meerlingenzwangerschappen / pathofysiologie van specifieke zwsaandoeningen Flashcards

1
Q

moment van splitsing: monozygoot dichoriaal

A

morula: dag 1-3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

moment van splitsing: monozygoot monochoriaal diamniotisch

A

blastocyst: dag 4-8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

moment van splitsing: monozygoot monochoriaal monoamniotisch

A

geïmplanteerde blastocyst: dag 8-13

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

moment van splitsing: siamees

A

gevormde embryonale schuif: dag 13-15

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

epidemiologie meerlingenzws in vlaanderen

A

twins: 1/58
triplets: 1/5500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kans op een spontane tweeling

A

1/80 = tweeling
(1/80)² =drieling
(1/80³ = vierling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kans op een monozygote tweeling

A

3.5/1000 zws –> 1/3 vd tweelingszws –> 5-10% na ART

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kans op een dizygote tweeling

A

incidentie afhankelijk van:

  • ras (afrikaans > aziatisch)
  • maternale lft (ouder > jonger)
  • pariteit (multipara > primipara)
  • fertiliteitsbehandeling (ART&raquo_space;» spontaan)
  • -> wereldwijd stijgende frequentie van DCDA door:
  • fertiliteitsbehandelingen
  • stijgende leeftijd vd moeder

–> 2/3 vd tweelingszws –> 65-70% na ART

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

definitie monochoriale zws

A

altijd monozygoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

definitie dichoriale zws met vss geslacht

A

altijd dizygoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

definitie dichoriale zws met zelfde geslacht

A

1/5 monozygoot en 4/5 dizygoot

Dit onderscheid kan men alleen maken met zygociteitsbepaling bij de geboorte op het navelstrengbloed. In praktijk: bloedgroep van neonaten bepaald, zo gelijk wordt bijkomende zygociteitsbepaling aangevraagd zo gewenst door de ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

diagnose van een meerlingenzws

A
  1. echografie
    - dichoriaal:
    - -> 1ste trimester: lambda teken
    - -> dikke membraan (> 2 mm), intertwinseptum uit drie lagen
    - -> 2 placenta’s
    - -> vss geslachten
  • monochoriaal:
  • -> 1ste trim: T-sign (of empty lambda sign)
  • -> 2 vliezen
  • monoamniotisch:
  • -> geen intertwinseptum
  • -> navelstrengen zijn verstrengeld, vaak vanaf 1ste trim
  1. subfertiliteitsbehandeling
  2. uitgesproken subjectieve zwstekens
  3. positieve discordantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

maternale verwikkelingen van meerlingszws

A
  1. maternale:
    meer:
    - hyperemesis
    - rug en bekkenpijn
    - kortademigheid
    - varices
    - anemie
    - hypertensieve complicaties:
    - -> risico op PET bij nullipara 15%, multipara 5% ( 5% bij nullipara bij eenling)
    - -> risico op zwshypertensie 12% (6% bij eenling)
    - zws diabetes
  • vaginaal bloedverlies (placentaloslating, placenta praevia)
  • verhoogd risico op prenatale hospitalisatie:
  • -> preterme geboorte
  • -> hypertensie
  • -> IUGR
  • -> mechanische belasting
  • bevalling vaker operatief / sectio –> meer bloedverlies en infectierisico
  • risico op postpartumbloeding (groot placenta oppv en uterusdistentie)
  • hoger risico op postpartum depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

foetale verwikkelingen bij alle twins

A
  1. miskramen/ vanishing twin
    Bij diagnose van twin < 7 wk
    - 25% vanishing twin (= spontane reductie van één of meerdere embryo’s naar een zws van lagere orde)
    Meestal asymptomatisch, soms vaginaal bloedverlies
    - 10% miskraam van beide leden
  2. congenitale afwijkingen
    - dichoriale (meestal dizygote) twin: geen verhoogd risico per lid, vr hele zws wel x2 tov eenlingszws
    - monochoriale: risico op majeure afwijkingen x 2-3
    = 1/15 bij MCDA twin (meestal slechts 1 lid aangetast, ondanks monozygociteit)
    = 1/5 bij MCMA twin

specifieke afwijkingen bij monozygote twins:

  • siamese twin: 1/200
  • acardiacus (TRAP): 1/100
  1. vroeggeboorten
    - gemiddelde zwsduur bij partus twin = 36 wk
    - > 50% bevalt voor 37 wk
    - 10% bevalt voor 32 wk ( 1% bij eenling)
  2. groeirestrictie/ discordantie
    - groei van twin loopt gelijkmatig aan eenlingen tot 30 weken, nadien lagere groeisnelheid
    - 1e trim = discordantie in CRL van > 5 dagen
    - -> verhoogd risico op congenitale afwijkingen
  • 2-3e trim = verschil in (geschat) gewicht van > 25% tss beide leden:
  • -> komt voor bij 12% (zowel MC als DC)
  • -> gemiddeld gewichtsverschil = 10%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

foetale verwikkelingen bij monochoriale zws

A

= obv gemeenschappelijke bloedcirculatie en de aanwezigheid van bloedvatverbindingen tussen de twee foetale circulaties

  1. twin-to-twin transfusiesyndroom (TTTS)
  2. twin-anemie-polycytemie-sequentie (TAPS)
  3. overlijden van 1 lid, met acuut leegbloeden van de overlevende co-twin in de placenta en het lichaam van de overleden co-twin
  4. monoamniotische twin
  5. twin reversed arterial perfusion (TRAP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is TTTS

A
  • bij 10% van de monochoriale twin zws
  • tss 16 en 26 wk
  • tgv placentaire vasculaire anastomoses - meestal arterioveneus
  • diagnose = echografisch (Quintero stages); controle om de twee wk
  • subjectief: plotse toename in de abdominale uitzetting, kortademigheid en contracties
stadium I: discordant vruchtwater
- donor < 2 cm
- receptor: 
> 8 cm (vr 20 weken)
> 10 cm (na  20 weken)

stadium II: afwezige blaasvulling

stadium III: abnl dopplers a umb, ACM, ductus venosus

stadium IV: hydrops

stadium V: MU 1 of 2 leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

baby’s met TTTS

A

donor = klein en bleek:

  • anemisch
  • hypovolemisch
  • oligurie –> oligohydramnios
  • groeivertraagd

receptor = groot en polycytemisch:

  • polycytemisch
  • polyurie –> polyhydramnios
  • hypervolemisch
  • hydrops: ascitis, pericardvocht, pleurauitstoring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

behandeling TTTS

A
  • onbehandeld bijna altijd verlies van beide leden (80-100%):
    door preterme arbeid en PPROM, HF recipient, IUFD
  • foetoscopische lasercoagulatie vd bloedvatanastomosen (16-26 wk)
  • na 26 wk: lasercoagulatie, amniodrainage, selectieve foeticice door navelstrengcoagulatie, electieve preterme verlossing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

complicaties van de lasercoagulatie

A
maternaal: infectie, bloeding, darmperforatie
foetaal:
- MIU
- CMS of septostomie
- hematoom 
- PPROM
- miskraam/ vroeggeboorte
- postlaser TAPS
- recidief TTTS 
- amnion banden
- huiddefecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

uitkomst lasercoagulatie TTTS

A

overleving: gemiddeld 70%:
- 60% overleving van beide kinderen
- 25% 1 kind
- 15% dubbele sterfte

gem zwsduur bij partus is 33 wk
neurologische uitkomst: 16% vd overlevers heeft lange termijn sequellen (vnl gerelateerd aan vroeggeboorte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

twin-anemie-polycytemie-sequentie (TAPS)

A
  • bij 1 op 25 monochoriale zws (3-5%)
  • treedt op in levensvatbare periode
  • door chronische nettotransfusie van bloed van de ene naar de andere twin ontstaat onevenwicht in Hb en Htc (obv AV connecties)

-diagnose: echometing ACM PSV ( > 1 MoM in anemische donor en < 1 MoM in polycytemische recipiënt)

  • behandeling afh vd zwsduur bij diagnose:
    lasercoagulatie
    transfusie anemisch lid, wisseltransfusie polycytemisch lid
    verlossen (na longrijping) na 30 wk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

overlijden van 1 lid, met acuut leegbloeden van overlevende co-twin in de placenta en het lichaam van de overleden co-twin

A

dubbele sterfte of ernstige hersenschade bij overlevende twin tgv acute hypotensie en exanguinatie

risico op hersenschade bij vaststellen van sIUD is 25%

niet acuut verlossen! (schade is er al, + nog vroeggeboorteproblemen extra)

wel ACM PSV opvolgen en zo nodig transfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

monoamniotische twin

A

= 5% van de monochoriale twin (1/10.000 zws)

majeure congenitale afwijkingen bij 20%

navelstrenginserties dicht bij elkaar, met grote bloedvatverbindingen

  • -> navelstrengverstengelingen
  • -> plotse en massieve intertwintransfusie

–> risico op onvoorspelbare en meestal dubbele sterfte
(10-20% bij strikte antenatale opvolging, opname vanaf 28 weken, sectio op 32 weken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

twin reversed arterial perfusion (TRAP)

A

= acardiacus
1% van monochoriale twins

etiologie:
- sterfte van 1 lid van een monochoriaal paar tussen 6 en 10 wk AD
- via A-A anastomosen w bloed van pump-twin naar acceptor (overleden co-twin) –> zuurstofarm bloed in omgekeerde richting door a umbilicalis
- de acardiac twin is niet levensvatbaar en heeft meestal enkel een rudimentaire ontwikkeling van de romp en OL

diagnose: echografisch (1st trimester)
evolutie: HF en polyhydramnion bij pump-twin
behandeling: radio-frequente coagulatie van de omgekeerde bloeddoorstroming op 16 weken. Doch tss diagnose in 1st trim en RFA op 16 wk zal sterfte optreden bij 1/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

foetale verwikkelingen: perinatale morbiditeit en mortaliteit

A
  • bij twins x10 hoger dan bij eenlingen
  • bij twins x20 hoger dan bij eenlingen indien + miskramen en neonatale sterfte
  • twins zws zijn verantwoordelijk voor 10% vd perinatale sterfte

etiologie:

  • preterme arbeid, PPROM
  • malpresentatie
  • navelstrengaccidenten, navelstrengprolaps
  • asfyxie (risico x4 tot 5 tov eenlings)
  • perpartaal: vaker sectio, ‘locked twins’ bij stuithoofdligging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

meerlingen van hogere orde

A

drielingen: 2-3 per 10.000 bevallingen
alle problemen van twins
gem zwsduur 33 wk

1 - 280 zwsduur - PNM% 6-10%
2 - 245 - 60
3 - 230 - 150
4 - 203 - 150

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

opvolging meerlingenzws

A

supplementen:

  • FZ preconceptioneel
  • multivitamine preparaat vanaf zws
  • bijkomend ijzerpreparaat vanaf 20 wk

echografie:

  • 1st trim: chorioniciteit bepalen!
  • -> dichoriaal: maandelijks controle groei
  • -> monochoriaal: vanaf 16w 2-wekelijks echo ikv risico op TTTS en groeiproblemen
  • 20 wk structureel nazich

screenen en preventie ikv pre-eclampsie en diabetes

patus: timing:
- bij ongecompliceerde MCDA twin: 36-37 wk
- bij MCMA twins: 32-33 wk, via sectio ikv risico op navelstrengverstrengeling
- bij DCDA twin: 37-38 wk

partus: modus:
- 50% sectio
- vaginale partus bij diamniotische twin met eerste lid in hoofdligging. Indien 2de lid niet in hoofdligging ligt, moet foetaal gw > 1500 g om foetale stuitextractie te kunnen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

specifieke zwsaandoeningen

A
  1. hyperemesis gravidarum
  2. bloedingen in zws
    eerste trimester:
    - miskraam
    - EUG
    - molaire zwangerschappen

tweede en derde trimester:

  • placenta praevia
  • abruptio placentae
  • vasa praevia
  • randvenebloeding - placenta circumvallata
  1. afwijkingen van de foetale groei en vruchtwater
    - IUGR
    - macrosomie
    - oligohydramnion
    - polyhydramnion
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat/ voorkomen/ oorzaak: hyperemesis gravidarum

A

wat:
excessief braken, leidend tot (5%) gwverlies en deshydratatie –> elektrolietenstoornis en ketonurie

voorkomen:
80-85% heeft nausea, 65-70% braakt, 0.3-2% hyperemesis
begint tss 4-8 wk –> 16 wk

oorzaak:
hCG (hoger kans bij meerlingen, mola-zws)
geassocieerd met psychosociale fct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

etiologie hyperemesis gravidarum

A

excessief uitbraken van voedsel en vocht:

  • deshydratatie:
  • -> gewichtsverlies
  • -> oligurie
  • -> hemoconcentratie
  • uithongering:
  • -> gewichtsverlies
  • -> ketosis
  • -> hepatitis
  • -> vit B1 deficiëntie: polyneuritis/ wernicke’s encefalopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

diagnose hyperemesis gravidarum

A

bloedname: Hb, ureum, ionogram, glucose, leverfunctie, TSH
- hemoconcentratie
- hypoK
- metabole alkalose
- gestegen transaminase
- TSH gedaald - vrije T4 gestegen, (meer dan T3) (bij 60%)

gestegen hCG, gedaald TSH, sterk gestegen FT4, gestegen FT3 (bij 40%), T4/T3 < 20 ( ziekte van Graves)

symptomen van hypermetabolisme = mild of afwezig
ernst van hyperemesis gravidarum correleert met de schildklierafwijking

hyperthyroxinemie normaliseert gelijktijdig met klinische symptoment tss 14-20 wk

15 tot 25% persisteren na 20 wk

TSH kan nog enkele wk onderdruk zijn na normalisatie vd kliniek

antithyroidmedicatie is zelden nodig

urine: geconcentreerd - oligurie, ketonurie
echografie: bevestiging van evolutieve zwangerschap, ? meerling, ? mola

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

differentieel diagnose hyperemesis gravidarum

A
  1. neurologische en psychiatrische oorzaken van braken
  2. gastro-intestinale oorzaken van braken (GE-itis, appendicitis, darmobstructie) , hepatitis
  3. pyelonefritis
  4. intoxicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

behandeling hyperemesis gravidarum

A
  1. opname
  2. NPO (tot 48 uur niet gebraakt)
  3. IV hydratie (vocht, ionen, voedingsstoffen, polyvitamines B1!!)
  4. anti-emetica
  5. zo nodig TPN
  6. progressieve realimentatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

anti-emetica in zws

A
  1. pyridoxine (vitamine B6) en of gember:
    gemberpoeder: 1-1.5 gram
    ? pyridoxine 25 mg, 3-4/d, tot 200 mg
  2. antihistaminicum:
    meclozine
    25 mg po/pv 3-4 per dag
  3. dopamine-antagonisten:
    metoclopramide = primperan
    10 mg po/IV/IM 3-4 per dag
  4. serotonine-antagonisten:
    ondansetron
    4 mg PO/ IV/ 3x/dag
  5. hospitalisatie
    IV rehydratie
    (par)enterale voeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

uitkomst hyperemesis gravidarum

A

maternaal: ernstige morbiditeit zz met correcte behandeling mallory weis, wernicke-korsakow
foetaa: goed
herhalinsrisico: 15-20%

36
Q

voorkomen placenta praevia

A

1/200 zws

37
Q

definitie placenta praevia

A

= placenta die geheel of gedeeltelijk is ingeplant in het onderste uterussegment en zich voor de ‘weg naar buiten’, de cervix, bevindt

  • centrale placenta praevia: de placenta bedekt het os internum volledig - ook bij dilatatie (20-43%)
  • partiële placenta praevia; de placenta bedekt het os internum gedeeltelijk bij volledige dilatatie (31%)
  • marginale placenta praevia: de placenta komt tot aan, maar niet over het os interum (26-49%)
  • laagliggende placenta: de placenta is in het onderste uterussegment gelegen, maar de juiste verhouding met het os is niet gekend, of de placenta ligt met de rand op 2-3 cm van het os internum
38
Q

RF placenta praevia

A
  • toegenomen maternale lft
  • toegenomen pariteit
  • raciale verschillen (aziatisch > kaukasisch)
  • tweelingen
  • artificiële reproductie
  • eerder uitgevoerde sectio’s (1-4% placenta praevia)
  • roken en druggebruik
39
Q

presentatie placenta praevia

A

pijnloos vaginaal bloedverlies

  • meestal bij vorming OUS
  • matig tot zeer overvloedig (5% onmiddelijke verlossing)
  • meestal recurrent

onstabiele ligging
positieve discordantie
bij 1/3 met diagnose op 24 weken: geen significant bloedverlies voor 35 weken

40
Q

diagnose placenta praevia

A

kliniek: CAVE geen vaginaal onderzoek bij vaginaal bloedverlies
echografie: CAVE diagnose voor 24 weken want 90% vd diagnose op 14 wk zijn a terme geen praevia meer (differentiële groei van het OUS)

41
Q

beleid placenta praevia

A

in het gevoel van bloedingsepisode:

  • maternaal: hemodynamische bewaking en stabilisatie
    1. opname
    2. infuus
    3. BN: Hb, foetale cellen, indirecte cooms
    4. bloedtransfusie zo nodig (gekruist bloed voorradig hebben)
    5. anti-D toedienen zo rhesus D negatief
  • foetaal:
    1. monitoring
    2. longrijping zo tss 24-34 wk

verlossen via sectio bij:

  1. zonder belangrijk bloedverlies: 37-38 wk
  2. na bloedverlies:
    - ernstige bloeding: maternaal hemodynamisch stabiel
    - recurrent bloedverlies
    - bloeding > 34 wk
    - arbeid
    - foetale nood (abnl cardiotocogram)
42
Q

bijzondere situatie: invasieve placenta

A
  • placenta accreta: afwezigheid van decidua basalis (78%)
  • placenta increta: invasie in myometrium (17%)
  • percreta: penetreert myometrium (5%)

thv eerder litteken in de baarmoeder, vnl sectio (toenemende kans bij toenemend aantal sectio’s)

geeft massief bloedingsrisico:

  • antenatale predictie (poging)
  • counseling pt
  • multidisciplinair team bij partus
  • conservatief (embolisatie, packing) vs cesarean-hysterectomy
43
Q

voorkomen abruptio placentae

A

0.5-2% vd zws

44
Q

definitie abruptio placentae

A

= loskomen van een normaal (niet previa) gelokaliseerd placenta voor de geboorte van het kind

  • concealed (20%) vs revealed (80%)
  • partieel of volledig
  • voor de arbeid (20%) vs tijdens de arbeid (80%)
  • 3 graden van ernst
45
Q

graden van ernst abruptio placentae

A

graad 1: weinig uitgesproken bloedverlies, lichte uteriene activiteit, nl maternale bloeddruk, nl concentratie fibrinogeen, nl foetale monitoring (40%)

graad 2: mild tot matig bloedverlies, irritabele baarmoeder, aanwezigheid van frequente of tetanische contracties, normale bloeddruk, maar maternale TC, tekens van volumedeficit bij rechtstaan, verlaagde concentratie fibrinogeen, tekens van foetaal lijden op monitoring (45%)

graad 3: matig tot ernstig bloedverlies, tetanische pijnlijke uterus, maternale hypotensie, foetale dood, stollingsstoornissen (15%)

46
Q

RF abruptio placentae

A
  • HT, (pre-)eclampsie
  • roken, cocaine gebruik, malnutritie (FZgebrek)
  • maternale lft, grote multipariteit
  • VG van abruptio placentae (RR 10)
  • abdominaal trauma
  • PPROM, chorioamnionitis
  • polyhydramnion, meerling –> plotse decompressie vd uterum bij ROM
47
Q

presentatie abruptio placentae

A
  • vaginaal bloedverlies
  • abdominale pijn
  • uterus is gevoelig en gespannen - met retentie van bloedklonters en extravasatie van bloed in de uteruswand (couvelaire uterus)
  • foetaal lijden (abnl CTG) of MIU
  • maternaal tekenen van hypovolemische shock en stollingsstoornissen
48
Q

diagnose abruptio placentae

A
  • obv kliniek

- (echografie): bij 50% kan subchoriale, retroplacentaire of preplacentaire bloeding gevisualiseerd worden

49
Q

beleid abruptio placentae

A

onduidelijk of graad 1: goede maternale en foetale conditie:
- BN:
Hb en stollingsset (fibrinogeen, bloedplaatjes, PT, aPTT)
foetale cellen (Kleihauer)
- CTG en echografie
-toedienen van anti-D gammaglobulines bij Rhesus D negatieve vrouwen
- < 34 wk toediening van longrijping
-opname vr rust en opvolging van foetaal welzijn

graad 2 of 3: bedreigde maternale en foetale conditie:
- BN:
Hb en stollingsset (fibrinogeen, bloedplaatjes, PT, aPTT)
foetale cellen
- majeure bloedingsprotocol: IV-toegangen, bloed/BP/plasma bestellen voor transfusie, urinedebiet opvolgen
- CTG en echografie
- partus na stabilisatie moeder en controle vitaliteit kind
–> MIU: meestal vaginaal CAVE majeure bloeding
–> levende foetus: 50-75% dringende sectio
- toedienen anti-D gammaglobulines bij Rhesus D negatieve vrouwen

50
Q

prognose abruptio placentae

A

maternaal:
~ stollingsstoornissen: vnl bij retroplacentair hematoom, DIC bij 10-20% vd ernstige gevallen
~ hypovolemische shock: nierfalen door tubulus- of cxnecrose, sheehan

foetaal:

  • asfyxie, prematuriteit, sterfte, IUGR bij chronische abruptio
  • perinatale mortaliteit is 20-25%, minder goede langetermijn uitkomst, meer sectio’s

voor volgende zws:

  • herhalingsrisico abruptio: na 1 loslating 10%, na 2 loslatingen 25%
  • hogere kans op IUGR, preterme partus en preeclampsie bij volgende zws
51
Q

voorkomen vasa praevia

A

1/1000 - 1/5000 zws

52
Q

definitie vasa praevia

A

= bloeding na ruptuur van foetale vaten die in het onderste uterussegment lopen

  • bij velamenteuze navelstreng insertie
  • bij placenta bipartita of succenturiata
53
Q

RF vasa praevia

A

meerlingenzws, IVF zws

54
Q

presentatie vasa praevia

A
  • pijnloos vaginaal bloedverlies

- geen of abnormaal foetaal hartritme

55
Q

diagnose van vasa praevia

A
  • echografisch via doppler (ev vaginaal)

- bij vaginaal toucher pulsaties voelbaar

56
Q

beleid vasa praevia

A

bij bloeding: controle foetale conditie –> indien levend: dringende sectio

bij gekende diagnose: electieve sectio op 36-37 wk

57
Q

prognose vasa praevia

A

vaak fataal

  • massief foetaal bloedverlies bij spontane ruptuur of amniotomie –> neemt toe na enkel minuten
  • moet asap bevallen vaginaal of sectio afhankelijk vd ontsluiting

–> anticipatie:
bij diagnose antepartum: overleving 98%
bij diagnose per-partum: overleving 44%

58
Q

randvenebloeding - placenta circumvallata

A

randvenebloeding
= veneuze bloeding aan de rand van de normaal gelocaliseerde placenta waarbij moederlijk bloed afloop tss de vliezen en de uteruswand
= uitsluitingsdiagnose
presentatie: pijnloos vaginaal bloedverlies

placenta circumvallata
herhaalde episodes van bloedverlies, +- IUGR

59
Q

gynaecologsiche oorzaken randvenebloeding - placenta circumvallata

A

tumor cervix (-vagina)
erosie
(deciduale ) poliep

60
Q

samenvattend: bloedingen in de zws

A
  • 2-3de trim bloeding komt voor in 4-5% vd zws
  • kleine hoeveelheden bloedverlies –> meestal tgv cervicale veranderingen
  • belangrijke hoeveelheden bloedverlies:
    1. placentaloslating (1/86 tot 200 zws): vroegtijdig loskomen van een nl gelokaliseerde placenta –> pijn en bloedverlies
    2. placenta praevia (1/200 zws): placenta gelocaliseerd over het cervicaal os internum –> pijnloos bloedverlies
    3. vasa praevia (1/10000 - 5000 zws): velamenteuze navelstrengvaten in het onderste uterussegmetn –> pijnloos bloedverlies
    4. randvene bloeding/ circumvallata/ gynaecologisch
61
Q

samenvattend: algemeen beleid: bloedingen in de zws

A
  1. observatie vd pt
  2. algemeen onderzoek van moeder en foetus
    - hemodynamisch stabiel
    - BN: Hb, stollingsset, foetale cellen, indirecte cooms
  3. echografische evaluatie: lokaliseer de placenta, biofysisch profiel
  4. doe een speculumonderzoek om lokale oorzaken uit te sluiten (! geen digitaal vaginaal onderzoek)
  5. mobilisatie vd pt bij stoppen van actief bloedverlies
  6. anti-D gammaglobulines toedienen bij Rhesus-D negatieve vrouwen zonder anti-D antistoffen
  7. opname/ semi-ambulante opvolging afhankelijk van totale situatie (CAVE verhoogd risico IUGR)
62
Q

definitie intrauteriene groeirestrictie (IUGR)

A

= indien een foetus zijn groeipotentieel voor een gegeven zwsduur niet kan waarmaken –> groei onder P10 van een referentiepopulatie en afbuigen van groeisnelheid

groei < p 10 = constitutioneel klein: 
~genetische factoren 
~geslacht (vrouw < man) 
~maternale ras
~ maternale pariteit 
~maternale BMI
groei < p10 = pathologisch klein= at risk adverse outcome:
~malnutritie 
~placentaire insufficiëntie 
~chromosomale afwijking 
~infectie
63
Q

customized groeicurve

A

= integratie van L, G en ras van moeder, pariteit, zwsduur, foetale geslacht

64
Q

symmetrische IUGR

A

= groeipatroon waarbij de afmeting van hoofd en abdomen verhoudingsgewijs evenveel verminderd is tgv foetale celhypoplasie van alle foetale organen (alle organen proportioneel te klein voor zwsduur) –> bij oorzaak die vroeg in de zws aanwezig is

65
Q

asymmetrische IUGR

A

= het abdomen is in verhouding tot het hoof meer in groei beperkt (AC/HC <1)
ontstaat eerder laat in zws
deels te verklaren door brainsparing

66
Q

etiologie IUGR

A

maternale fct:

  • vermindering in uteroplacental blood flow
  • verminderde calorie intake/ obesitas
  • hypoxemie
  • hematologische/ immunologisch fct
  • roken/ drugs
  • medicatie / toxine gebruik
  • fertiliteitsbehandeling
  • uteriene malformatie
  • ander: kort interval tss zws (FZ depletie), chronische maternale stress (elevated CRH)

foetale fct:

  • genetische fct (30-50%)
  • cong afwijkingen
  • meerlingenzws
  • infectie

placentaire fct:

  • gross and histological lesion
  • confined placental mosaicism
67
Q

etiologie IUGR

A
  1. uteroplacentaire circulatoire insufficientie
  2. placenta afwijkingen: infactisatie, villitis, placentaloslating, placentaire cysten
  3. placentair mosaicisme
  4. genetische afwijkingen en congenitale afwijkinge (bij 20% w cong afwijking gevonden)
  5. cong infectie, CMV, toxoplasmose gondii, rubella, herpes, parvo B19
  6. meerling
  7. maternale ziekte:
    - hypertensie
    - NI
    - systeemziekten: lupus, diabetes, antifosfolipidensyndroom
    - chronische restrictieve longziekten
    - cardiale functiestoornis
    - anemie
  8. voeding: ondervoeding in 2de/3de trimester -> geboortegewicht daling van 100-200 g
  9. lage socio-economische klasse, stress, ploegdiensten
  10. leven op grote hoogte: ~100 g per 1000 m toename in hoogte
  11. toxines: roken, drugs, alcohol
  12. medicatie: anticonvulsiva, chemotherapie, immunosupressiva, beta-blokker
  13. lft: < 16 jr, en > 40 jr vaker IUGR
  14. kort interval tss zws
68
Q

diagnose IUGR

A
  1. anamnese: RF, VG van kind met IUGR (RR 3.1)
  2. KOZ: fundushoogte en palpatie
  3. echografie: 3de trimester screening of bij klinische verdenking
69
Q

opvolging IUGR

A
  • biometrie (minstens 10 dagen interval)
  • vruchtwater en doppler a umb, ACM, ductus venosus, a uterina (tot 2/wk)
  • CTG
  • biofysisch profiel
70
Q

interventies IUGR

A
  • longrijping indien < 34 wk
  • intensieve opvolging (ambulant of opname afh van ernst)
  • geplande partus - doch onzekerheid over optimale moment:

CAVE:

  • oligohydramnion
  • groeistop
  • progressief verslechterde dopplers
  • abnl CTG
  • > 37 w

modus partus: bij foetale noood sectio

71
Q

prognose IUGR

A
  • verhoogde perinatale mortaliteit en morbiditeit
  • verhoogd risico op neurologische ontwikkelingsstoornissen
  • verhoogd risico op ontwikkelen van hypertensie en diabetes, dyslipidemie en obesitas
72
Q

definitie macrosomie

A

= large for gestational age

= groei boven de p90 vd groeicurve voor geslacht, leeftijd, etnische groep en regio

73
Q

etiologie macrosomie

A
  • erfelijk, etnische en constitutionele fct

- maternale hyperglycemie

74
Q

diagnose macrosomie

A
  • positieve discongruentie

- echografie

75
Q

beleid macrosomie

A

CAVE bij partus

  • foetomaternale disproportie en schouderdystocie –> asfyxie, orthopedische en neurologische letsels
  • laceraties
  • uterusatonie

overweeg inductie rond 38-39 wk

76
Q

hoe moet je de hoeveelheid vruchtwater evalueren?

A

amniotic fluid index AFI = ultrasound measurement of sum of deepest vertical fluid pockets in 4 quadrants

0-5 cm: oligohydramnion
5-25 cm: normal
> 25 cm: polyhydramnion

77
Q

definitie oligohydramnion

A

= tekort aan vruchtwater, < 500 ml a terme

anhydramnion = afwezigheid van vruchtwater

78
Q

etiologie oligohydramnion

A
  • congenitale afwijking, vnl urinewegen (renale agenese, obstructie (urethrakleppen) of renale dysplasie)
  • uteroplacentaire insufficiëntie en IUGR (lager foetaal plasmavolume –> verminderde urineproductie)
  • PROM
  • postterme zwangerschap
  • medicatie: prostaglandine inhibitoren (bv indometacine)
79
Q

diagnose oligohydramnion

A
  • negatieve discongruentie
  • bij palpatie: kind gecompacteerd in de uterus
  • echografie: AFI < 5
80
Q

beleid oligohydramnion

A
  • oorzaak achterhalen
  • foetaal monitoring dmv echo/doppler en CTG !!! NS compressie
  • partusplan afh vd oorzaak
  • (vesico-amniotische shunt)
81
Q

prognose oligohydramnion

A
  • afh vd oorzaak –> CAVE longhypoplasie (18-24 wk)
82
Q

definitie polyhydramnion

A

= het voorkkomen van teveel vruchtwater, > 2000 ml a terme

83
Q

etiologie polyhydramnion

A

maternaal: maternale DM (met foetale polyurie)

foetaal:
- gastro-intestinale obstructie:
- -> slokdarmatresie, duodenumstenose
- -> abdominaal wall defect: omphalocoele, gastroschizis
- -> slokdarmcompressie door mediastinale of longmassa’s

84
Q

etiologie polyhydramnion

A

foetale polyurie:

  • diabetes insipidus (al dan niet medicatie geïnduceerd –> lithium)
  • twin to twin transfusion

neuro/musculaire slikstoornis:

  • anencefalie
  • trisomie 21
  • musculaire distrofie (steinert)
  • congenitale myastenia gravis

high output HF –> foetale hydrops:

  • foetale anemie
  • grote teratoma
  • chorioangiomata
  • infectie - bv syffilis

bij 40%-50% wordt geen oorzaak gevonden

85
Q

diagnose polyhydramnion

A
  • positieve discongruentie
  • gespannen, glanzende huid
  • palpatie: kindsdelen moeilijk te palperen, undulatie (vloeistoftrillingen)
  • echografie: AFI > 24 cm
86
Q

beleid polyhydramnion

A

oorzaak achterhalen
risico’s:
- maternaal:
–> maternale dyspnee en abdominaal discomfort
–> vroeggeboorte (preterme contracties en PPROM
–> ‘maternal mirror syndroom’ = ernstig pre-eclampsie-beeld met veralgemeend oedeem ‘mirrors’ hydrops van foetus en placenta
–> meer keizersnede igv instabiele ligging, navelstrengprolaps en placentaloslating
-> meer postpartumbloeding

  • foetaal:
  • -> verhoogde perinatale mortaliteit (10-30%) PPROM
  • -> preterme arbeid
  • -> foetale asfyxie