PND Flashcards

1
Q

hoeveel % van kinderen heeft congenitale aandoening

A

4%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oorzaken van congenitale aandoeningen

A

exogeen bv thalidomide
genetisch bv down
multifactorieel bv spina bifida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verschil tss doppler en echo

A

doppler enkel doen bij foetus want er is wat meer energie en opwarming

doppler is eig een speciale echo die we doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zie je bij een doppler

A

snelheid en richting van bloedstroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zie je bij pulsed wave doppler

A

bloestroom en weerstand weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

1ste echo

A
  • 1ste trimester
  • nekplooimeting
  • op 12 weken
  • Screening aneuploïdie
  • Basic anatomisch nazicht
  • Chorion en amniociteit
  • = officiele 1ste echo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2de echo

A

2de trimester
- structureel nazicht
- positie placenta
- lichamelijke afwijkingen zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3de echo

A
  • 3de trimester
  • groei
  • placenta lokaliseren, placenta functie
  • foetale groei: biometrie
    foetale conditie: biofysisch profiel (ademen slikken) (score op 10 geven via Manning score)
    foetale ligging
    placenta positie
    placenta functie: doppler
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

1ste vaginale echo

A
  • begin zs termijnbepaling
  • evolutiviteit
  • dating
  • aantal vruchtjes => nagaan chorioniciteit en amnioniciteit
  • basis nazicht
  • leeft het of is het een miskraam
    -= vaginale echo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

4 weken echo

A

bij begin zs
zichtbaar vanaf 4 weken, 2a3 mm, 1a 2 mm/dag groeiend
zwart + witte rand
wit = trofoblast
zwart = chorionholte
ligt excentrisch in baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

5 weken (1 week over tijd)

A

intra uteriene zs vaststellen !!!

een ringetje in zwart = dooierzak

bij extra uterien komt dit ringetje niet

Ietsje later: foetaal pooltje = verdikking thv dooierzak
2 mm lang embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

5.5 6.5 weken = 2 weken overtijd

A

hartas met hartslag <100 bpm
bewijs van evolutiviteit !!!
Kruin romp lengte meten : 3 a 4 mm
Hartslag stijgt nr 180 bpm in 3 volgende weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wnr meet je CRL

A

4 tot 16 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wnr zie je hartas

A

5.5 a 6.5 weken, het hartje klopt met 100 bpm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

heterotope zs

A

zowel intra als extra uteriene zs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke lichaamsdelen bkeijk je ook al op echo 1

A

bingers tenen buik

17
Q

welke standard views zijn er

A

biparietaal
transcerebellair
neus
profiel
4 kamers
huid
wz
ol

18
Q

potter sequens hoe ziet kind er uit

A

gezichtsafijkingen
geen longen: Longhypoplasie
Laag ingeplante oren
Retrognathie / micrognathie
Hypertelorisme
Epicanthus
Brede neusbrug / ‘bek’neusje

19
Q

welke bekijken we bij doppler

A

ductus venonsu en arteriosus
aorta
navesltreng
a cerebri media

20
Q

ductus venosus

A

veneus bloed - v cava

21
Q

ductus arteriosus

A

pulmonalisbloed nr aorta

22
Q

vanaf wnr mag je mri doen

A

vanaf 12 weken
ZONDER contrast

23
Q

hoeveel foetaal deel zit er in een NIPT

A

25%

24
Q

sensitiviteit en spec tijd van nipt

A

sens= 99% als er afwijking is detecteert nipt het
PPW: lager, als je nipt iets ziet, is het niet altijd zo dat kind het heeft
=> amniocentese als bevestiging

25
Q

wnr planten we embryo bij IVF

A

5 dagen

26
Q

wie mag PGT doen

A

dominante en recessieve aandoeningen

27
Q

risico op miskraam bij vlokkentest

A

1/200

28
Q

voordeel vlokkentest

A

meer cellen
kan vroeg in zs
snel resultaat binnen de week

29
Q

uitvoeren van vlokkentest

A

transcervicaal
transvaginaal

30
Q

uitvoeren vruchtwaterpunctie

A

transabdominaaln

31
Q

onderdelen van vruchtwateer

A

cellen van huid en amniocyten

32
Q

risico op miskraam bij vruchtwaterpuntcie

A

1/200

33
Q

nadeel vruchtwaterpunctie

A

minder cellen
later in zs

34
Q

voordeel vruchtwaterpunctie

A

zowel voor genetica
zowel voor infectie

35
Q

navelstrengounctie nadeel

A

hoog risico op miskraam
bloeding van oetus

36
Q

tot wnr mag je zs onderbreken zonder dat foetus problemen heeft

A

12 weken na becruchting

37
Q

zs abfreken na 12 weken voorwaarden

A

2de arts betrokken
vrouw moet gevaar zijn
kind moet ongeneeslijke ziekte hebben

38
Q
A