Probleem 2: Experimental Approaches to Understand Anxiety Flashcards

1
Q

Leg de Emotionele stoop task uit

A

Een variant van de normale stroop taak waarbij deelnemers kleuren van woorden moeten benoemen. In deze variant moet de participant de kleur van woorden benoemen, maar sommige woorden zijn ‘’threat-related’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de bevindingen van de emotional stroop task ?

A

Mensen met high anxiety doen er langer over bij threat-related woorden om de juiste kleur te benoemen, dan bij ‘’neutrale woorden’’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is kritiek op de emotionele stroop task ?

A

Effect kan ook verklaard worden door andere cognitieve processen, kan bijv door vermijding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is de emotionele stroop task bewijs voor de attentional bias?

A

De reactietijden op threat related words zijn langer. Hier wordt dus meer aandacht aan besteed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg de Dichotic Listening task uit

A

Luister taak, in 2e oor worden woorden soms laten horen. Deze zijn of neutraal of bedreigend. Je moet dan aangeven of je ze wel of niet hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de resultaten van de dichotic listening task ?

A

Mensen met hoge anxiety identificeren vaker de threat-related woorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kunnen de bevindingen van de dichotic listening task ook verklaard worden? (dus niet attentional bias)

A

Mood congruence: onderzoek naar moeders met zieke kinderen liet zien dat deze moeders ziekte-gerelateerde woorden eerder herkende dan moeders die geen zieke kinderen hadden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de dot prope task uit

A

Je krijgt 2 stimuli te zien naast elkaar, 1 = neutraal, andere = anxiety-related. Vervolgens verdwijnen de stimuli en komt er op 1 van de plekken een punt te staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de resultaten van de dot prope task ?

A

Hoge anxiety reageren sneller als de negatieve stimuli vervangen. Dus bij de congruente trails.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is de dot prope task beter dan de emotionele stroop task ?

A

Bij de dot prope task verdwijnen de stimuli, terwijl de woorden bij de emotionele stroop task blijven staan. Je ziet hieraan dat de negatieve stimuli dus langer blijven hangen, ondanks dat de stimuli verdwijnt uit het zicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg de visual search task uit

A

Deelnemers moeten een doelstimulus detecteren die verborgen is in een matrix van afleidende stimuli.

2 varianten:
1. Alleen maar neutrale woorden met 1 threat-related stimuli
2. Alleen maar threat-related stimuli en 1 neutrale stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de resultaten van de visual search task ?

A

Mensen met hoge anxiety herkennen sneller het woord negatieve woord in de neutrale matrix.

Bij de matrix met alleen maar negatieve woorden en 1 neutraal woord hebben mensen met hoge anxtiety een langzamere reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg de spatial cueing task uit

A

Deelnemers richten zich op een fixatiepunt tussen twee rechthoeken. Vervolgens wordt er een cue gepresenteerd (in de emotionele variant van de cueing-taak is dit meestal een emotioneel woord of een afbeelding), gevolgd door het verschijnen van een doel in een van de twee rechthoeken. Deelnemers wordt gevraagd een toets in te drukken die aangeeft in welke rechthoek het doel zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de bevindingen van de spatial cueing task ?

A

Mensen met hoge anxiety reageren sneller op de threat-related stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen de dot prope task en de spatial cueing task ?

A

Bij de dot prope task zijn altijd beide stimuli (neutraal & threat-related) aanwezig. Bij de Spatial cueing task krijg je 1 van de 2 (neutraal OF threat-related), hierbij wordt gekeken naar verschil in reactietijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom kan eyetracking gebruikt worden om attentional bias vast te leggen?

A

Hiermee kan worden gemeten hoe vaak, hoelang, en naar welke stimuli een participant kijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke soorten studies zijn uitgevoerd om inzicht te krijgen in het causale verband tussen attentional bias en anxiety disorder?

A
  1. Development studies
  2. Prospective studies
  3. Experimental Studies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom wordt er gekeken naar de ontwikkeling van attentional bias/anxiety disorders ( developmental studies)

A

Omdat veel angststoornissen uit de jeugd komen is er veel onderzoek gedaan naar attentional bias in de jonge populatie met angstige klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de resultaten van de developmental studies en geef de verklaringen voor deze resultaten

A

De resultaten van de studies zijn verschillend. Redenen:
* Er is veel variabiliteit in reactietijd –> Dit maakt ‘’reactietijd’’ een lastige uitkomstmaat om attentional bias te meten
* De jeugd is nog niet helemaal volgroeit/brein is niet volledig ontwikkeld. Dit kan invloed hebben op hoe attentional bias tot uiting komt
* Vele verschillende studies gebruikten net iets andere parameters. Hierdoor zijn ze lastig te vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Benoem de studie en het waar biedt deze studie bewijs voor? (developmental studies)

A

Grote sample (n=1219) van jonge participanten voerden een Dot Probe Task uit. Ze kregen neutrale en emotionele gezichten te zien. Een positieve, zwakke correlatie (r=<.1) werd gevonden tussen attentional bias to threat en de mate van angstige klachten –> Hoe ernstiger de klachten, hoe hoger de attentional bias.
- GEEN bewijs voor invloed van leeftijd & geslacht op attentional bias.
- Participanten met klachten van Sociale angststoornis lieten hoogste correlatie zien.

Dit is bewijs voor de INTERACTIE tussen attentional bias en anxiety disorder. Dit is GEEN bewijs voor causaliteit

21
Q

Welke persoonlijkheidskenmerken kunnen een rol spelen in attentional bias en Anxiety Disorder (Developmental Studies)

A

Behavioral Inhibition: Patienten met hoge mate van behavioral inhibition hebben een grotere kans op het ontwikkelen van een anxiety disorder

Effortfull Control: Het vermogen om gedrag aan te passen zodat het beter past in de context (vb: het vermogen om je opnieuw te focussen op een taak als je bent afgeleid). Onderzoek laat zien dat kinderen met een hoger vermogen van effortfull control kunnen hun aandacht beter van threat-related stimuli afwenden.  dit vermindert attentional bias.

22
Q

Leg de Prospectieve Studies uit

A

Stressvolle situaties brengen een hogere mate van attentional bias met zich mee

Vrouwen die een lichamelijk onderzoek ondergingen werden gescreend met een emotionele stoop-task. Het resultaat liet zien dat ‘’trait anxiety’’ gerelateerd was aan een stroop interferentie –> Ze lieten een attentional bias voor threat related stimuli zien. De stroop task was een goede voorspeller voor de intensiteit van emotionele distress en was beter dan andere vragenlijsten die hetzelfde meten.

23
Q

Leg de experimental studies uit

A

Deze studies zijn cruciaal om de causale invloed van attentional bias op het onwikkelen van een axiety disorder te meten.

24
Q

Benoem het onderzoek dat wordt beschreven bij de experimental studies en geef het resultaat

A

Attentional Bias werd gemanipuleerd door een aangepaste versie van de dot-probe taak. In deze aangepaste versie werd de participant gemanipuleerd door of de attentional bias EXPRESS naar de threat-related stimuli te sturen, of EXPRESS van de threat-related stimuli af te leidden. Oftewel: 1 groep kreeg aangeleerd om zich te focussen op de threat related stimuli, de andere groep werd geleerd om zich NIET te focussen op de threat-related stimuli.

Resultaat:
Die groep die geleerd was om zich te focussen op de threat-related stimulie ervaarden een hogere mate van stress in de daaropvolgende stressvolle taak.

25
Q

Wat was de conclusie van het experimentele onderzoek

A

Onderzoek suggereert dat attentional bias een causale invloed heeft op emotionele reactiviteit en angstklachten –> het suggereert een causaal verband.

Echter, door de problemen in de huidige methodologie van de manipulatie van attentional bias is het onmogelijk om conclusies te trekken hierover.

26
Q

Benoem de 4 verschillende modellen over de interactie tussen attentional bias en Anxiety

A
  1. Biased Attentional Direction Account
  2. Cognitive-motivational Model:
  3. Self-regulatory executive function model:
  4. Attentional Control Theory:
27
Q

Leg het model ‘‘Biased Attentional Direction Account’’ uit. (model over interactie tussen attentional bias en anxiety)

A

Model dat stelt dat stimuli automatisch worden beoordeeld als dreigend/niet-dreigend. Mensen die veel angst hebben zullen zich eerder focussen op de dreigende stimuli, terwijl ‘’gezondere’’ mensen juist de dreigende stimuli zullen vermijden.

28
Q

Leg het model ‘‘Cognitive-motivational Model’’ uit. (model over interactie tussen attentional bias en anxiety)

A

Model dat stelt dat de aandacht voor bedreigende informatie belangrijk is voor overleven. De mate van dreiging van stimuli wordt bepaald. Wanneer iets zeer dreigend is, gaat onze aandacht daar naartoe –> goed voor overleving. Mensen met hoge angstige kenmerken hebben een lage drempel –> dus focussen ze zich sneller op dreigende stimuli.

29
Q

Leg het model ‘‘Self-regulatory executive function model:’’ uit. (model over interactie tussen attentional bias en anxiety)

A

Stellen dat attentional bias eerder een top-down (doel-gestuurde processen) verwerking is. –> Ze vinden het onwaarschijnlijk dat de attentional bias door een onbewust proces komt. Stellen dat attentional bias ontstaat door top-down processen.

30
Q

Leg het model ‘‘Attentional Control Theory’’ uit. (model over interactie tussen attentional bias en anxiety)

A

Model dat gelooft in het onderscheid tussen bottom-up (stimulus-gerichte / onbewust) verwerking en top-down (doel-gerichte / doelbewust) verwerking. Angst zorgt voor een disbalans tussen deze twee verwerkingsprocessen, waarbij bottom-up het voordeel krijgt wanneer bedreigende stimuli aanwezig is. In tijden van weinig stress heeft men dus veel aandacht/controle over hun aandacht, maar in tijden van hoge stress neemt deze controle af.

Situaties met hoge stress –> Weinig controle –> bottom-up (onbewust)

Situaties met lage stress –> Veel controle –> Top-down (bewust)

31
Q

Wat is het inflatie-effect?

A

Wanneer je mondelinge informatie overdraagt die er voor zorgt dat de US gevaarlijker lijkt dan hoe je het zelf hebt ervaren. –> je gaat die US nog enger vinden.

32
Q

Welke ‘‘oorzaken’’ spelen een rol bij de mogelijke ontwikkeling op een axiety disorder?

A
  • Situatie : Wanneer je niet weg kan uit een situatie is de kans op angst conditionering hoger. VB: 9/11, vastzitten in het gebouw of van afstand kijken.
  • Genetica
  • Persoonlijke ervaring
  • Behavioral inhibition : Hoe meer inhibition, hoe hoger de kans is om fobieën te ontwikkelen.
33
Q

Wat zijn de kritiekpunten op de fearconditioning volgens de klassieke conditionering theorie?

A
  • Klassieke conditionering verklaart niet alle fobieën. Sommige mensen met traumatische ervaringen ontwikkelen geen fobie. VB: 9/11.
  • Patienten met een fobie geven aan dat ze weten dat hun angst onterecht is. Klassieke theorie verklaart niet hoe de fobie dan alsnog bestaat. Inzicht is niet voldoende om angst te verminderen.
  • Veel mensen met een fobie kunnen zich geen traumatische/conditionerings moment herinneren met die specifieke stimuli.
34
Q

Benoem de weerleggingen van de kritiekpunten op de klassieke conditionering theorie van angst

A
  • Vicarious conditioning : vb, wanneer je ziet dat iemand gebeten wordt door een hond, kan je angst voor honden ontwikkelen.
  • Instructive Conditioning: Langdurig horen dat iets ‘‘eng’’ is kan ervoor zorgen dat je het daadwerkelijk eng gaat vinden.
  • Situatie: Of je weg kan in een situatie van conditionering speelt een rol. 9/11 voorbeeld
  • Inflatie-effect
35
Q

Leg de procedurele strategie, ‘‘expectancy violation’’ uit

A

Verhoog de verwachtingen omtrent de waarschijnlijkheid of de intensiteit van gevreesde onplezierige uitkomsten. Wanneer de cliënt dan vervolgens ziet dat deze irrationele verwachting niet uitkomt, kan het geruststelling geven.

36
Q

Wat zijn procedurele strategieën?

A

Dit zijn strategieën die TIJDENS de extinction training worden toegepast om er voor te zorgen dat de training optimaal resultaat levert.

37
Q

Leg de procedurele strategie, ‘‘Safety Signals’’ uit

A

Verwijdering en verbod van veiligheidsgedragingen en signalen (bv een steunpersoon of medicatie) tijdens de extinctie training

38
Q

Leg de procedurele strategie, ‘‘deepened Extinction’’ uit

A

Het presenteren van meerdere angstopwekkende stimuli kan er voor zorgen dan de extinction training beter aanslaat

39
Q

Leg de procedurele strategie, ‘‘variabiliteit’’ uit

A

Variatie inbrengen in het soort stimuli (bv verschillende soorten spinnen), de duur van iedere trial, de lengte van de pauzes tussen trials en de mate van angst die de cliënt ervaart

40
Q

Leg de procedurele strategie, Multiple context uit

A

De externe en interne context van de extinctie training afwisselen (bv binnen en buiten training geven).

41
Q

Leg de procedurele strategie, ‘‘occasional Reinforced Extinction’’ uit

A

5x lieve hond laten zien, 1x agressieve hond –> kan er wellicht voor zorgen dat patient inziet dat niet alle honden eng zijn.

42
Q

Leg de procedurele strategie, affect labelen uit

A

Verbaal labelen wat de emotionele inhoud van een stimulus is, ofwel wat het individu op emotioneel vlak ervaart.

43
Q

Leg de procedurele strategie ‘‘novelty outcome’’ uit

A

Combinatie van de angst opwekkende stimulus met een nieuwe neutrale uitkomst (i.p.v. geen uitkomst bij traditionele extinctie training)

44
Q

Leg de procedurele strategie ‘‘Unconditioned Stimulus Devluation’’ uit

A

Samenvoegen van angststimuli met ‘’minder vervelende uitkomst’’ waardoor verwachte uitkomst zwakker wordt in het geheugen en daardoor minder eng.

45
Q

Wat zijn flanking cues

A

Deze strategieën worden VOOR OF NA de training toegepast. Doel -> omstandigheden creëren die het leren tijdens de extinctie mogelijk maken, zorgen voor consolidatie van het extinctie geheugen en het ophalen van dit geheugen

46
Q

Leg de flanking cue ‘‘Retrieval Cues’’ uit

A

Externe cues gebruiken zodat patient NA de training d.m.v die cues zijn extinction training herinnert –> hierdoor minder angstig wordt –> betere extinction

47
Q

Leg de flanking cue ‘‘positive affect’’ uit

A

Ervoor zorgen dat een patiënt in een positieve stemming is kan er voor zorgen dat de extinction training beter aanslaat.

48
Q

Let de flanking cue ‘‘Reconsilidation’’ uit

A

’Het veranderen van de oorspronkelijke angstherinnering’’. Het opnieuw ophalen van de angstherinnering zorgt er voor dat de herinnering voor en korte periode ‘’malleable’’ (kneedbaar) wordt. In deze periode kan de herinnering gemanipuleerd worden, zodat de originele angstherinnering veranderd.

Echter, onderzoek laat zien dat het resultaat van ‘’reconsilidation’’ afhankelijk is van de mismatch tussen de opgeslagen informatie over de stimulus en de daadwerkelijke ervaring.