Probleem 4 Flashcards
Wat zijn schema’s?
Een schema is een georganiseerd patroon van denken of handelen dat men construeert om sommige aspecten van iemands ervaring te interpreteren.
Door welke 2 processen ontstaan volgens Piaget alle vormen van begrip?
Organisatie en aanpassing (adaptation)
Wat is organisatie?
Een aangeboren neiging om beschikbare schema’s te combineren en te integreren in coherente systemen of kennislichamen
Wat is aanpassing (adaptation)
Een aangeboren neiging om zich aan te passen aan de eisen van de omgeving
Volgens Piaget vindt aanpassing (adaptation) plaats door middel van twee complementaire activiteiten. Welke zijn dat?
Assimilatie en accomodatie
Wat is assimilatie?
Het proces van het interpreteren van nieuwe ervaringen door ze op te nemen in bestaande schema’s.
Wat is accommodatie?
Het proces van het wijzigen van bestaande schema’s om nieuwe ervaringen op te nemen of aan te passen
Wat is cognitief equilibrium?
Een stabiele comfortabele toestand, waar kinderen niet veel veranderen. Ze assimileren meer dan dat ze accomoderen.
De stand van zaken waar er een gebalanceerde of geharmieusde relatie is tussen iemands denkprocessen en de omgeving.
Stabiele comfortabele staat waarbij kinderen meer assimileren dan accommoderen. Kind probeert nieuwe info in bestaande schema’s te proppen.
Wat is disequillibrium?
Snelle cognitieve verandering waar kinderen in ongemak verkeren. Meer accomoderen dan assimileren.
Wat is equilibratie?
Een mechanisme dat verklaart hoe kinderen van de ene naar de andere fase gaan. Deze shift gebeurt als kinderen cognitieve dissonantie ervaren wanneer de de wereld willen begrijpen.
Welke 4 periodes van ontwikkeling zijn er volgens Piaget?
- Het sensomotorische stadium (geboorte tot 2 jaar)
- Het preoperationele stadium (2 tot 7 jaar)
- Het stadium van concrete operaties (7 tot 11 jaar)
- Het stadium van formele operaties (11 jaar en ouder)
Wat gebeurt er in het sensomotorische stadium volgens Piaget?
Vanaf de geboorte tot 2 jaar, waarin baby’s vertrouwen op gedragsschema’s als middel om de omgeving te verkennen en te begrijpen.
In welke 6 subperiodes kan de sensomotorische periode onderverdeeld worden?
Reflexactiviteit (0 tot 1 maand)
Primaire circulaire reacties (1 tot 4 maanden)
Secundaire circulaire reacties (4 tot 8 maanden)
Coordinatie van secundaire circulaire reacties (8 tot 12 maanden)
Tertiaire circulaire reacties (12 tot 18 maanden)
Symbolische probleem oplossing (18 tot 24 maanden)
Wat gebeurt er in de reflexreactie periode?
Een periode waarin de acties van een baby vrijwel beperkt zijn tot het uitoefenen van aangeboren reflexen,
Het assimileren van nieuwe objecten in deze reflexieve schema’s
En hun reflexen aanpassen aan deze nieuwe objecten.
Wat gebeurt er in de primaire circulaire reacties periode?
Een plezierige reactie, gericht op het eigen lichaam van het kind, bij toeval ontdekt en keer op keer uitgevoerd.
Wat gebeurt er in de secundaire circulaire reacties periode?
Een plezierige reactie, gericht op een extern object, bij toeval ontdekt en keer op keer uitgevoerd.
Wat gebeurt er in de coordinatie van secundaire circulaire reacties periode?
Baby’s beginnen twee of meer acties te coördineren om eenvoudige doelen te bereiken. Dit is het eerste teken van doelgericht gedrag.
Wat gebeurt er in de tertiaire circulaire reacties periode?
Een verkennend schema waarin het kind een nieuwe methode bedenkt om op objecten in te werken om interessante resultaten te reproduceren.
Wat gebeurt er in de symbolische probleem oplossing periode?
Innerlijke experimenten, het vermogen om eenvoudige problemen op mentaal of symbolisch niveau op te lossen zonder te hoeven vertrouwen op experimenten met vallen en opstaan.