gastro-intestinale maligniteiten Flashcards

o.a. oesofaguscarcinoom, colorectaalcarcinoom

1
Q

oesofaguscarcinoom symptomen

A
  • dysfagie
  • pijn
  • gewichtsverlies

minder voorkomende symptomen
- bloedbraken/melena
- heesheid
- hikklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

maagcarcinoom symptomen

A

proximaal:
- dysfagie
- bloedverlies
- gewichtsverlies

niet proximaal:
- verminderde eetlust
- snel vol gevoel
- misselijkheid en braken
- gewichtsverlies
- pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

colorectaal carcinoom (CRC) symptomen

A
  • veranderd defecatie-patroon
  • bloedverlies
  • buikpijn

minder voorkomend:
- ileus: misselijkheid en braken
- gewichtsverlies en vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pancreascarcinoom symptomen

A
  • rugpijn (doorborend)
  • gewichtverlies
  • stille icterus
  • 75% kop, 15% corpus, 10% staart
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

galwegcarcinoom symptomen

A
  • icterus, jeuk
  • pijn
  • verminderde eetlust
  • gewichtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oesofaguscarcinoom diagnostiek

A

gouden standaard: gastroscopie met biopten

T-stadiering doorgroei:
- endo-echo

N-stadiering:
- endo-echo
- (PET) CT

M-stadiering:
- CT-scan thorax-adbdomen (/PET-scan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

maagcarcinoom diagnostiek

A

gouden standaard: gastroscopie met biopten

TNM:
- zelfde als bij oesofaguscarcinoom alleen endo-echo minder belangrijk/geschikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

colorectaalcarcinoom (CRC) diagnostiek

A

gouden standaard: colonoscopie met biopten
(CT is second best)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschil in stadiering in colon en rectum

A

behandeling colon:
- operatie evt. gevolgd door chemo

coloncarcinoom stadiering:
- T (postoperatief)
- N (postoperatief)
- M: CT-scan thorax-abdomen

behandeling rectum:
- vooraf chemo-radiotherapie gevolgd door operatie

rectum stadiering:
- T: MRI
- N: MRI
- M: CT-scan thorax-abdomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pancreascarcinoom diagnostiek

A
  • diagnose lastig te stellen
  • CT-scan thorax-abdomen (dubbel duct sign: uitgezette common bile duct en ductus pancreaticus)
  • endo-echo mt FNA-FNB
  • operatie (whipple)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

epidemiologie slokdarmcarcinoom

A
  • europa -> adenocarcinoom, Azie -> plaveiselcarcinoom
  • 65%-70% > 65 jaar
  • 5 jaarsoverleving voor alle patienten is 15%
  • 50% bij presentatie al hematogeen gemetastaseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

alarmsymptomen slokdarmkanker

A
  • hematemesis
  • melaena
  • braken
  • dysfagie
  • odynofagie
  • persisterend hikken
  • foetor ex ore (slechte adem)
  • ongewild gewichtsverlies
  • anemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

relatie stadiering en behandeling

A

T1 N+ → endoscopisch

T1b-T3b/4a → curatie

M1 → palliatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behandeling slokdarmcarcinoom

A

curatie vs palliatie: 50% vs 50% (ten tijde van diagnose)

  • slokdarmresectie is nog steeds het belangrijkste onderdeel van een curatieve behandeling
  • een slokdarmresectie is majeure chirurgie met aanzienlijke moraliteit (4%) en hoge morbiditeit (>50%)
  • een patient moet operabel zijn (fit for surgery)
  • een slokdarmresectie wordt alleen in opzet curatief uitgevoerd
    • niet bij cT4b tumoren (ingroei andere organen)
    • niet bij metastasen op afstand
  • er is geen plaats voor een palliatieve slokdarmresectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

plaveiselcarcinoom van de slokdarm (SCC)

A
  • gaat uit van plaveiselceleptiheel
  • in hele slokdarm (proximaal tot slokdarm-maagovergang)
  • risicofactoren: roken, alcohol, corrosie, RT, KNO tumor, achalasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Barret

A
  • Barret ontstaat door reflux (GERD)
  • reflux door verminderde werking sfincter (LES)
  • 1/10 mensen met reflux ontwikkeld Barett
  • Barett is metaplasie (plaveisel cel → slijmbekercel)
  • kans op slokdarmkanker 30-50x verhoogd
  • <5% Barett ontwikkelt adenocarcinoom
  • Barett endoscopisch duidelijk
  • ontwikkeling tot adenocarcinoom in stapjes
    • metaplasie
    • onzekere dysplasie (indefinite)
    • laaggradige dysplasie
    • hooggradige dysplasie
    • adenocarcinoom
  • Barret-surveillance (1x in de 2 jaar scopie voor check op adenocarcinoom)
17
Q

Adenocarcinoom van de slokdarm

A
  • gaat uit van slijmbekercellen (metaplasie)
  • distaal in de slokdarm en slokdarm-maagovergang
  • risicofactoren: Barett, obestitas, roken, RT
18
Q

curatieve behandeling slokdarmkanker

A
  • neoadjuvante chemoradiotherapie -> slokdarmresectie (90%; 5-jaar overleving 50%)
  • neoadjuvante chemotherapie -> slokdarmresectie (bij contraindicatie voor RT; 5-jaarsoverleving 30%)
  • direct opereren (vroegcarcinomen en contraindcaties voor chemo(radio)therapie
  • definitieve CRT (meer toxisch dan def. RT)
  • definitieve RT (contraindicaties voor chemo, minder effectief dan def. CRT)
    (adenocarcinoom reageert vaak minder goed op chemo/bestraling dan plaveiscelcarcinoom)
19
Q

complicaties slokdarmchirurgie

A

morbiditeit > 50%
- wondinfectie
- nabloeding
- naadlekkage
- atriumfibrilleren
- pneumothorax
- atelectase
- pneumonie
- chyluslekkage
- stembandparese
(mortaliteit < 5%)

20
Q

voorkeurslokalisaties metastasen crc

A
  • lever (grootste deel)
  • long
  • peritoneum
  • distant LN
  • bot (klein deel)
21
Q

levermetastsen

A
  • 15-20% synchroon (op moment van diagnose metastasen op afstand)
  • 15-20% metachroon (gedurende follow up behandeling metastasen op afstand)
  • 80% van colorectale levermetastasen niet resectabel → palliatieve therapie (slechte prognose)
    • voor 20% resectie/lokale behandeling mogelijk (betere chemo, lokale therapieën en uitbreiding indicaties) -> alles resectabel zolang voldoende resterend fuctionerend leverweefsel (20-30%
22
Q

behandeling levermetastasen bij crc

A
  • resectie (hemihepatectomie rechts of wigresectie)
  • lokaal ablatieve technieken
    • radiofrequente ablatie (RFA)
    • microwave (MWA)
    • irreversibele elctropratie (IRE) (Nanoknife)
  • stereotactische radiotherapie
  • systemische cehmotherapie
    • inductie chemo
    • palliatieve chemo
23
Q

resectie niet mogelijk? -> opties

A
  • radicale resectie niet mogelijk tgv tumorload
    -> reduceren tumorload door (inductie) chemotherapie (nadeel van chemo is dat je lever zieker wordt)
  • te weinig resterend functionerend leverweefsel (<20-30%)
    → vergroten restvolume leve: v. porta embolisatie
24
Q

stereotactische radiotherapie indicatie

A
  • resectie en/of lokale ablatie niet mogelijk
    • lokale metastasen
    • comorbiditeit
  • max 8 cm
  • max 3 lesions
25
Q

longmetastasen bij crc

A
  • geen regeneratievermogen
  • wel ‘overcapaciteit’
  • zelfde lokale mogelijkheden
    • resectie
      • anatomisch
      • exta-anatomisch
    • ablatie (cave pneumothorax)
    • stereotactische radiotherapie
26
Q

peritoneaal metastasen bij crc

A
  • laparscopie beste optie voor diagnostiek
  • behandeling: HIPEC (spoelt de buik met verhitte chemotherapie nadat je de metastasen verwijderd hebt)

meest voorkomende complicaties:
- langdurgie gastoparese
- naadlekkage
- respiratioire insufficientie
- enterocutane fisteling
- wondproblematiek
- opnameduur 15-20 dagen

27
Q

colorectaal carcinoom incidentie

A
  • 15.000 in NL
  • 90% > 50 jaar
  • 25-30% rectumcarcinoom
  • overlijden 5000/jaar
  • ca. 50% stadium I/II
28
Q

symptomen crc

A
  • bloedverlies per anum
  • wisselende defaecatie: obstipatie - diarree
  • buikpijn
  • loze aandrang
  • vermoeidheid: ijzergebreks anemie
  • onverklaarde gewichtsdaling
    dd colorectaalcarcinoom → colonosopie
  • geen symptomen → colonoscopie door bevolkingsonderzoek
29
Q

diagnostiek crc

A

stap 1: stellen van diagnose dmv colonoscopie
- hele darm bekijken
- biopten

stap 2: stageringsonderzoek
- disseminatieonderzoek
- CT-thorax/abdomen
- MRI-bekken bij rectumcarcinoom

30
Q

behandeling crc

A
  • stadium I-III -> primair operatie
    (bij stadium III en ongunstig stadium II -> adjuvante chemo)
31
Q

oncolytisch virus

A

een virus dat specifiek tumorcellen lyseert en anti-tumor immuniteit opwerkt
(als behandeling voor pancreascarcinoom?)
- natuurlijk voorkomend of genetisch gemodificeerd virus
- specifiek targeting van kankercellen
- celoppervlak / receptoren / promotoren
- verschil in genexpressie (gevoeligheid) → bv. aangeboren afweer
- anti tumor effect
- directe oncolyse
- niet-specifiek immuun stimulatie
- aantrekken cytotoxische T-cellen
- gebruiken voor alvleesklierkankerbehandeling
- tumoren hebben hun antivirale immuniteit opgegeven, om ongecontroleerd door te kunnen groeien
- het virus kan zich vermeerderen in de tumorcel → de tumorcel zal gaan barsten
- door het barsten van de tumorcellen wordt het anti-tumor-immunerespons weer geactiveerd

  • veroorzaakt acute infectie, lichaam ruimt zelf de kanker op
    (geen virus dat zich inbouwt in het genoom van de gastheer, of een virus dat muteert naar gevaarlijke mutanten!)
32
Q

oncolytisch virus: veilig en effectief

A

veilig voor patient: niet ziekteverwekkend
veilig voor omgeving van patient: mens en dier

effectief:
- veroorzakt oncolyse van tumorcellen
- induceert of verhoogd anti-tumor immuun respons van host
(dus ‘niet inbouwen in genoom’ is geen eis! -> is een eigenschap)

33
Q

NDV als oncolytisch virus

A

voordeel van NDV:
- animaal virus: veroorzakt geen ziekte in mensen (dus veilig)
- eenvoudig genetisch modificeerbaar
- effectiviteit bewezen in verschillende klinische trials (met vacin stammen)

nadeel van NDV:
- tot nu toe een te lage effectiviteit (moet verhoogd worden)
- virus is potentieel niet veilig voor omgeving (pluimbee)