Probleem 2 leerdoel 3: verklaringen voor verschillen in probleemgedrag Flashcards

1
Q

Welke verschillen in meetinstrument kunnen er zijn volgens Stevens (2018)?

A

Op basis van de SDQ werden verhoogde risico’s op internaliserend en externaliserend probleem gedrag gevonden, maar bij de YSR niet. Dit zou kunnen doordat het aantal items van de SDQ vier keer zo klein is dan de YSR en dat de onderzoeken van de YSR 10 jaar eerder plaats vonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor kunnen de uitkomsten per informant verschillen? (3 redenen)

A

1) Door daadwerkelijke verschillen in probleemgedrag: de informanten zien het kind in andere contexten waarin het kind ander gedrag vertoont en de interacties met het kind anders zijn.
2) Door verschillen in drempelwaarde om het probleemgedrag te rapporteren: door verschillen in culturele normen wanneer iets probleemgedrag is. Hierdoor kan de beoordeling van de mate waarin het kind afwijkt van het normaal variëren per culturele achtergrond.
3) Vooroordelen in rapportage door:
- Docenten: doordat de Nederlandse maatschappij negatiever is over het gedrag van kinderen met een migratie achtergrond, bestaat de kans dat leerkrachten hier meer op letten.
- Rapportages van jongeren: sociale wenselijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 4 kenmerken van migrantengroepen kunnen verklaren waarom er verschillen in probleemgedrag zijn?

A

1) SES
2) Familie stress zoals intergenerationele conflicten, opvoedingsstress en streng straffen
3) Herkomstcultuur: normen en waarden van de cultuur die verweven zijn in opvoeding hebben mogelijk een rol in de mate van probleemgedrag
4) Validiteit: mogelijk zijn de gebruikte meetinstrumenten niet interetnisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 3 kenmerken van het gastland kunnen verschillen verklaren?

A

1) De selectie van migranten bij het gastland: bijv. in Australië worden migranten geselecteerd op basis van de behoeft voor hoogopgeleide werkers. Hierdoor is er meer potentieel om sociaal economisch succes te halen (in vergelijking met arbeiders zonder vaardigheden, die in Europa aangetrokken worden)
2) Pluralisme en multiculturalisme in het gastland: het migratie beleid, de mate van pluralisme en de houdingen ten opzichte van integratie vanuit het ontvangende land
3) Internationale verschillen in welzijn van het kind: landen verschillen vaak in wel zijn van het kind, waardoor de vergelijking van migranten met de groep van het ene gastland ongunstiger is dan het andere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor rol spelen leeftijd en geslacht bij de verklaring van verschillen in probleemgedrag?

A

Geslacht: in sommige culturen zijn er verschillende socialisatie-eisen aan dochters in vergelijking met zonen, waardoor er verschillende effecten op probleemgedrag kunnen ontstaan.
Leeftijd: op verschillende leeftijden kunnen er grotere of kleinere verschillen ontstaan in vergelijking met de groep van het gastland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de dubbel gevaar hypothese?

A

De dubbel gevaar hypothese zegt dat het hebben van een migratie achtergrond en een lage SES elkaars impact versterken. Migranten komen veel stressoren tegen, die hun coping-bronnen kunne uitputten en ze kwetsbaarder maken voor extra stressoren die veel voorkomen in omgevingen met lage SES. Daardoor kunnen verschillen ontstaan in geestelijke gezondheid tussen adolescenten met- en zonder migratie achtergrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de afnemende meeropbrengst hypothese?

A

Het hebben van een hogere SES kan immigranten minder voordeel opleveren voor de mentale gezondheid in vergelijking met mensen zonder migratie achtergrond. Dis komt doordat adolescenten met een hogere SES mogelijk meer discriminatie ervaren dan immigranten met een lagere SES en tegelijk kunnen ze minder sociale steun krijgen van andere etnische groepsleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de intersectional invisibility hypothese?

A

Adolescenten met meerdere nadelige sociale groepen passen niet bij de sociale groep waarbij ze horen. Dit zorgt ervoor dat die adolescenten (vb. immigrant + meisje) onzichtbaar zijn in vergelijking met leeftijdsgenoten met 1 nadelige status.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de onderzoeksdoelen van het onderzoek van Duinhof, Smid, Vollebergh & Stevens?

A

1) onderzoeken in welke mate verschillen in mentale gezondheidsproblemen tussen migrantenjongeren en jongeren zonder migratie achtergrond verklaart kan worden door de welvaart van het gezin van de adolescent en opleidingsniveau.
2) Onderzoeken of de welvaart van het gezin, het opleidingsniveau en het geslacht van de adolescent een andere invloed heeft op de twee vergelijkingsgroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was de verklarende rol van familie SES en opleidingsniveau van adolescenten bij het onderzoek van Duinhof, Smid, Vollebergh & Stevens?

A

Immigratie achtergrond heeft via opleidingsniveau van de adolescent samen met familie SES invloed op de gedragsproblemen, peerrelatieproblemen en hyperactiviteit- en concentratie problemen. De effecten zijn wel klein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de verschillende invloed van familie SES van de adolescent tussen etnische groepen?

A
  • Een laag SES heeft geen invloed op gedragsproblemen van migranten, terwijl een laag SES bij Nederlandse adolescenten zonder migratie achtergrond voor meer gedragsproblemen zorgt.
  • Een hoog SES zorgt bij immigranten voor meer ADHD problemen, bij Nederlandse adolescenten niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was de verschillende invloed van gender tussen etnische groepen?

A

De associatie tussen immigratie achtergrond en mentale gezondheid verschilde niet afhankelijk van gender.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de conclusie van het onderzoek van Duinhof, Smid, Volleberg en Stevens?

A

Het steunt het risicoperspectief niet helemaal, omdat immigranten alleen hogere niveaus van gedragsproblemen en peerrelatieproblemen rapporteerden. Het SES en opleidingsniveau konden de hogere risico’s op gedragsproblemen en peerrelaties niet verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat waren limitaties van het onderzoek van Duinhof, Smid, Volleberg en Stevens?

A
  • Cross-sectioneel
  • Culturele verschillen in de socialisatiepraktijken kunnen bijgedragen hebben aan de verschillen in mentale gezondheidproblemen
  • Er is geen onderscheid gemaakt tussen de specifieke migratiegroepen en generatie van migratie
  • De vragenlijst was in het Nederlands
  • SES is alleen gemeten door het welzijn van de familie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat waren de hypothesen van het onderzoek van Van Oort et al naar de invloed van SES bij Nederlandse kinderen en migranten op internaliserend en externaliserend probleemgedrag?

A

Dat de etnische verschillen in probleemgedrag blijven bestaan, maar afnemen bij een hoger SES als resultaat van verbeterde interactie tussen de Turkse migranten en Nederlandse cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de conclusie van het onderzoek van Van Oort et al naar de invloed van SES bij Nederlandse kinderen en migranten (Turkse mannen en vrouwen) op internaliserend en externaliserend probleemgedrag?

A

Er is een verschil in probleemgedrag tussen Turkse en Nederlandse jongvolwassenen. Turkse mannen en vrouwen hadden meer internaliserende problemen, Turkse vrouwen hadden ook meer externaliserende problemen (met name agressief gedrag) dan Nederlandse vrouwen. Echter, Turkse mannen en vrouwen rapporteerden minder intrusief gedrag dan Nederlandse. Bij vrouwen waren de etnische verschillen sterk gerelateerd aan sociaaleconomische verschillen. Bij mannen was er weinig bewijs voor een associatie tussen etnische verschillen en sociaaleconomische verschillen.

17
Q

Wat is een mogelijke verklaring voor de sterke associatie tussen etnische verschillen en economische verschillen bij vrouwen, maar een zwakke bij mannen?

A
  • Mogelijk hebben mannen last van afnemende voordelen: zijn zich bewuster van discriminatie
  • Vrouwen richten een sociaal netwerk op buiten hun familie door hogere opleiding en werkstatus, bij mannen is dit niet afhankelijk van hun werkstatus of opleidingsniveau
  • Mogelijk hebben Turkse mannen hogere verwachtingen dan Turkse vrouwen bij een hoger opleidingsniveau. Als die verwachtingen niet uitkomen, heeft dit een nadelige invloed op de mentale gezondheid.
18
Q

Wat zijn de 3 hypothesen van het onderzoek van Jansen et al (invloed risicofactoren en immigratiekenmerken)?

A
  • Peuters van niet-westerse herkomst hebben meer gedragsproblemen dan Nederlandse kinderen en westerse immigranten kinderen. Die laatste 2 groepen verschillen niet in probleemgedrag.
  • Familie risico factoren verklaren gedeeltelijk de gedragsproblemen bij niet-westerse peuters
  • Immigratie risicofactoren verklaren gedeeltelijk gedragsproblemen bij niet-westerse peuters
19
Q

Wat waren de uitkomsten van het onderzoek van Jansen et al naar de invloed van risicofactoren en immigratiekenmerken op het gebied van:

1) Aantal gedragsproblemen niet-westers, westers en Nederlands
2) Opleidingsniveau moeder
3) Gevoel van acceptatie
4) Aantal gedragsproblemen na correctie van immigratie risico’s en gezinskenmerken

A
  • Niet-westerse kinderen hebben inderdaad meer problemen dan Nederlandse kinderen
  • Westerse migrantenkinderen ook meer problemen dan Nederlandse
  • Niet-westerse moeders hebben een lagere opleiding dan westerse migranten moeders en Nederlandse moeders
  • Westerse moeders voelen zich vaker geaccepteerd dan niet-westerse moeders
  • Het verschil tussen niet-westerse kinderen en Nederlandse kinderen wordt kleiner na correctie van deze risico’s, maar het blijft significant.
20
Q

Wat is de conclusie van het onderzoek van Jansen et al naar de invloed van risicofactoren en immigratiekenmerken?

A

Dit onderzoek toont aan dat moeders met een niet-Nederlandse achtergrond meer gedragsproblemen rapporteren in vergelijking met Nederlandse ouders. De gedragsproblemen kunnen gedeeltelijk verklaard worden door familie risicofactoren en ongunstige maternale immigratiekenmerken.

21
Q

Wat waren limitaties van het onderzoek van Jansen et al naar de invloed van risicofactoren en immigratiekenmerken?

A
  • Zelfrapportage
  • Onder representatie van moeders met de meeste achterstand en het meeste risico op problemen
  • Sommige participanten geholpen met vragenlijst vanwege taalbarrière –> sociale wenselijkheid
22
Q

Wat waren de 4 hypothesen van het onderzoek van Yaman et al naar de invloed van familiestress en opvoedigseffectiviteit en externaliserend probleemgedrag?

A

1) Turkse kinderen tonen meer externaliserend probleemgedrag dan Nederlandse kinderen
2) De associaties tussen familiestress, ouderineffectivitiet en externaliserend gedrag zullen vergelijkbaar zijn in beide etnische groepen.
3) Hoge mate van acculturatie is gerelateerd aan minder familiestress, meer ouder effectiviteit en lagere mate van van externaliserend probleemgedrag bij het kind.
4) De associatie tussen familiestress, ouderlijke ineffectiviteit en externaliserend gedrag wordt bemiddeld door de acculturatie van de moeder. Hoge acculturatie is een buffer.

23
Q

Wat waren de resultaten van het onderzoek van Yaman et al naar de invloed van familiestress en opvoedigseffectiviteit en externaliserend probleemgedrag?

A

1) Nee, ondanks hogere levels van dagelijkse stress en huwelijksproblemen bij Turkse moeders, was er niet meer externaliserend gedrag en ook niet in percepties van opvoedingseffectiviteit.
2) Ja, de associaties waren gelijk: meer familie stress leidde tot meer externaliserende problemen in beide groepen.
3) Nee, acculturatie van Turkse moeders was niet geassocieerd met gezins- en kind variabelen en modereerde ook niet tussen gezinsvariabelen en externaliserend gedrag van kinderen.
4) Nee, juist Turkse verbondenheid hing samen met minder dagelijkse stress en minder huwelijks problemen.

24
Q

Wat is de conclusie van het onderzoek van Yaman et al naar de invloed van familiestress en opvoedigseffectiviteit en externaliserend probleemgedrag?

A

De geen groepsverschillen hypothese is bewezen. De associaties tussen familie stress, ouder effectiviteit en externaliserend probleemgedrag waren vergelijkbaar voor beide etnische groepen.

25
Q

Wat waren limitaties van het onderzoek van Yaman et al naar de invloed van familiestress en opvoedigseffectiviteit en externaliserend probleemgedrag?

A
  • Middelmatige reactie cijfers van de Turkse groep, hierdoor misschien lagere representatie van de Turkse populatie
  • De rol van de vader is niet bestudeerd
  • Culturele vooroordelen in ouder-rapportage zijn mogelijk
26
Q

Uit welke 3 bronnen bestaat ouderlijke kennis?

A

1) Ouderlijke socialisatie/verzoek: dit is het vragen van de ouders waar de kinderen zijn/heengaan
2) Ouderlijke controle: dit is het gebruik van regels van de ouders om zo de verblijfplaatsen van hun kinderen te controleren
3) Kind onthulling: dit is de informatie die het kind vrijwilig aan de ouder geeft

27
Q

Wat waren de hypothesen van het onderzoek van Delforterie et al naar de relatie tussen ouderlijke kennis en het gebruik van hun kinderen van alchohol en wiet bij Nederlandse adolescenten met- en zonder migratie achtergrond?

A

1) De negatieve relatie tussen ouderlijke socialisatie is sterker voor migranten adolescenten dan voor Nederlandse adolescenten
2) De negatieve relatie tussen ouderlijke controle en middelengebruik is sterker voor immigranten adolescenten dan voor Nederlandse adolescenten.
- -> Omdat adolescenten met immigratie achtergrond meer supervisie ervaren.

28
Q

Wat waren de resultaten van het onderzoek van Delforterie et al naar de relatie tussen ouderlijke kennis en het gebruik van hun kinderen van alchohol en wiet bij Nederlandse adolescenten met- en zonder migratie achtergrond?

A

Allebei de hypothesen kloppen niet:

  • Hogere mate van socialisatie zorgt voor hogere mate van alcohol gebruik
  • Hogere mate van ouderlijke controle zorgt voor lagere kans op alcoholgebruik
  • Hogere mate van onthulling van het kind zorgt voor een lagere kans op alcoholgebruik.
  • Mate van wietgebruik is gelijk tussen Nederlanders en immigranten, de mate van alcoholgebruik is hoger bij Nederlanders
29
Q

Wat waren de conclusies van het onderzoek van Delforterie et al naar de relatie tussen ouderlijke kennis en het gebruik van hun kinderen van alchohol en wiet bij Nederlandse adolescenten met- en zonder migratie achtergrond?

A

Er is geen bewijs gevonden voor een interactie effect met de bron van ouderlijke kennis met etnische achtergrond op het alcohol- of wiet gebruik: de theorie van de geen-groepsverschillen hypothese wordt hier bewezen.

30
Q

Wat waren de limitaties van het onderzoek van Delforterie et al naar de relatie tussen ouderlijke kennis en het gebruik van hun kinderen van alchohol en wiet bij Nederlandse adolescenten met- en zonder migratie achtergrond?

A

1) Alle niet-islamitische en islamitische migranten zijn gecombineerd, waardoor verschillen in deze groepen niet zijn meegenomen
2) De Nederlandse groep had een grotere steekproef
3) Niet gecontroleerd voor SES
4) Cross-sectioneel design
5) Er is alleen adolescent zelfrapportage gebruikt

31
Q

Wat de conclusie van leerdoel 3?

A

Er zijn geen eenduidige conclusies te trekken over wat het verschil in probleemgedrag verklaart. De belangrijkste factoren lijken migratie status, familie risico factoren (zoals SES, alleenstaand ouderschap, ouderlijke psychopathologie) en immigratiefactoren (acculturatie, discriminatie) etc.