pathofysiologie van specifieke zwsaandoeningen / pathofysiologie: congentiale afwijkingen / zws bij voorafbestaande medische aandoening Flashcards
incidentie zwscholestase
0.5-1.5% van alle zws (1/200)
risicofactoren zwscholestase
- meerlingen, winter, geografie/ omgevingsfactoren/ etniciteit (aziatische origine, anti-equator?, scandinavische landen, zuid-amerika), IVF?
- genetische voorbeschiktheid:
- -> ICP kan faimiliaal voorkomen
- -> mutaties aangetoont in genen die coderen voor hepatobilair transporter MDR3 en BSEP
- hormonale steroïdlading vd zws: zowel E, P als androgenen verstoren de transport van galzuren
- geassocieerd met verhoogd risico op andere lever-galblaaspathologie (bv cirrose, fibrose en cholangitis)
diagnose (klinisch/ biochemisch) zwscholestase
kliniek:
- jeuk zonder rash, handpalmen/voetzolen, zonder primaire huidletsels, vooral ‘s nachts –> zot vd jeuk staan, insomnia en krabletsels
- begint in 2de helft vd zws, meestal na 30 w (80%), verdwijnt PP (< 2 dagen)
- icterus (10-15%)
- buikpijn, anorexie, malaise
- zelden: donkere urine, bleke stoelgang - steatorree
biochemie:
- galzouten gestegen (> 10 = mild, > 40 = matig (complicaties), > 100 ernstig)
- transaminasen gestegen (bij 60%), ALT > AST, 2-10 keer > normal range
- GGT nl tot milde stijging (bij 30%)
- bilirubine normaal tot milde stijging (bij 25%)
- PT normaal: PT kan secundair aan vitamine K deficientie verlengd zijn (vetmalabsorptie tgv steatorree, of secundair aan galzout-sequestrant zoals cholestyramine)
differentieel diagnose zwscholestase
- hepatitis (infectieus, AIZ)
- primaire biliaire cirrose
- galstenen
- PET/ AFL
- eczema, atopische dermatitis
- PEP (polymorphic eruptions of pregnancy
- -> doe een serologie (HAV, HBV, HCV, EBV, CMV)
- -> auto-immuunscreening (ANA, ANCA)
- -> echo lever
pathogenese zwscholestase
uterus, placenta en foetus worden blootgesteld aan overmaat van galzuren:
- myometrium: verhoogde contractiliteit (oxytocinesensitiviteit neemt toe???) –> hoger P(preterme arbeid)
- placenta: VC van chorionbloedvaten –> hoger P(asfyxie) –> meconiumpassage / MIU
- foetus:
effecten thv gladde spieren van colon –> meconiumpassage –> meconiaal vruchtwater
effecten thv myocardium? –> ritmestoornissen –> MIU
effecten thv longen –> tragere maturatie –> hoger P(RDS vlgs zwsduur)
risico’s zwscholestase
impact maternaal:
- jeuk
- vit k deficientie bij steatorree (vetopl vit) –> majeure postpartumbloeding
- preterme arbeid: 10-40%, meestal iatrogeen
- postpartumbloeding: 3-10%
foetale risico’s:
- MIU (BA > 100 umol/L: 10%)
- preterme partus (meestal iatrogeen, spontaan bij BA > 100 umol/L: 20%)
- meconiaal vruchtwater (BA < 40: 15%, 40-99: 25%; >100 : 50%)
- peripartale asfyxie
behandeling zwscholestase
UDCA (ursodeoxycholzuur):
- daling van galzuren in maternaal bloed, vruchtwater, foetaal bloed
- verbetering van galsecretie, daling transaminasen
- vermindering van jeuk
- weinig nevenwerkingen (maagdarmlast)
- -> minder prematuriteit, fetal distress, toegenomen zwsduur bij partus en geboortegewicht
- -> eventueel + met cholestyramine (questran)
bijkomende anti-jeuk maatregelen: locaal mentolpoeder of crème, antihistaminicum in crème of tablet
dexamethasone/ betamethasone: verbetert leverfunctie soms maar minder werkzaam dan UDCA –> alleen als foetale longrijping als galzuren > 40 µmol/ l op < 34 weken en dus een preterme bevalling wordt verwacht
vitamine K: alleen bij langbestaande/ ernstige ICP
beleid zwscholestase
opvolgen:
- foetale groei en welzijn (CTG, echo)
- maternale klachten en biochemie
verlossen zo:
- > 37 wk bij galzouten > 40 µmol/L
- galzouten > 100 µmol/L onder therapie, overwegen > 34 w
- icterus
lange termijn:
- herhalingsrisico volgende zws 60-70%
- herhalingsrisico bij combined OAC ++++ –> andere vorm van anticonceptie verkiezen
voorkomen acute fatty liver
1/10.000 zws
histologisch acute fatty liver
perilobulaire vetinfiltratie van de levercellen: microvesiculaire steatose
RF acute fatty liver
mannelijke foetus (man/vrouw: 3/1) meerlingzws
pathogenese acute fatty liver
- stoornissen in mitochondriale vetzuuroxidatie
- LCHAD-mutatie (mutatie vd langeketen 3-hydroxy-acyl-co-enzym-A-dehydrogenase = enzym dat belangrijk is bij mitochondriale vetzuuroxidatie)
homozygote foetus produceert afwijkend, schadelijk VZmetaboliet –> hepatocellulaire schade bij moeder
kliniek acute fatty liver
- > 30 weken
- progressieve toename van nausea, braken, anorexie, buikpijn (epigastrisch), algemene malaise, icterus
- geen hypertensie/ proteïnurie
biochemie acute fatty liver
- transaminasen stijgen
- bilirubine stijgt
- hypoglycemie
- gestegen ammonium
- verlengde stollingstijd, hypofibrinogenemie
- leucocytose
- (NI)
complicaties acute fatty liver
- hepatorenaal syndroom met nierfalen
- hepatische encefalopathie
diagnose acute fatty liver
obv kliniek, biochemie, echo lever
DD HELLP
behandeling acute fatty liver
maternale stabilisatie (glc infuus, correctie stolling) zo snel mogelijk verlossen, zonder rekening te houden met zwsduur
prognose acute fatty liver
foetaal:
- afh van zwsduur bij partus
- afh van aanwezigheid van LCHAD mutatie (associatie met fatale non-ketonische hypoglycemie, gedilateerd cardiomyopathie, progressieve neuropathie) –> alle kinderen testen op gekende mutatie
- mortaliteit 10%
maternaal:
- mortaliteit 1-5% (veel!)
- afh van ernst leverfalen, nierfalen, DIC
- herhalingsrisico in volgende zws (ook als LCHAD mutatie negatief is)
HELLP
= acroniem voor hemolyse, elevated liver enzymes (AST, ALT), low platelet count
= ernstige vorm van pre-eclampsie
= altijd trombocytopenie, frequent HT en proteïnurie
type: structurele cong afwijkingen
fouten in de morfogenese tgv (een combinatie van):
- genetische/ chromosomale afwijkingen
- infectie
- deficiënte foliumzuur/ vitamines
- teratogene substantie blootstelling
geïsoleerd vs binnen chromosomaal probleem/ syndroom
hoe opsporen: structurele cong afwijkingen
1ste trimester (12 wk): echografische screening + aneuploidiescreening (NIPT) –> vr majeure afwijkingen
2de trimester (20 wk): klassieke echografische screening
3de trimester (30 wk): echografische screening zeker kijken naar hart en nieren (pyelectasie), dingen die groeienderwijs ontstaan. Op 20 wk kan je perfect nl hart hebben, op 30 wk coarctatio aortae (want groeit niet meer mee)
zo gewenst/ geïndiceerd: invasieve prenatale diagnostiek: CVS, AC
zo geïndiceerd: 3D echografie, MRI, CT (voor skeletproblemen)
niveaus structurele cong afwijkingen
neurale buis defect (Dandy Walker malformatie)
ventrikel septum defect
gastroschizis
terminologie bloedgroep-incompatibiliteit
isoimmunisatie
allo-immunisatie
probleem bloedgroep-incompatibiliteit
zwangere vrouw vormt AL tegen bloedgroepantigenen van de RBC van haar foetus
AL passeren de placenta en binden aan foetale RBC
- -> afbraak van foetale RBC (hemolyse) - anemie
- -> neonatale hyperbilirubinemie (ev kernicterus) –> probleem bij de geboorte want dan kan de moeder het bilirubine niet meer afbreken vh kind
welke bloedgroepantigenen bloedgroep-incompatibiliteit
rhesusantagonisme (anti-D) is de meest voorkomende oorzaak van hemolytische aantasting van de foetus/ neonaat
maar deze is ook mogelijk bij ABO-incompatibiliteit
en aanwezigheid van:
- anti-Kell (K)
- anti-Duffy (Fy(a), Fy(b))
- anti-Rh (E,C,c)
- anti-Kidd (JK(a)
- anti-MNSs (M, S,s,U, Mi)
- anti-MSSs (Mt)
- anti-Diego (D1(a), Di(b)
- anti-P (PP1pk)
pathogenese bloedgroep-incompatibiliteit
- SENSITISATIE
- bij incompatibele transfusie
- bij zwangerschap:
- -> geboorte vd placenta (foetomaternale transfusie)
- -> trauma
- -> ingreep (amniocentese,…)
- -> (dreigend) miskraam, bloedverlies, EUZ
- -> placentaloslating, preterme contarcties
- -> externe versie (uitwendig kering, manueel draaien naar hoofdligging)
Reeds op dag 38 (duidelijke hartactie) van het embryonale leven is het D-antigeen aantoonbaar op de erythrocyt.
Minder dan 0.1 ml is voldoende om alloimmunisatie te veroorzaken –> vanaf 7 W na laatste menses is sensitisatie mogelijk
- VORMING VAN ANTISTOFFEN
- ZWANGERSCHAP
- IgG passeert placenta (IgM niet) en veroorzaakt hemolyse foetale RBC
- ABO incompatibiliteit:
- -> vrouw met BG O en kind met BG A en B
- -> anti-A en anti-B altijd aanwezig (omgevingsantigenen, bacteriele antigenen via darm) (meestal IgM, soms IgG) –> kan in G1
- -> foetaal meestal milde hemolyse, vnl neonataal probleem van hyperbilirubinemie
- rhesus D- immunisatie:
- -> vrouw met BG rhesus D negatief en kind met BG resus D positief
- -> eens geimmuniseerd, zal bij elke volgende zws met een resus D positieve foetus foetale/neonatale hemolytische anemie optreden
- -> de ernst zal telkens toenemen, en het zal steeds vroeger optreden
gevolgen bloedgroep-incompatibiliteit
foetaal:
- afbraak van foetale RBC (hemolyse)
- extramedullaire erythropoiesis in foetale lever/milt
- stijging ongeconjugeerd bilirubine
- -> foetale anemie
- -> foetale hydrops (obv HF, ascites, pleura- en pericardvocht)
- -> sterfte
neonataal:
- milde hemolyse:
bleke neonaat, licht vergrote lever en milt
milde anemie (Hb 13-15 g/dL) en weinig reticulocyten
matig gestegen bilirubine, geen galzouten in de urine
- ernstige hemolyse
goudgele neonaat met hepatosplenomegalie
ernstige anemie, progressieve reticulocyten, erythroblasten, normoblasten
hyperbilirubinemie, galzouten aantoonbaar in urine —-> kernicterus bij bilirubine > 340 µmol/L –> necrose van neuronen in basale ganglia –> lethargie, baby drinkt niet, convulsief, wegdraaiende ogen, retractie van het hoofd en psychomotorische retardatie - sterfte
diagnose: bloedonderzoek: bloedgroep-incompatibiliteit
kleihauer test = opsporen van foetale cellen
- gebaseerd op eign dat foetaal Hb meer zuurresistent is dan adult Hb
- bij mogelijke foetomaternale transfusies (partus, trauma)
indirect cooms (indirect antiglobulinetest (IAT)) = opsporen van AS in het maternale serum door titreren van maternaal serum: maat van hoeveelheid bij intake, op 28-32 wk, partuspartus en na trauma
directe coombs (directe antiglobulinetest (DAT))
= opsporen van AS die gebonden zijn aan foetale bloedcellen
op navelstrengbloed bij de geboorte
bloedgroep van vader bepalen: bij positieve indirecte coombs
foetale bloedgroep bepaling via NIPT
diagnose: echo: bloedgroep-incompatibiliteit
ACM PSV (piekflow velocity neemt toe bij foetale anemie)
tekenen van hydrops
hepatosplenomegalie
behandeling bloedgroep-incompatibiliteit
intrauteriene (18-35 w) of neonatale transfusie ( anemie) preterme partus (< 36 w) neonatale fototherapie ( hyperbilirubinemie) of wisseltransfusie