probleem 1 cognitieve benadering van geheugen Flashcards

1
Q

geheugen/memory

A

proces om info voor een langere periode op te slaan. nadruk op terugroepen van info. plek waar info wordt opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

storage

A

proces van nieuwe info in geheugen stoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

encoding

A

proces waarin mensen de info aanpassen waardoor het makkelijker te onthouden is.
1.Vorm veranderen
2.Nieuwe informatie toevoegen
3. Informatie simpeler maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

retrieval

A

proces waarin mensen info terughalen uit hun opgeslagen herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dual-store model

A

benadrukt dat werkgeheugen en langetermijngeheugen aparte geheugens waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

controleprocessen (dual-store model)

A

cognitieve processen die direct invloed hebben op het functioneren van het geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sensorisch register

A

inkomende info lang genoeg vast om voorlopige cognitieve verwerking te ondergaan. grote capaciteit, dezelfde vorm opgeslagen, enkele seconde. auditieve langer vastgehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

interference (sensory register)

A

nieuwe info die binnenkomt, vervangt effectief de info die er al is en wist deze daardoor. belangrijke info wordt vaak voldoende verwerkt om in het werkgeheugen te komen, onbelangrijke info, zoals ongewenste emails, kunt u wss het beste weggooien. (verklaring voor Kort blijven hangen van info)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Werkgeheugen/kortetermijngeheugen

A

info voor korte periode vasthoudt als het cognitief verwerkt moet worden. bij werkgeheugen komt actief denken voor als een vorm van bewustzijn. het bevat info dat vanuit sensor register komt, die aandacht nodig heeft.

gelimiteerde capaciteit 5-9 eenheden. de hoeveelheid info per eenheid kan wel verhoogt worden. vb door chunking (vorm van encoding) → getallenrij opnoemen door ze per 3 te groeperen kan je er meer onthouden.

korte duur minder dan 30 sec. (3-18 sec)

vooral opgeslagen in auditieve vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

central executive (deel van werkgeheugen)

A

controleert en monitort de doorstroom en gebruik van info van het geheugen.

hoe effectief iemand in dit proces is, wordt effortful control

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

veel manieren om info te coderen werkgeheugen

A

visuospatial sketchpad: visueel en ruimtelijk info
phonological loop: verbaal en auditief info
episodic buffer: waar info van visuospatial sketchpad en phonological loop en het langetermijngeheugen wordt geïntegreerd tot een representatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

control systeem werkgeheugen (effect op functioneren)

A

organisatie: bepaalde structuur in info zit dat voordeling is voor werkgeheugen vb 1 2 3 4 5 6 –> 123 456.

ophalen (retrieval): het ophalen van info uit het werkgeheugen gaat vaak vrij eenvoudig en gaat automatisch. maar hoe snel en gemakkelijk iets wordt teruggevonden, hangt tot op zekere hoogte af van de hoeveelheid info die daar is opgeslagen.

onthouden (maintenance rehearsal): vb hardop voor jezelf zeggen zodat je het niet vergeet. zorgt voor het opslaan van info tijdens het proces van vergeten. wanneer rehearsal niet mogelijk is, gaat info vaak weg. rehearsal gebeurt vaker bij vol dan kind. het vermogen om een groter aantal korte items te onthouden dan langere items → wordt length effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

aandacht

A

we info van sensorische register naar het werkgeheugen willen verplaatsen, blijkt dat we daar in ieder geval in de meeste gevallen aandacht aan moeten besteden. in wezen gaat info waar iemand aandacht aanbesteed door naar het werkgeheugen, terwijl info waaraan geen aandacht aan besteed gaat verloren. als je iets vergeet, bereikt het uw sensorische registratie wel, maar werd het niet voldoende verwerkt om verder te gaan naar je werkgeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

factoren die aandacht beïnvloeden

A

motion/beweging →bewegende objecten trekken meer aandacht dan stationaire objecten. vb zwaaien

size → aandacht wordt meestal gevestigd op grote objecten. vb kranten grote letters op de voorpagina om aandacht te trekken.

intensity → intensere prikkels, vb kleur of geluid, trekken de aandacht. vb gekleurd speelgoed, of een auto die toetert. schreeuwen vs fluisteren

novelty (nieuwgierigheid) → stimuli die nieuw of anders zijn trekken aandacht. vb groep 9 meiden 1 jongen valt de jongen eerder op, of persoon met gekleurd haar

incongruity → objecten die in hun context nergens op slaan, hebben de neiging om de aandacht van mensen te trekken. vb wandeling door het groene bos en hoorde een vliegtuig (incongruity met de rest van de situatie, dus valt op)

social cues → mensen besteden meer aandacht aan dingen waar ze anderen naar zien kijken en waarop ze reageren.

emotion → stimuli met sterke emotionele associaties trekken de aandacht. vb nieuws over een kind dat is vermoord trecht meer andacht dan nieuws over het kabinet

Personal significance → kan personal significance, de betekenis en relevantie die mensen in een object of gebeurtenis vinden, daarentegen zowel de aandacht trekken als vasthouden. wanneer info persoonlijk relevant is, trekt het meer aandacht vb bussen die gaan staken, of brug die dicht gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cocktail party fenomeen

A

focussed op 1 ding de rest negeer je. vooral auditieve

bestudeert aan de hand van een techniek shadowing genoemd. een persoon draagt een oortjes/koptelefoon om naar 2 gelijktijdig gesproken berichten te luisteren en wordt gevraagd er 1 nauwkeurig te herhalen. het herhalen van een van de berichten is vrij eenvoudig wanneer de twee sprekers heel verschillende stemmen hebben, over verschillende onderwerpen praten en hun berichten presenteren vanuit schijnbare verschillende richtingen. het wordt moeilijker/onmogelijk wanneer de twee stemmen, onderwerpen of schijnbare locaties van de sprekers vergelijkbaar zijn. de price aard hebben ze nog niet vastgepind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

figure ground

A

wanneer mensen zich concentreren op de details van 1 object (de figuur) kunnen ze niet andere dingen daarom heen zien (ground)

17
Q

limited processing capacity

A

het aantal stimuli die aandacht kunnen krijgen aan de hand van hoeveel cognitieve processen nodig zijn voor elke stimulus. vb net rijles dan niet praten en rijden tegelijk, maar later kan je dat wel. autorijden kost dan niet meer zoveel cognitieve processen. mensen kunnen niet multitasken, aandacht heeft een limiet.

waarbij het aantal stimuli dat wordt behandelt afhangt van de hoeveelheid cognitieve verwerking die voor elke stimuli vereist is

18
Q

Langetermijngeheugen

A

wordt nieuwe info met huidige kennis in het langetermijngeheugen samengevoegd.

dit wordt gedaan in de vorm van schema’s: een cognitieve constructie die het mogelijk maakt dat vele elementen van info worden samengevoegd tot een enkel construct

onbeperkte capaciteit, hoe meer info erin zit hoe makkelijker nieuwe info op kan slaan. duur: permanent? in iedergeval lang

19
Q

forms of storage (langetermijngeheugen)

A

wordt wss op verschillende manieren gecodeerd in langetermijngeheugen. taal biedt een basis voor opslaan info, sensorische beelden bieden een ander en non-verbale abstracties en betekenissen.

een deel van de kennis is explicit knowledge → kennis dat mensen kunnen vertellen en uitleggen

een deel is implicit knowledge → kennis dat invloed heeft op mensen hun gedrag.

een ander kenmerk is de interconnectedness: gerelateerde stukken worden beter geassocieerd.

20
Q

declarative knowledge (langetoermijngeheugen)

A

langetermijngeheugen heeft betrekking op de aard van hoe dingen zijn, waren of zullen zijn. feitelijke kennis

21
Q

procedural knowledge (langetermijngeheugen)

A

maar het omvat ook kennis over hoe je dingen moet doen

22
Q

Levels of processing model (alternatief)

A

inkomende info wordt verwerking door een Central processor in een van de verschillende levels van complexiteit. beperkte capaciteit in die zin dat hij maar zoveel kan bevatten. de info die daar tijdelijk wordt bewaard is de info waar we op een bepaald moment van op de hoogte zijn. hoe lang en hoe goed die info wordt onthouden, hangt af van hoe grondig de centrale processor ermee omgaat. info waar vb aandacht aan is gegeven, blijft langer in de centrale processor

23
Q

2 soorten van leren volgens levels of processing model

A

intention learning → (zijn actief bezig met cognitie en metacognitie activiteiten tijdens de les en zijn eerder geneigd iets te leren en te onthouden) mensen die van plan zijn iets te leren zullen het eerder leren en onthouden dan mensen die dat niet doen. de diepte van verwerken is wat leersucces beïnvloed.

incidental learning → dus niet de intentie om te leren, zouden volgens ander onderzoek even goed kunnen leren en herinneren dan mensen die niet deze intentie hebben.

24
Q

activatiemodel

A

Sommige theoretici hebben voorgesteld dat het werkgeheugen en het langetermijngeheugen gewoon verschillende activatietoestanden zijn van een enkel geheugen. Vanuit dit perspectief bevindt alle info die in het geheugen is opgeslagen zich in een actieven- of inactieven toestand. info die momenteel actief is, wat zowel nieuwe als eerder opgeslagen info kan zijn, is waar een leerling op let en het verwerken van deze info → werkgeheugen. naarmate de aandacht verschuift, worden andere stukjes info in het geheugen geactiveerd en wordt de eerder geactiveerde info geleidelijk inactief. het grootste deel van de info in inactieve toestand, zodat we ons er niet bewust van zijn. → Deze info bevindt zich in langetermijn. als bewijs kwamen onderzoekers met de term priming → de aanwezigheid van een stimulus activeert herinneringen die geassocieerd zijn met de stimulus.

25
Q

cognitieve belasting

A

aantal mentale middelen dat nodig is om een bepaalde taak uit te voeren. 3 soorten:
intrinsieke cognitieve belasting → heeft betrekking op de complexiteit van de taak en de vaardigheden van het individu. is afhankelijk van het aantal elementen dat, omdat ze op elkaar inwerken, tegelijkertijd in het werkgeheugen moeten worden verwerkt.

extraneous (irrelevante) cognitieve belasting → heeft betrekking op de problemen die niet gerelateerd zijn aan de taak. vb luidruchtige kamergenoot. het is wijzigbaar en kan worden verminderd door de instructies te wijzigen.

Germane (nuttige) cognitieve belasting → heeft betrekking op het mentale vermogen dat gericht is op het integreren van de nieuwe info met bestaande kennis d.m.v cognitieve schema’s. die helpt bij het opbouwen en automatiseren van schema’s en die dus van toepassing is op en gunstig is voor de uit te voeren leertaak.

26
Q

imagination effect

A

men kan mentale repetitie gebruiken, waaronder visualisatie of verbeeldingskracht om het leren te ondersteunen. hierdoor presteren de leerlingen beter.. verbeelden zet leerlingen aan om de relevante schema’s in het werkgeheugen te verwerken. dit helpt schema’s te automatiseren. verbeelden helpt bij het vergroten van inco in het langetermijngeheugen door gebruik te maken van voorkennis die al bekend is over het concept of de procedure en kan resulteren in de vorming van superieure schema’s.

27
Q

expertise reversal effect

A

wanneer een student met voorkennis (de expert) van een bepaald onderwerp dit onderwerp opnieuw van af de basis krijgt heeft dit 2 verschillende effecten:
- het zijn van een expert, dus dat een student al voorkennis heeft van het onderwerp, geen voordelen meer heeft. doordat er terug wordt gegaan naar de basis zal de expert geen nieuwe kennis opdoen en niet ontwikkelen of achteruitgaan
- het zijn vn een expert nadelige gevolgen heeft. doordat een student voorkennis heeft, is de kans aanwezig dat een student vb daardoor minder goed opletten waardoor het eventueel nieuwe stof niet opneemt