Portaal H3.1 + 3.2 Flashcards

1
Q

eerstetaalverwerving

A

behaviorisme, nativisme, interactionele benadering en nieuw onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tweedetaalverwerving

A

interfentietheorie, universalistische theorie, de interactionele benadering en tweetalige opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

behaviorisme

A

volgens deze leertheorie verloopt taalverwerving via imitatie, positieve feedback en conditionering (aanleren d.m.v herhaling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nativisme

A

kinderen leren niet alleen door imitatie, maar door het toepassen van eigen regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

creatieve constructietheorie

A

zinnen maken vanuit je eigen creatieve vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

interactionele benadering

A

kinderen leren taal door imitatie en hun aangeboren taalleervermogen. dit werkt alleen als de kinderen veel interactie met hun omgeving hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

factoren die de eerstetaalverwerving van een kind bevorderen

A
  • modelleren door volwassenen
  • feedback
  • ruimte voor taalproductie
  • taal en denken stimuleren elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

metalinguistisch bewustzijn

A

een impliciete kennis van taal en kan zich in communicatie met volwassenen bewust worden van de mogelijkheid van taalgebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

simultane tweetaligheid

A

de ouders kiezen er bewust voor om hun kind twee-of drietalig op te voeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

successieve tweetaligheid

A

een te grote taalachterstand hebben die moeilijk in te halen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

semantisch veld

A

Een groep woorden die qua betekenis bij elkaar horen. (rood, blauw, groen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

prelinguale of preverbale periode

A

de eerste periode, waarin nog geen sprake is van echte taal. wordt onderverdeeld in 4 fases:

  1. huilen (eerste 6 weken)
  2. vocaliseren (6-20 weken)
  3. vocaal spel (4-6 maanden)
  4. brabbelen (vanaf 7 maanden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vroeglinguale periode

A

begint wanneer het kind ongeveer 1 jaar is en woorden uit gaat spreken. ook gaat het kind beseffen dat een woord bij een ding of persoon hoort ( symboolbewustzijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

differentiatiefase

A

het kind gaar de taalkennis verfijnen en ook andere taalcomponenten gebruiken/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voltooiingsfase

A

5-9 jaar. de componenten van de grammatica wordt verder ontwikkeld. dit is de periode waarin school een grote bijdrage levert aan de taalontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

individuele factoren bij het leren van een taal

A
  • intelligentie
  • taalgevoel
  • motivatie
  • sociaal emotionele ontwikkeling
17
Q

omgevingsfactoren bij het leren van een taal

A
  • taalaanbod thuis
  • samenstelling van het gezin
  • taalruimte thuis