfindustrie, (kappers), rubberindustrie, mijnwerkers
- balkan-nefropathie
beeldvorming bij blaascarcinoom
wel:
- echografie nieren
- UCS (urethrocystoscopie)→ belangrijkste onderzoek voor blaas
- CT-urinewegen
alleen op indicatie:
- X-BOZ
- X-RPG = retrograad pyelogram
- MRI
- X-RUG = retrograad urethrogram
behandeling blaascarcinoom
- TUR / blaasbiopt (eerste stap)
- transurethrale resectie
- met buisje naar binnen, met een brandmesje wordt de tumor weggehaald
- zowel behandeling als diagnose
- blaasspoelingen
- re-TUR
- radicale cystectomie met urinedeviatie
- (chemo)radiotherapie
- chemotherapie
- immuuntherapie
feitje
Carcinoma in situ is bij blaaskanker wel al een vorm van kanker ipv een voorstadium
stadiering blaascarcinoom
Tis: carcinoma in situ
Ta: ingroei alleen in urotheel
T1: ingroei in bindweefsel
T2: ingroei in spierlaag
T3a: ingroei in spierlaag en vet
T4a: ingroei in prostaat/uterus/vagina
T4b: ingroei door de prostaat in andere orgaan (bv bekken of buikwand)
-> bimanueel toucher in narcose
- niet-invasief -> CT urinewegen (behandeling: TUR)
- spierinvasief -> CT-thorax/abdomen
intravesicale spoelingen
- chemo: mitomycine C of epirubicine
- immuuntherapie: BCG
- eenmalig postoperatief chemo: bij low/intermediate-risk → verlaagt de kans op recidief met 12%
- iedereen krijgt standaard eerste blaasspoeling na de operatie
onderhoudsspoelingen:
- low-risk (1 tumor < 3 cm): geen spoelingen (wel 5 jaar lang cystoscopie)
- intermediate , met hoge recidief frequentie: MCC (mitomycine C)
- high-risk (alle tumoren G3 of T1 of carcinoma in situ): re-TUR en aansluitend BCG 1-3 jaar
Re-Tur
- bij high risk patient
- kans 50-60% dat niet al de kanker is weggehaald
- bij Ta/T1G3 urotheelcarcinoom altijd re-TUR
- kans van 10% dat er toch ingroei is in de spier
- als geen detrusor aanwezig is in het preparaat: kans op T2 hoger
- als wel detrusor aanwezig en tumorvrij: recidief kans 4x lager
spierinvasief urotheelcarcinoom behandeling
- cystectomie met urinedeviatie
- incotinent stoma (Brickerse deviatie)
- continent stoma (Indiana pouch)
- orthotope neoblaas
- chemotherapie
- neoadjuvant/adjuvant
- inductie
- palliatief
- radiotherapie
- uitwendige radiotherapie
- inwendige radiotherapie (brachytherapie)
- combinatie therapie
- chemoradiatie
- systemische immuuntherapie
- voor uitzaaiingen
radicale cystectomie en urinedeviatie
- alles met robot (6 kleine sneetjes)
- de blaas eruit + pelviene lymfklierdissectie (iliacaal vaten)
- cystoprostectomie bij mannen
- uterus en eierstokken eruit bij vrouwen (van oudsher)
- hele hoge kans op complicaties
- incontinente deviatie = Bricker
- ureterocutaneostomie
- continente niet-orthtopie deviatie = Indiana pouch
- caecum als blaas, appendix is stoma
- continente orthotope deviatie = neoblaas
complicaties cystectomie
- postoperatief
- ileus
- wondinfectie (soms)
- UWI (vaak)
- abces
- trombo-embolisch
- lange termijn
- parastomale hernia
- metabole acidose
- nierinsuffieciëntie
- ureterstenose
- littekenbreuk
radiotherapie bij blaascarcinoom
- radiotherapie alleen → inferieur aan radicale chirurgie
- voor patiënten die niet geopereerd kunnen worden
- chemoradiotherapie = superieur aan radiotherapie alleen: betere lokaal-recidiefvrije overleving
- interstitiële radiotherapie (brachytherapie) in geselecteerde gevallen:
- solitaire tumor < 5 cm
- klinisch stadium T2N0M0
- geen bijkomend CIS
- tumor niet op blaashals of trigonum
chemotherapie bij blaascarcinoom
- neoadjuvante setting: altijd icm met lokale behandeling
- absolute overlevingswinst van 6% na 10 jaar
- verdubbelt kans op ypT0N0 (geen resttumor aanwezig)
- cisplatin-based, 3 of 4 kuren gevolgd door radicale cystectomie
- 1/3 kan geen cisplatin krijgen vanwege slechte nierfunctie, CV status, gehoorstoornissen, polyneuropahtie
- toxiciteit: gehoorschade, nierfunctieverlies, beenmergdepressie
- GFR min. 60 ml/min
- inductiesetting: alleen bij respond doe je lokale behandeling
- locoregionaal lymfogeen gemetastaseerd
- primaire tumor met klinisch stadium T4
- cisplatin of carboplatin-based
- palliatief: levensverlengend en bestrijden klachten
- mediane survival van 8 naar 14 maanden
- cisplatin of carboplatin-based
→ goed performance, geen anemie, geen lever of botmeta’s zijn prognostisch gunstige factoren
!!!!! Plaveiselcelcarcinoom van de blaas is chemoresitent
feitje
!!!!! Plaveiselcelcarcinoom van de blaas is chemoresitent
immunotherapie bij blaascarcinoom
- urotheelcarcinoom kent hoge mutatie load
- analoog aan longcarcinoom en melanoom
- veel antigenen op tumorcellen
- immunotherapie helpt eigen immuunsyteem tumor aan te vallen
- checkpoint inhibitors: PD1 / PDL1 remmers
- 1e lijns therapie indien cisplatin-unfit en PDL1+
- als 2e lijns therapie in M+ setting: responspercentage 25%
- vergeleken met 2e lijns chemo: responskans max 10%
feitjes prostaatcarcinoom I
- PSA eiwit maakt ejaculaat meer vloeibaar
- zaadblaasjes maken het grootste deel volume van het ejaculaat en bepalen de zuurtegraad
- de kliertjes van Cowper en kleine kliertjes in de plasbuis maken het voorvocht
apex: urethrazijde van de prostaat
basis: blaaszijde van de prostaat
prostaataandoeningen
- benigne prostaat hyperplasie (BPH)
- prostatitis
- prostaatcarcinoom (geeft bijna nooit klachten)
-> geven allemaal verhoogde PSA (zegt iets over volume prostaat)
incidentie prostaatkanker
- 13.000 mensen per jaar (1 a 2 patienten per huisarts)
- meestvoorkomende kanker bij mannen
- 2800 stergevallen per jaar
- toename door dubbele vergrijzing en toename checkups en screening
hoe spoor je prostaatkanker op?
- PSA meten (hoger PSA → grotere prostaat, hoeft niet altijd een carcinoom te zijn)
- toucher
- prostaatbioptie
- beter perineaal dan transrectaal
- 1/20 mannen kreeg prostaatontsteking door transrectaal
Gleason score
1e getal: meest voorkomende groeipatroon
2e getal: wordt ook gezien maar minder
score 5+3 is erger dan 3+5