Probleem 6 Flashcards
Wat is moraliteit?
Een set principes of idealen die ervoor zorgen dat iemand onderscheid kan maken tussen goed en slecht, vervolgens aan de hand van dit onderscheid kan handelen, en zich trots kan voelen bij goed gedrag en schuldig bij gedrag dat tegen de standaarden in gaat.
Wat is internalisatie?
Het proces van het aannemen van waarden of standaarden van andere mensen en deze vervolgens zien als de eigen standaarden.
De morele ontwikkeling heeft 2 soort dimensies, benoem deze en leg ze uit.
De intrapersoonlijke dimensie gaat over de activiteiten van iemand als hij of zij zich niet in een sociale interactie bevindt.
De interpersoonlijke dimensie reguleert sociale interacties.
Welke 4 fases van morele ontwikkeling zijn er volgens Piaget?
De premorele fase
De heteronone moraliteit
De overgansfase
De autonome moraliteit
Leg uit wat de premorele fase inhoudt.
Vanaf de geboorte tot het vijfde jaar. Kinderen hebben weinig respect voor of bewustzijn van sociaal vastgestelde regels en maken vooral hun eigen regels. Kinderen focussen vooral op genot en plezier.
Leg uit was de heteronome moraliteit inhoudt.
Vanaf het vierde tot het zevende jaar. Kinderen denken dat regels zijn vastgesteld door autoriteiten en hierdoor heilig en onveranderlijk zijn. Volgens kinderen heeft ieder moreel probleem een goede en een foute kant. De goede kant bevat het volgen van de regels. De foute kant omvat het negeren en overtreden van de regels.
Heteronome kinderen geloven in immanent justice en expiatory punishment. Leg uit wat deze inhouden.
Immanent justice. Dit is het geloof dat er onvermijdelijk een straf zal volgen als regels worden gebroken.
Expiatory punishment. Dit houdt in dat zij iemand die de regels breekt willen straffen, maar dat deze straf geen relatie hoeft te hebben met de slechte daad.
Leg uit wat de overgangsfase inhoudt.
Vanaf het zevende tot het tiende jaar is er een overgangsfase van heteronome naar autonome moraliteit. In deze fase vertonen kinderen kenmerken van beide fasen.
Leg uit was autonome moraliteit inhoudt.
Vanaf 10 jaar begint de fase van autonome moraliteit.
Kinderen worden zich ervan bewust dat regels en wetten zijn gemaakt door mensen en dat deze betwist of veranderd kunnen worden. Ook vinden ze dat regels gebroken kunnen worden, bijvoorbeeld in noodgevallen. Autonome kinderen snappen dat mensen die de regels breken niet altijd gestraft worden.
Autonome kinderen zijn voor reciprocal punishment. Leg uit wat dit is.
Straffen moeten de dader de gevolgen van de slechte daad laten begrijpen, oftewel: de straf moet met de daad te maken hebben.
Wat is het verschil tussen heteronome en autonome kinderen?
Bij het beoordelen of gedrag goed of fout is, kijken heteronome kinderen alleen naar de consequenties en niet naar de intenties. Autonome kinderen kijken naar zowel de consequenties, als de intenties.
Welke kritiek is er op Piagets theorie over morele ontwikkeling?
Kritiek op de theorie van Piaget was onder andere dat de leeftijd van morele ontwikkeling wordt onderschat. Deze zou al eerder beginnen.
Ook is de morele ontwikkeling nog niet volledig ontwikkeld bij de leeftijd van tien.
Cultuur zou invloed hebben op de morele ontwikkeling en het is dus niet universeel zoals Piaget dit wel beschrijft.
Piaget heeft de theorie gebaseerd op zijn eigen kinderen en er is geen rekening gehouden met sociale factoren.
Kohlberg’s theorie is gebaseerd op die van Piaget. Uit welke 3 niveaus bestaat Kohlberg theorie?
Niveau 1: preconventioneel niveau
Niveau 2: conventioneel niveau
Niveau 3: postconventioneel niveau
Leg kort uit wat het preconventioneel niveau inhoudt en uit welke 2 fases het bestaat.
- Geboorte - 9 jaar
- Op dit niveau zijn regels geheel extern en nog niet geïnternaliseerd. Besluiten over moraliteit gaan over het individu, niet over de (waarden van de) samenleving.
Binnen dit niveau onderscheidt Kohlberg twee fasen:
1. Straf en gehoorzaamheid oriëntatie
2. Individualisme en uitwisseling
Wat houdt de straf en gehoorzaamheid oriëntatie fase in? (fase 1)
Kinderen gehoorzamen, omdat volwassenen zeggen dat ze moeten gehoorzamen en morele besluiten zijn gebaseerd op angst voor straf. Of iets goed of slecht is, hangt af van de consequenties.
Wat houdt de individualisme en uitwisseling fase in? (fase 2)
Kinderen streven hun eigen interesses na. Naïef hedonisme: iets is goed als het goed is voor de eigen interesses. Goed gedrag richting anderen komt door de motivatie dat men er iets voor terugkrijgt, slecht gedrag volgt vaak als reactie op een eerder ontvangen slechte behandeling. Kinderen zijn dus meer gefocust op beloningen.
Leg kort uit wat het conventioneel niveau inhoudt en uit welke 2 fases het bestaat.
- Adolescenten
- Op dit niveau doen kinderen de juiste dingen voor de goedkeuring van anderen. Ze houden zich aan bepaalde standaarden (intern), maar dit zijn de standaarden van bijvoorbeeld de ouders en de samenleving (extern). Er is op dit niveau begrip van verschillende perspectieven.
Binnen dit niveau onderscheidt Kohlberg twee fasen:
3. Goede interpersoonlijke relaties
4. Social-order-maintaining moraliteit
Wat houdt de “Good boy” “good girl” oriëntatie/goede interpersoonlijke relaties fase in? (fase 3)
Gedrag is goed als het anderen helpt en als anderen het goedkeuren. Mensen worden beoordeeld op hun intenties, in plaats van de consequenties. Goede eigenschappen zijn trouw, liefde, empathie, zorg voor anderen, goede bedoelingen en vriendelijkheid.
Wat houd de social-order-maintaining moraliteit fase in? (fase 4)
Morele beoordelingen zijn gebaseerd op de sociale orde en de wet. Wat juist is, is wat de wet volgt en de gehele samenleving helpt. Dit komt door het bewaren van de sociale orde. De wet staat boven iemands eigen interesses.
Wat houd de social-order-maintaining moraliteit fase in? (fase 4)
Morele beoordelingen zijn gebaseerd op de sociale orde en de wet. Wat juist is, is wat de wet volgt en de gehele samenleving helpt. Dit komt door het bewaren van de sociale orde. De wet staat boven iemands eigen interesses.
Leg kort uit wat het postconventioneel niveau inhoudt en uit welke 2 fases het bestaat.
- Vroege volwassenheid
- Op dit niveau is moraliteit intern. ‘Wettelijk geoorloofd’ en ‘moreel juist’ komen niet altijd overeen: iets kan moreel juist zijn en toch tegen de wetten ingaan.
Binnen dit niveau onderscheidt Kohlberg twee fasen:
5. Sociaal nut en individuele wetten
6. Universele ethische principes
Wat houd de sociaal nut en individuele wetten fase in? (fase 5)?
Eetten die zorgen voor het menselijk welzijn, zijn een sociaal contract waaraan mensen zich moeten houden. Wetten die tegen mensenrechten in gaan, zijn betwistbaar en moreel gedrag kan hier tegenin gaan. Men houdt in deze overweging rekening met de meerderheid.
Wat houdt de universele ethische principes fase in? (fase 6)?
Iemand heeft een morele standaard ontwikkeld gebaseerd op universele mensenrechten. Mensenrechten gaan elke wet of sociaal contract dat hier tegenin gaat te boven (het verschil met fase 5 is dat mensen uit fase 5 nog iets terughoudender zijn als het gaat om in opstand komen).
Bij een conflict tussen de wet en iemands geweten, volgt de persoon zijn geweten, zelfs als het besluit een groot risico omvat. Men houdt in deze overweging ook rekening met de minderheid.
Deze fase is echter zeldzaam, en wordt gezien als een hypothetische fase na fase 5.
Op welke manier zijn de fases van Kohlberg kwalitatief verschillend met elkaar?
Het zijn gestructureerde gehelen
Ze hebben een onveranderlijke volgorde
Ze hebben hiërarchische integraties
Het zijn cross-culturele universele fasen