Probleem 5: Paniekstoornis Flashcards

1
Q

Wat zijn de 2 cognitieve theorieën over PD?

A
  • Clark’s Model
  • Het Cognitieve Composite Model ( Fava en Morton)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat stelt het cognitieve model van Clark over PD? Leg het model uit

A

Stelt dat een paniekstoornis komt doordat het individu bepaalde lichamelijke sensaties totaal verkeerd interpreteert. Iemand met PD heeft lichamelijke sensaties/ervaringen (hartkloppingen, duizeligheid) gekoppeld aan angst. Wanneer iemand deze lichamelijke sensaties ervaart, ook als er geen dreiging in de buurt is, kan deze neerwaartse spiraal geactiveerd worden wanneer een bepaalde drempelwaarde van sensaties bereikt is –> paniekaanval door interne triggerstimuli. –> Clark stelt dus dat het allemaal aangeleerde ‘’bedreiging’’ is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt een paniekstoornis in?

A

PD wordt gekenmerkt door intense gevoelens van angst en kan gepaard gaan met lichamelijke sensaties/klachten (hartkloppingen, hyperventileren, pijn op de borst of duizeligheid). Deze klachten treden op zonder duidelijke oorzaak. Daarnaast wordt het gekenmerkt door terugkerende paniekaanvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt het Composite Cognitieve model van Fava en Morton in ? Leg het model uit. (Niet uitgebreid, Andere vragen gaan hier over verder)

A

Het is de samenvoeging van alle andere cognitieve theorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 factoren liggen ten grondslag aan PD volgens de cognitieve composite theorie van Fava en Morton?

A
  • Lage Self-efficacy –> Bandura
  • Hoge gevoeligheid voor angst door genetica / hechtingsproblematiek –> Bolby en McNelly
  • Aangeleerde bedreiging –> Clark
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is ‘‘self-efficacy’’ volgens het composite model?

A

Dit is het individuele vermogen om met dreigingen om te gaan, in PD gaat dit dus over paniek. Dreiging wordt veroorzaakt door de mate waarop een individu vertrouwen heeft in zijn coping vaardigheden om met dreiging om te gaan en de mate van gevaar in de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het resultaat van de 3 onderliggende factoren van PD volgens het composite model ?

A

Lage self-efficacy, hoge gevoeligheid voor angst en aangeleerde bedreiging zorgen voor anxious apprehension.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de kritiek op het composite model ?

A
  • Verschillende belangrijke psychologische constructen die in het model voorkomen hebben weinig empirische steun;
  • Niet alle cognitieve theorieën (Clark, Bandura, Beck, Casey, etc) worden even sterk ondersteund door empirisch onderzoek. Toch wordt hier gelijke waarde aan gehecht in het model van Fava en Morton;
  • Er is weinig bewijs voor de valse stik alarm theorie (suffacation false alarm theory) van Klein. Verder zijn neurocognitieve tekortkomingen niet bewezen;
  • Fava en Morton overgeneraliseren het belang van nare levensgebeurtenissen;
  • Biologische mechanismen worden nog onvoldoende begrepen;
  • Verschillende bekende, empirische ondersteunde aspecten van een paniekstoornis zijn niet verwerkt in dit geïntegreerde model;
  • Er wordt te weinig nadruk gelegd op angstsensitiviteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het sterkste/meest merkwaardige kritiekpunt over de composite theory?

A

Het feit dat niet alle gecombineerde theorieën even sterk bewijs hebben, maar toch als gelijk worden ervaren door het model.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de oorzaak van een hoge angstgevoeligheid en lage selfefficacy volgens het composite model ?

A

Het model stelt dat hechtingsproblematiek ten grondslag ligt aan deze onderliggende factoren van PD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke biologische theorieën zijn er over PD?

A
  • Neuro anatomische theorie (Gorman)
  • False Suffocation Alarm Theory (Klein)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat stelt de neuro-anatomische theorie over PD? Leg de theorie uit.

A

Gorman et al stelde dat gedragsymptomen van een paniekstoornis worden bemiddeld door een angstnetwerk in het brein, bestaande uit: De amygdala, prefrontale cotrex, insula, thalamus, hersenstam en hypothalamus. De theorie stelt dat mensen met PD een extreem lage drempelwaarde hebben om het angstnetwerk te activeren. Overmatige activiteit in dit netwerk zorgt ervoor dat signalen naar de hersenstam gestuurd worden  die resulteren in symptomen van een PD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat stelde Gorman et al over de erfelijkheid van PD? (Gorman is van de neuro-anatomische theory)

A

Stelden dat de gevoeligheid voor paniek erfelijk is. Het daadwerkelijk ontwikkelen van de stoornis is niet erfelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen het ‘‘False Suffocation Alarm Theory’’ van Klein en het cognitieve model van Clark?

A

False Suffocation Alarm Theory is een variantie op het model van Clark.

Het verschil is:
- Clark: incorrecte interpretatie van correct lichamelijk signaal  VB: Je schrikt, je hart gaat sneller kloppen en je misinterpreteert dat je een hartaanval krijgt.
- Klein: Correcte cognitieve interpretatie van verkeerd lichamelijk signaal  Je lichaam denkt dat je stikt, dit je interpreteer je goed, maar je lichaam geeft het verkeerde signaal (kan komen door te lage drempelwaarde).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voor welke theorie is meer bewijs gevonden: Het model van Clark of het model van Klein (False Suffocation Theory)?

A

Voor Clark’s model is meer bewijs gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het nieuwe biologische model van PD?

A

Threat Immence Model

17
Q

Wat stelt het ‘‘Threat Immence Model’’ ?

A

Model dat beschrijft hoe verdedigingsgedrag wordt georganiseerd, afhankelijk van hoe dichtbij de dreiging is. Voorbeeld: Wanneer een bedreigende stimuli nog niet is gedetecteerd, heb je een hogere alertheid om gevaar op te merken. Wanneer je stimuli detecteert kan je bevriezen, zodat aandacht gefocust blijft op de stimuli. Als stimuli dichterbij komt kan je lichamelijke reacties vertonen (verhoogde hartslag, zweten, drang om te vluchten etc). Conclusie: Model stelt dat de reacties op bedreigende stimuli evolutionair zijn. Ze worden gereguleerd door hersenstructuren zoals de amygdala en de grijze massa.

18
Q

Wat is het verschil tussen een angststoornis en een paniekstoornis?

A

Paniekstoornis: Je bent bang (en gefocust) op je lichamelijke reactie op een bepaalde situatie/stimuli

Angststoornis: Je bent bang voor een specifieke situatie/stimuli, niet voor de lichamelijke reactie.

19
Q

Benoem het empirische bewijs voor het ‘‘Immence Threat Model’’

A
  • Startle Reflex
  • Intensiteit van de ‘‘eerste’’ paniekaanval
  • Dynamiek van defensieve reactiviteit
  • Geconditioneerde Anxious Apprehension
20
Q

Welke 3 fases zijn er bij het threat immence model?

A

Fase 1: Potential dangerous context (conditioned context)
- Alleen in een winkelcentrum
Fase 2: Anxious apprehension (conditioned response)
- Lichamelijke symptomen gedetecteerd
- Verhoogde selectieve aandacht
- Bevriezen
Fase 3: Acute panic (unconditioned response)
- Actief verdedigend gedrag
- Ontsnapping

21
Q

Leg uit hoe de startle reflex bewijs biedt voor het immence threat model. Bekijk hierbij de afbeeldingen onder vraag 3 in de notulen.

A

Onderzoek laat zien dat de schrikreactie sterker is in de angst conditionering fase (Fase 2). In Fase 3 is de schrikreactie een stuk minder heftig (mogelijk door een verhoogde drempelwaarde).

Ook de afstand van de stimuli heeft invloed op de schrikreactie.
dichtbij : schrikreactie afgeremd (motorische activiteit neemt toe, om te vluchten)
Ver weg : Schrikreactie versterkt

22
Q

Leg uit hoe de intensiteit van de ‘‘eerste’’ paniekaanval empirisch bewijs biedt voor het Immence Threat Model.

A

Wanneer de ‘‘eerste’’ paniekaanval als heel heftig wordt ervaren, kan het zijn dat de symptomen die daarbij komen kijken sterker geconditioneerd zijn bij het individu dan iemand die mildere symptomen ervaarde.

Onderzoek laat zien dat een intense eerste paniekaanval een goede voorspeller is op het ontwikkelen van PD. Een sterke eerste paniekaanval leidt dus tot snellere anxious apprehension (fase 2) –> snellere paniekaanval/stoornis (fase 3)

23
Q

Wat zijn de twee exposure behandelingen die momenteel gebruikt worden bij PD?

A
  1. Interoceptive Exposure
  2. Invivo Exposure
24
Q

Wat is Interoceptive & Invivo Exposure?

A

Interoceptive: Systematisch blootstellen/opwekken van lichamelijke sensaties die ook ervaren worden tijdens de paniekaanval (Intern)

Invivo: Blootstellen aan situaties die worden vermeden vanwege de angst voor eventuele paniekaanval (Extern).

25
Q

Benoem de behandelingen voor PD (niet de exposure therapieën).

A
  1. Panic Control Treatment
  2. Cognitieve Gedrag Therapie
26
Q

Leg Panic Control Treatment (PCT) uit. Waar bestaat PCT uit

A
  • Psycho educatie
  • Cognitieve herstructurering
  • Ademhalingstraining
  • Interoceptive exposure
27
Q

Benoem de elementen van Cognitieve Gedrag Therapie voor PD

A
  • Cognitieve Herstructurering
  • Psycho - educatie
  • Gradual Invivo/interoceptive exposure
28
Q

Wat is de meest effectieve behandeling voor PD?

A

CBT + Exposure

29
Q

Benoem de technische innovaties voor behandeling van PD

A
  • Handheld computers
  • biofeedback
  • computerized self-help
  • VR
  • Internet Ondersteunde therapie
30
Q

Wat zijn eventuele barrières voor de effectiviteit van exposure therapie?

A
  • Cliënt percepties dat interoceptieve exposure niet effectief is
  • Lengte van de sessies: kan soms langer duren dan ‘‘normale’’ sessie.
  • Resistentie en behandeling vermijding
  • Nieuwe therapeuten
  • Farmacotherapie
  • Acceptatie van psychologische factoren
  • De ultieme ‘wat als’