probleem 5: bon appetit Flashcards
Setpoint assumptie
Bij deze theorie gaat men ervan uit dat de motivatie om te eten (honger) voortkomt uit een energietekort. Men ziet eten als een middel om de energielevels terug te krijgen naar een set-point (optimaal level). Volgens deze assumptie blijft een persoon eten tot het energielevel optimaal is. Elk set-point systeem heeft 3 onderdelen:
* Set-point mechanisme: stelt het optimale level vast, dit kan verschillen per persoon.
* Detector mechanisme: bepaald afwijkingen van het optimale level.
* Effector mechanisme: lost de afwijkingen op, zodat het setpoint weer bereikt kan worden door bijvoorbeeld te eten.
Elk set-point systeem is een negatief feedback systeem: veranderingen in één richting lokken compenserende veranderingen in de tegenovergestelde richting uit. Negatieve feedbacksystemen komen voor bij zoogdieren om homeostase te behouden. Dit is een stabiele interne omgeving.
Glucostatische theorie
deze theorie suggereert dat de inname van voedsel wordt gereguleerd door een systeem dat de glucoselevels in het bloed op een optimaal level houdt. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat men honger krijgt wanneer bloedglucoselevels onder het set-point zakt en dat men vol raakt wanneer dit level weer optimaal is. Glucose is een primaire brandstof voor de hersenen het leek logisch dat dit dan het belangrijkste doel van eten was. Vooral gericht op de korte termijn opname van voedsel.
Lipostatische theorie
deze theorie stelt dat afwijkingen van een set-point komen door een afwijking in lichaamsvet. Dit drijft een persoon tot eten om de hoeveelheid vet weer aan te vullen tot het gestelde set-point. Als bewijs wordt vaak aangedragen dat het lichaamsgewicht van een volwassenen relatief constant is. Vooral gericht op de lange termijn opname van voedsel.
Rond 1950 werd ervan uitgegaan dat deze twee set-point systemen samen het eten reguleren. Glucostatisch werd gezien als het korte termijnsysteem en lipostatisch als het lange termijnsysteem.
Kritiek op de set-point theorieën
- Set-point theorieën zijn inconsistent met evolutionaire drijfveren om te eten.
Onze voorouders hadden niet altijd eten tot hun beschikking. De beschikbaarheid was inconsistent en onvoorspelbaar. Daarom aten zij grote hoeveelheden wanneer goed voedsel beschikbaar was, zodat deze calorieën werden opgeslagen als vet. Om te overleven heeft een warmbloedig organisme een honger-eetsysteem nodig dat energietekorten voorkomt en geen systeem dat hierop reageert wanneer het zich al heeft voorgedaan. - Set-point theorieën zijn niet bewezen.
De tekorten in bloedglucoselevels, die nodig zijn om de inname van voedsel te veroorzaken, komen nauwelijks voor in een natuurlijke setting. - Set-point theorieën houden geen rekening met de invloed van andere factoren zoals smaak, leren en sociale invloeden. Denk aan je favoriete eten dan krijg je honger, ondanks dat je bijvoorbeeld net genoeg hebt gegeten voor je set-point.
- De theorieën kunnen niet verklaren waarom er eetstoornissen ontstaan.
- Als er een set-point mechanisme zou bestaan, is het onmogelijk om veel af te vallen of aan te komen. Volgens de set-point theorie zou iemand eten wanneer hier motivatie voor is, de beste manier om op gewicht te blijven. Honger zou een functie voor bescherming van het set-point zijn.
Free feeding
De set-point theorie van lichaamsgewicht impliceert dat het set-point gewicht van een persoon het ideale gewicht is voor de gezondheid van die persoon. Uit onderzoek blijkt echter dat free-feeding (ad libitum): eet totdat je lichaam voldoet aan geen honger meer hebben, niet gezond is. Daarentegen blijkt een dieet met een calorierestrictie gezonder.
Diet-induces thermogenesis
Het lichaam controleert de hoeveelheid vet door het veranderen van de manier waarop het energie gebruikt. Als het level lichaamsvet vermindert, gaat het lichaam de energiebronnen efficiënter gebruiken om gewichtsverlies te voorkomen. Gewichtstoename zorgt ervoor dat het lichaam de energiebronnen minder efficiënt gaat gebruiken. Dit mechanisme heet diet-induced thermogenesis: aanpassen van efficiënt gebruiken van energie aan de hand van de hoeveelheid lichaamsvet. Een stijging van het lichaamsvet zorgt voor een verhoogde lichaamstemperatuur extra energie nodig om deze warmte te behouden. Bij vermindering lichaamsvet lagere temperatuur minder energie nodig.
Basal metabolic rate
de snelheid waarmee energie wordt benut en waarmee lichamelijke processen in rust worden behouden. Dit verschilt per mens. Ook is er verschilt het per mens hoe snel het lichaam het metabolisme kan aanpassen als reactie op verandering van lichaamsvet slank iemand die toch heel veel eet.
Settling-point model
Een meer flexibel model ten opzichte van de set-point theorie is het settling-point model. Dit model houdt in dat het lichaamsgewicht schommelt rondom een natuurlijk settling-point. Dit is het level waarop factoren die een invloed hebben op het lichaamsgewicht in evenwicht zijn. Volgens deze theorie blijft het lichaamsgewicht stabiel zolang er geen lange termijn verschillen zijn in factoren die een invloed kunnen hebben op het lichaamsgewicht. Als er wel verschillen zijn, wordt de invloed ervan beperkt door negatieve feedback. Dit model werkt ook niet met het mechanisme waarvan er bij het set-point model wordt uitgegaan.
Positive-incentive perspectief
Omdat de setpoint theorieën geen sluitende verklaring zijn voor de inname van voedsel, is er een alternatieve theorie opgesteld positive-incentive theorie/perspective. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat mensen worden gedreven door het plezier van eten en niet door interne energietekorten. Positive-incenctive value of hedonistische waarde: mensen worden gedreven door het plezier van eten en niet door interne energietekorten. Eten zou volgens dit idee hetzelfde werken als seksueel gedrag. De mate van honger die een persoon ervaart op een specifiek moment hangt af van de interactie van alle factoren die invloed hebben op de positive-incentive waarde van eten. Zoals: smaak van voedsel, wat een persoon heeft geleerd over de effecten van dit voedsel, de laatste keer dat een persoon gegeten heeft, het type en de kwantiteit van voedsel in de maag, of er etende mensen aanwezig zijn en of de bloedglucoselevels binnen een normale range ligt. Deze theorie wijst dus niet één factor aan als veroorzaker van honger in tegenstelling tot de set-point theorieën.
Waarom neemt de effectiviteit van diëten af in de loop van de tijd?
De effectiviteit van diëten neemt af in de loop van de tijd, vanwege de afnemende effectiviteit van programma’s voor gewichtsverlies. Caloriearme diëten leiden tot gewichtsverlies. De snelheid hiervan neemt af met elke opeenvolgende week op het dieet, totdat het evenwicht is bereikt. Op dit punt is er weinig of verder geen gewichtsverlies meer.
Ditzelfde geldt voor gewichtstoename diëten. In het begin val je snel af verlies glycogeen, wat veel water bevat en dus ook veel gewicht. Dit raak je in de eerste weken ook kwijt.
Aan de hand van het settling-point model kan verklaard worden dat het grootste deel van het verloren gewicht weer wordt aangekomen nadat de persoon gestopt is met het programma. Om blijvende verandering in gewicht te behouden aanpassen levensstijl. Beweging is een effectieve methode om af te vallen maar draagt toch minder bij dan gedacht. Vanwege het feit dat lichaamsbeweging een klein deel uitmaakt van het totale energieverbruik. Een andere reden is dat ons lichaam maar een klein aantal calorieën verbrandt tijdens een training. Ook denken veel mensen dat ze na het sporten extra drankjes en voedsel kunnen consumeren die meer calorieën bevatten dan tijdens het sporten is verbruikt.
Factoren waarom bepaalde mensen wel aankomen door te veel eten en andere niet
- Energie-inname heeft de energie-output overschreden
meer eten dan je verbruikt opgeslagen als vet. - Verschillen in energieverbruik
mensen verschillen sterk in de mate waarin zij overtollig verbruikte energie kunnen afvoeren. Vb: verschil in hoeveelheid beweging. Ook verschil in basaal metabolisme en het diet-induced thermogenesis. Er is nog een derde factor die een rol speelt bij dit verschil nonexercise activity thermogenesis (NEAT): dit speelt een kleine rol bij het afvoeren van overtollige energie door bvb friemelen met handen en handhaven van je houding. - Verschillen in de samenstelling van het darmmicrobioom
darmmicrobioom: bacteriën in de maag die helpen met het verteren van voedsel. Deze hebben grote invloed op de hersenen en ons gedrag beïnvloeden neuropsychologische ontwikkeling, bloed-breinbarrière en myelinisatie van bepaalde CZS-axonen. Er is onderzoek naar of de microben invloed hebben in het hebben van overgewicht of niet. Ratten waarvan de helft microben kreeg van iemand met weinig lichaamsvet en de andere met veel vet ratten met microben van veel vet werden zwaarder. - Genetische en epigenetische factoren
genen kunnen ook het lichaamsgewicht beïnvloeden. Bvb door het darmmicrobioom. Ook pathologische aandoeningen die leiden tot overgewicht. Transgenerationele epigenetishce effecten zorgen ervoor dat volgende generaties vatbaarder kunnen worden voor overgewicht.
Wat eten mensen?
- Smaakvoorkeuren en afkeuren:
Enkele smaken hebben een hoge positive-incentive waarde voor bijna alle mensen. Zoals zoete, zoute en vette smaken. Dit komt doordat voedsel met zoete en vette smaken vaak rijk zijn aan energie, vitaminen en mineralen. Zout voedsel is vaak rijk aan natrium. Mensen hebben vaak een aversie voor bittere smaken, omdat deze vaak geassocieerd worden met gifstoffen. Je leert wat de gevolgen zijn van het eten van alle voedsel. Als je iets nieuws eet en daarna ziek wordt, geven je hersenen het voedsel de schuld voor het ziek worden. De volgende keer dat je hetzelfde eten weer eet, zal het niet meer zo goed smaken conditioned tasted aversion. Dit is een fenomeen dat betrouwbaar optreedt na slechts een enkele combinatie van voedsel met ziekte, zelfs als de ziekte-uren na het eten kwamen. Je kunt zelfs een hekel krijgen aan voedsel als je weet dat de misselijkheid werd veroorzaakt door bijvoorbeeld een spannende rit in het pretpark.
Voedselvoorkeuren heeft ook te maken met je cultuur.
Wanneer eten mensen?
- Premeal honger:
De meeste zoogdieren eten meerdere keren per dag kleine porties wanneer er continu toegang is tot voedsel. De meeste mensen eten enkele grotere porties per dag op vaste tijden. Dit zijn ook de tijdens waarop mensen vaak honger ervaren en last krijgen van malaise (hoofdpijn, misselijkheid en moeite met concentreren) wanneer er niet wordt gegeten premeal honger. Het lijkt hierbij alsof het lichaam schreeuwt om energie. De energie reserves zijn voorafgaand aan een maaltijd echter relatief in homestase. Tijdens de maaltijd wordt deze homeostase verstoord. Wanneer het lichaam een indicatie krijgt dat er voedsel aankomt (door de cephalic phase), wil het de impact verzachten. Dit doet het lichaam door meer insuline vrij te laten in het bloed en hiermee het glucoselevel te verlagen. Honger voor de maaltijd wordt dus veroorzaakt door de anticipatie van voedsel en niet door het energietekort, maar doordat je lichaam zich voorbereidt op het nuttigen van voedsel. Honger wordt veroorzaakt, omdat je lichaam gewend is om op een bepaald tijdstip te eten. Is dit een ander tijdstip (later) hongergevoel. - Conditioning of hunger:
Honger wordt vaak veroorzaakt door de verwachting van eten en niet door een energie tekort. Experiment met ratten. Ze kregen eten na een lichtflits en een buzzer. Later was er altijd eten beschikbaar, maar de ratten aten alleen na de lichtflits en de buzzer.
Hoeveel eten mensen?
- Verzadigingssignalen:
Verzadiging: motiverende toestand die ervoor zorgt dat we stoppen met het eten van een maaltijd ook als er nog voedsel over is. Dit speelt een belangrijke rol in de bepaling van hoeveel een persoon eet. Voedsel in de darmen en glucose in het bloed kunnen verzadigingssignalen afgeven. De signalen hangen af van het volume en de voedingsdichtheid (calorieën per volume unit) van het eten. - Sham eating:
Sham eating: eten zonder het doorslikken. Een onderzoek naar sham eating toont aan dat verzadigingssignalen van de darmen of het bloed niet nodig zijn om te stoppen met eten. Bij sham eating bereikt het voedsel de maag niet. Er worden dus geen voedingsstoffen geabsorbeerd en geen restanten verteerd. Hieruit blijkt dat verzadiging een functie is van de voorgaande ervaring en niet van een toename in energiebronnen. - Appetizer effect:
Het eten van kleine hoeveelheden voedsel activeert het appetizer effect, daarom zorgt een voorafje voor het eten voor meer honger. De consumptie van een kleine hoeveelheid als voorafje werkt effectief bij het opwekken van reacties in de cephalic-phase. Dit begint met een waarneming (zicht of geur) of de gedachte aan eten. krijgen van meer insuline - Grootte van portie:
De hoeveelheid die een persoon eet afhankelijk van de geserveerde portie. Een grotere portie op het bord zorgt ervoor dat een persoon meer eet. - Sociale situatie:
Verzadiging hangt ook af van de sociale situatie. In gezelschap van anderen eet een persoon meer.
Zintuigelijke specifieke verzadiging
De hoeveelheid verschillende smaken die beschikbaar zijn tijdens een maaltijd zijn ook bepalend voor hoeveel een persoon eet. Dit heeft te maken met sensorisch-specifieke verzadiging. Wanneer een persoon één soort voedsel eet, gaat de positieve-incentive waarde omlaag. Een persoon raakt verzadigd voor dit type voedsel. Wanneer er meerdere smaken beschikbaar zijn, zal een persoon opnieuw beginnen met eten.
Twee effecten van sensorisch-specifieke verzadiging:
* Relatief kortdurige effecten die de selectie van voedingsmiddelen binnen een enkele maaltijd beïnvloeden.
* Relatief langdurige effecten die de selectie van voedingsmiddelen van maaltijd tot maaltijd beïnvloeden.
Sommige voedingsmiddelen (rijst, brood, aardappelen, snoep en groene salades) kunnen bijna elke dag gegeten worden met slechts een lichte achteruitgang van hun smakelijkheid.
Twee gevolgen:
* Het moedigt het eten van gevarieerd voedsel/ maaltijden aan.
* Het zorgt ervoor dat dieren die toegang hebben tot voedsel veel eten en gebruik maken van de tijd als die er is om veel te eten.