gastro-intestinale maligniteiten Flashcards
o.a. oesofaguscarcinoom, colorectaalcarcinoom
oesofaguscarcinoom symptomen
- dysfagie
- pijn
- gewichtsverlies
minder voorkomende symptomen
- bloedbraken/melena
- heesheid
- hikklachten
maagcarcinoom symptomen
proximaal:
- dysfagie
- bloedverlies
- gewichtsverlies
niet proximaal:
- verminderde eetlust
- snel vol gevoel
- misselijkheid en braken
- gewichtsverlies
- pijn
colorectaal carcinoom (CRC) symptomen
- veranderd defecatie-patroon
- bloedverlies
- buikpijn
minder voorkomend:
- ileus: misselijkheid en braken
- gewichtsverlies en vermoeidheid
pancreascarcinoom symptomen
- rugpijn (doorborend)
- gewichtverlies
- stille icterus
- 75% kop, 15% corpus, 10% staart
galwegcarcinoom symptomen
- icterus, jeuk
- pijn
- verminderde eetlust
- gewichtsverlies
oesofaguscarcinoom diagnostiek
gouden standaard: gastroscopie met biopten
T-stadiering doorgroei:
- endo-echo
N-stadiering:
- endo-echo
- (PET) CT
M-stadiering:
- CT-scan thorax-adbdomen (/PET-scan)
maagcarcinoom diagnostiek
gouden standaard: gastroscopie met biopten
TNM:
- zelfde als bij oesofaguscarcinoom alleen endo-echo minder belangrijk/geschikt
colorectaalcarcinoom (CRC) diagnostiek
gouden standaard: colonoscopie met biopten
(CT is second best)
verschil in stadiering in colon en rectum
behandeling colon:
- operatie evt. gevolgd door chemo
coloncarcinoom stadiering:
- T (postoperatief)
- N (postoperatief)
- M: CT-scan thorax-abdomen
behandeling rectum:
- vooraf chemo-radiotherapie gevolgd door operatie
rectum stadiering:
- T: MRI
- N: MRI
- M: CT-scan thorax-abdomen
pancreascarcinoom diagnostiek
- diagnose lastig te stellen
- CT-scan thorax-abdomen (dubbel duct sign: uitgezette common bile duct en ductus pancreaticus)
- endo-echo mt FNA-FNB
- operatie (whipple)
epidemiologie slokdarmcarcinoom
- europa -> adenocarcinoom, Azie -> plaveiselcarcinoom
- 65%-70% > 65 jaar
- 5 jaarsoverleving voor alle patienten is 15%
- 50% bij presentatie al hematogeen gemetastaseerd
alarmsymptomen slokdarmkanker
- hematemesis
- melaena
- braken
- dysfagie
- odynofagie
- persisterend hikken
- foetor ex ore (slechte adem)
- ongewild gewichtsverlies
- anemie
relatie stadiering en behandeling
T1 N+ → endoscopisch
T1b-T3b/4a → curatie
M1 → palliatie
behandeling slokdarmcarcinoom
curatie vs palliatie: 50% vs 50% (ten tijde van diagnose)
- slokdarmresectie is nog steeds het belangrijkste onderdeel van een curatieve behandeling
- een slokdarmresectie is majeure chirurgie met aanzienlijke moraliteit (4%) en hoge morbiditeit (>50%)
- een patient moet operabel zijn (fit for surgery)
- een slokdarmresectie wordt alleen in opzet curatief uitgevoerd
- niet bij cT4b tumoren (ingroei andere organen)
- niet bij metastasen op afstand
- er is geen plaats voor een palliatieve slokdarmresectie
plaveiselcarcinoom van de slokdarm (SCC)
- gaat uit van plaveiselceleptiheel
- in hele slokdarm (proximaal tot slokdarm-maagovergang)
- risicofactoren: roken, alcohol, corrosie, RT, KNO tumor, achalasie
Barret
- Barret ontstaat door reflux (GERD)
- reflux door verminderde werking sfincter (LES)
- 1/10 mensen met reflux ontwikkeld Barett
- Barett is metaplasie (plaveisel cel → slijmbekercel)
- kans op slokdarmkanker 30-50x verhoogd
- <5% Barett ontwikkelt adenocarcinoom
- Barett endoscopisch duidelijk
- ontwikkeling tot adenocarcinoom in stapjes
- metaplasie
- onzekere dysplasie (indefinite)
- laaggradige dysplasie
- hooggradige dysplasie
- adenocarcinoom
- Barret-surveillance (1x in de 2 jaar scopie voor check op adenocarcinoom)
Adenocarcinoom van de slokdarm
- gaat uit van slijmbekercellen (metaplasie)
- distaal in de slokdarm en slokdarm-maagovergang
- risicofactoren: Barett, obestitas, roken, RT
curatieve behandeling slokdarmkanker
- neoadjuvante chemoradiotherapie -> slokdarmresectie (90%; 5-jaar overleving 50%)
- neoadjuvante chemotherapie -> slokdarmresectie (bij contraindicatie voor RT; 5-jaarsoverleving 30%)
- direct opereren (vroegcarcinomen en contraindcaties voor chemo(radio)therapie
- definitieve CRT (meer toxisch dan def. RT)
- definitieve RT (contraindicaties voor chemo, minder effectief dan def. CRT)
(adenocarcinoom reageert vaak minder goed op chemo/bestraling dan plaveiscelcarcinoom)
complicaties slokdarmchirurgie
morbiditeit > 50%
- wondinfectie
- nabloeding
- naadlekkage
- atriumfibrilleren
- pneumothorax
- atelectase
- pneumonie
- chyluslekkage
- stembandparese
(mortaliteit < 5%)
voorkeurslokalisaties metastasen crc
- lever (grootste deel)
- long
- peritoneum
- distant LN
- bot (klein deel)
levermetastsen
- 15-20% synchroon (op moment van diagnose metastasen op afstand)
- 15-20% metachroon (gedurende follow up behandeling metastasen op afstand)
- 80% van colorectale levermetastasen niet resectabel → palliatieve therapie (slechte prognose)
- voor 20% resectie/lokale behandeling mogelijk (betere chemo, lokale therapieën en uitbreiding indicaties) -> alles resectabel zolang voldoende resterend fuctionerend leverweefsel (20-30%
behandeling levermetastasen bij crc
- resectie (hemihepatectomie rechts of wigresectie)
- lokaal ablatieve technieken
- radiofrequente ablatie (RFA)
- microwave (MWA)
- irreversibele elctropratie (IRE) (Nanoknife)
- stereotactische radiotherapie
- systemische cehmotherapie
- inductie chemo
- palliatieve chemo
resectie niet mogelijk? -> opties
- radicale resectie niet mogelijk tgv tumorload
-> reduceren tumorload door (inductie) chemotherapie (nadeel van chemo is dat je lever zieker wordt) - te weinig resterend functionerend leverweefsel (<20-30%)
→ vergroten restvolume leve: v. porta embolisatie
stereotactische radiotherapie indicatie
- resectie en/of lokale ablatie niet mogelijk
- lokale metastasen
- comorbiditeit
- max 8 cm
- max 3 lesions