probleem 1 head in the clouds + whodunnit Flashcards

1
Q

wat is de schachter- singer two factor theory?

A

de theorie dat emoties resulteren uit de interactie van 2 factoren: fysiologische opwinding en cognitie
(we ervaren fysiologische opwinding zoals snellere hartslag en maken een cognitieve interpretatie van de bron van deze opwinding)

bv een groep mannen die net in een achtbaan is geweest geeft vrouwen een hoger cijfer voor aantrekkelijkheid dan mannen die niet in de achtbaan zijn geweest

Lichamelijke reactie → interpretatie → emotie. Mensen zoeken naar een verklaring voor een bepaald arousal
De opwinding die gebeurde op de hoge brug versterkte de emoties van de mannen (misattribution of arousal). Niet weten hoe de emoties moeten worden geplaatst.

een theorie die stelt dat emotie voornamelijk gebaseerd is op twee factoren: fysiologische opwinding en een daaropvolgende cognitief proces. In dit proces gebruikt een persoon zijn of haar directe omgeving om te zoeken naar emotionele signalen om de opwinding te labelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de excitation transfer theory?

A

proces waarbij opwinding veroorzaakt door een stimulus, wordt opgeteld bij de opwinding van een tweede stimulus, en de gecombineerde opwinding wordt toegeschreven aan de tweede stimulus.

bijv mannen die op de hoge brug werden geïnterviewd belden
interviewster vaker (eerste stimulus grote hoogte, tweede stimulus vrouw).

Excitation transfer: in een bepaalde situatie is er een lading en die neem je mee naar de volgende situatie

Bijv na het sporten zal je agressiever reageren als iemand bijv je parkeerplek steelt doordat er nog lading in je lichaam zit

Net als dat je bozer reageert als je gestrest bent

Kan ook de positieve kant opgaan: dat je vrouwen na het sporten aantrekkelijker vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het bystander effect

A

dat een individu zich minder geneigd voelt om iemand te helpen door de aanwezigheid van een groep

effect wordt groter als de groep uit meer mensen bestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe kan het bystander effect worden verklaard?

A

diffusion of responsibility theorie: mensen boelen zich minder verantwoordelijk en ondernemen minder snel actie als iemand hulp nodig heeft

deindividuation: individuen in een groep zullen zich sneller impulsief gedragen, misdaden plegen of asociaal zijn omdat de menigte hun identiteit maskeert (je bent meer anoniem in een groep)

ambiguiteit: in ambigue situaties help je minder snel dan in duidelijke noodsituaties

perceived costs: hoe meer ‘kosten’ (bv gevaren voor jezelf), hoe minder snel je helpt

evaluation apprehension: bang dat we er dom uit zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is the helper effect?

A

als er 1 iemand in een groep is die actie onderneemt, zullen andere mensen in de groep ook sneller geneigd zijn om actie te ondernemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het onderzoek van schachter en singer?

A

groep 1 krijgt epinephrine toegediend en wordt geïnformeerd over de gevolgen hiervan, groep 2 krijgt epinephrine toegediend en wordt niet geïnformeerd over de gevolgen, groep 3 krijgt placebo.
neppe deelnemer doet overdreven boos of blij in alle groepen. De deelnemers uit groep 2 nemen deze gevoelens en dit gedrag het vaakst over, omdat zij onzeker zijn over waar hun fysiologische opwinding vandaan komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is passionate love?

A

een intense emotionele, hart bonzende toestand van absorptie in een ander persoon

een verhoogde staat van fysiologische ppwinding en het geloof dat deze opwinding is ontstaan door de geliefde persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de attributietheorie?

A

iemand probeert het gedrag van anderen te begrijpen door er gevoelens, geloven en intenties aan te attribueren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is misattribution paradigm (misattributtion of arrousal)?

A

opwinding die je ervaart verkeerd interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de self perception theory?

A

Berns idee dat we onszelf alleen leren kennen door zelf-attributies te maken: we leiden bijvoorbeeld onze eigen houding af uit ons eigen gedrag.

Als interne cues moeilijk te interpreteren zijn krijgen we zelfinzicht door het observeren van onszelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leg de volgende modellen over emotie uit:
- common sense
- james lange theory of emotion
- cannon bard theory of emotion
- schachter singer theory of emotion

A

common sense: stimulus zorgt voor emotie en dat zorgt voor lichamelijke opwinding (ik tril omdat ik bang ben)

james lange theory of emotion: de emotie is de bewustheid van iemands eigen lichamelijke reactie op een opwindende stimulus (ik ben bang omdat ik tril)

cannon bard theory of emotion: stimulus zorgt voor emotie door reactie in het brein te triggeren, die dan zowel fysiologische veranderingen als de emotionele ervaring veroorzaakt (de beer maakt me bang en aan het trillen)

schachter singer theory of emotion: emotionele ervaring komt voort iit de interpretatie van lichamelijke reacties in de context van situationele cues (ik geef mijn trillen het label angst omdat ik de situatie als gevaarlijk beoordeel)
- bij james lange heb je alleen de perceptie dat je een fysiologische reactie hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is altruisme?

A

hulpgedrag dat geen voordeel heeft voor de helper

een ander helpen zonder er iets voot terug te willen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke 5 stappen doorlopen we in het beslissen van wel of niet helpen?

A

x is waar het mis kan gaan per stap

  1. opmerken van de situatie
    x falen om situatie op te merken door bv afleiding
  2. situatie als noodsituatie interpreteren
    x nemen aan dat er geen gevaar is omdat niemand anders iets doet (pluralistic ignorance)
  3. verantwoordelijkheid nemen
    x we geloven dat iemand anders actie zal ondernemen (diffusion of responsibility)
  4. beslissen hoe te helpen
    x niet weten wat te doen, denken dat een ander het beter kan
  5. beslissen om hulp te geven
    x gevaar voor jezelf, wettelijke zorgen, schaamte (de kosten zijn te hoog)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke 5 principes nemen mensen in acht als ze besluiten iemand te helpen?

A

schade aan anderen voorkomen
eerlijke behandeling van iedereen garanderen
loyaal zijn aan de in-groep
respect voor autoriteit
zuiverheid in acties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is pluralistic ignorance?

A

individuen rekenen op anderen om een norm te identificeren, maar interpreteren de gevoelens en geloven van anderen op een verkeerde manier

Als gevolg interpreteert elk lid de inactiviteit van de anderen als een weerspiegeling van hun betere begrip van de situatie.

bijv. de buren doen niks, dus ik doe ook niks, want zij vinden dat er geen noodgeval is, dus dan zal dat er wel niet zijn (terwijl de buren hetzelfde denken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de urban overload hypothesis?

A

Het idee dat stedelingen vermijden
overweldigd te worden door stimulatie door vernauwing van hun aandacht (bijv. je bent gewend aan veel geluiden in grote stad), waardoor er meer kans is dat ze situaties waarin echt hulp nodig is over het hoofd zien.

14
Q

helpen mannen of vrouwen vaker in noodsituaties?

A

mannen
mannen en vrouwen helpen op verschillende manieren. Vrouwen helpen vaker door vrijwilligerswerk en zorgen voor anderen
Mannen helpen vaker in gevaarlijke situaties of wanneer normen voor ridderlijkheid aanwezig zijn

Seksuele opwinding van mannen kan tot meer helpen leiden.

15
Q

wat is prosocial behavior?

A

handelingen die positief worden gewaardeerd door de
samenleving.

16
Q

wat is helping behaviour?

A

handelingen die opzettelijk iemand anders ten goede komen

subcategorie van prosocial behavior

17
Q

wat is compassie?

A

het gevoel dat ontstaat bij het getuige zijn van het lijden van een ander dat zorgt voor een verlangen om te helpen (actie nemen).

18
Q

wat is empathie?

A

een vervangende emotie die wordt veroorzaakt door de benarde situatie van anderen (jezelf verplaatsen in de ander).

19
Q

wat is de social learning theory?

A

menselijk sociaal gedrag is niet aangeboren, maar aangeleerd door geschikte modellen.

20
Q

wat is de just world hypothesis?

A

mensen geloven dat de wereld een rechtvaardige plaats is waar mensen krijgen wat ze verdienen. Mensen concluderen dat de slachtoffer hun lot verdient. (De meeste van ons reageren echter wel als er bewijs is dat het lijden niet gerechtvaardigd is.)

20
Q

wat zijn elementen van een noodsituatie (latane & darley’s cognitieve model)

A

gevaar
ongebruikelijke gebeurtenis
kan varieren in aard
niet te voorzien, je kunt niet plannen hoe ermee om te gaan
vereist directe actie, je kunt niet rustig de opties overwegen

20
Q

wat is learning by vicarious experience?

A

aanleren van bepaald gedrag nadat je ziet dat een andere persoon ervoor wordt beloond

21
Q

wat is bystander intervention?

A

individu breekt uit de rol van omstander om iemand in een situatie van nood te helpen.

21
Q

wat is audience inhibition?

A

als mensen toekijken voelen ze zich zelfbewust over wat ze
doen → fear of social blunders: angst om een fout te maken of ongepast gedrag te
vertonen, wat anderen kunnen zien.

21
Q

wat is het experiment van latane en darley?

A

wanneer mensen denken met meerdere mensen te zijn, gingen ze minder snel iemand helpen die een beroerte heeft.

22
Q

wat te doen om hulp te krijgen?

A

verminder ambiguïteit door duidelijk te maken dat je hulp nodig hebt + verminder diffusion of responsibility door iemand aan te wijzen.

23
Q

hoezo leidt een goed humeur wel tot helpen en hoezo niet

A

wel: om goede humeur te behouden, positieve gedachten leiden tot positieve verwachtingen over de interactie bij het helpen

niet: kosten van helpen zijn te hoog en bedreigen het goede humeur, positieve gedachten over andere sociale activiteiten (bv naar een feestje gaan) voorkomen dat we tijd of verantwoordelijkheid nemen om te helpen

24
Q

hoezo leidt slecht humeur wel of niet tot helpen?

A

wel: verantwoordelijkheid nemen voor wat ons slecht gevoel gaf (bv schuldig voelen), focus op andere mensen (deze mensen hebben veel geleden), denken aan persoonlijke waarden die leiden tot helpen (ik moet niet zo gemeen zijn en helpen)

niet: anderen de schuld geven van je slechte humeur, heel erg gefocust op jezelf (ik ben zo depri), denken aan persoonlijke waarden die niet leiden tot helpen (ik moet mezelf voorop zetten)

25
Q

wat voor soort personen helpen we sneller?

A

aantrekkelijke mensen
mensen die we niet verantwoordelijk houden voor hun situatie
mensen die je kent
mensen die op jou lijken

26
Q

wat is misattribution of arrousal?

A

Misattribution of arrousal: iemand heeft bepaalde lichamelijke ervaring en zoekt een verklairng maar ‘kiest’ de verkeerde

Brug voorbeeld: mannen op hoge brug hebben arrousal door de enge hoge brug maar denken dat de arrousal komt door de vrouw. We moeten nadenken waarom we ons op een bepaalde manier voelen en soms is er een missattribution of arrousal en koppel je de arrousal aan een verkeerde cognitieve verklaring

De opwinding door de brug versterkt de emoties van de mannen

27
Q

wat is verschil excitation transfer en misattribution of arousal?

A

Arrousal wordt verkeerd geplaatst bij iets: missattribution of arrousal

Excitation transfer: men misplaatst de arrousal niet maar je neemt de lading mee naar eenvolgende situatie

Bij excitation transfer is de eerste stimulus al weg, alleen de arousal werkt nog door, terwijl bij misattribution of arousal beide stimuli nog aanwezig kunnen zijn. Excitation transfer is meer een versterking van emotie, waar misattribution of arousal een verkeerde interpretatie is.

28
Q

wat is social impact theory?

A

Social impact theory: de volgende factoren bepalen hoeveel invloed anderen mensen hebben op jouw idee
o Status van beinvloeder
o Nabijheid beinvloeder
o Hoeveelheid

29
Q
A