Part 2 Flashcards

1
Q

Eiwitwaardering

A
100 gram eiwit bevat gemiddeld 16 gram N
1 gram N = 6,25 gram eiwit (Kjeldahl) 
RE = N x 6,25
RE = ruw eiwit; zegt NIETS over de verteerbaarheid en benutbaarheid
Biologische waarde (BV) = aandeel van verteerd eiwit dat weerhouden wordt -> zegt iets over de benutbaarheid.
Eiwitverlies in de feaces is een maat voor de verteerbaarheid; Eiwitverlies in de urine is een maat voor de metaboliseerbaarheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

OEB

A

OEB = onbestendig eiwitbalans; balans tussen eiwit en energie

positief: eiwit > energie (overschot aan stikstof)
negatief: energie > eiwit (tekort aan stikstof)

Voor de berekening van de hoeveelheid microbieel eiwit is het zeer belangrijk dat de flora voldoende stikstof tot zijn beschikking heeft om de maximale microbiële eiwitsynthese toe te laten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

water

A

4 gram water / gram eiwit

Afkomstig van voeding en endogene processen

Een dier heeft een waterbehoefte van 2,5-3x de opname aan DS. Opname van DS = 2,5% LG -> behoefte aan 7% van het LG voor onderhoud. Stijgt bij productie, groei, arbeid en omgevingstemperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bruto energie

A

dit is de maximale potentie van chemische verbindingen in het voeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verteerbare energie

A

Bruto energie - faecale energie = verteerbare energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Metaboliseerbare energie

A

= verteerbare energie - urinaire verliezen - verliezen via gassen - fermentatiewarmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Netto energie

A

= metaboliseerbare energie - extra warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

q waarde

A

= metaboliseerbare energie/ bruto energie = BE - Efaeces - Eurine - Egassen/ BE

= algemene maat voor de energetische kwaliteit van het voeder
Lage OT -> voeding met een lage q waarde (stro)
Hoge OT -> voeding met een hoge q waarde (krachtvoer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

k waarde

A

= netto energie/metaboliseerbare energie

Hoe groter de k-waarde, hoe kleiner het warmte verlies.
Hangt af van: chemische samenstelling, vorm eindproduct, diersoort, voedingsniveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DER

A

= daily energy requirement = de totale behoefte van het dier, waarbij onderhoud, arbeid, groei en productie allemaal mee worden geteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Macromineralen & Micromoleculen

A

Macro: Na+, Ka+, Ca2+, P, Mg2+, Cl-
Micro: S, Zn, Se, Cu, I, Mn

Terug te vinden in de ruwe as fractie
Algen, granen en maïs zijn bijzonder arm aan mineralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functies van mineralen

A

1) structureel
2) homeostatisch
3) regulerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Calcium

A
  • veelvoorkomend in gras, vlinderbloemigen en beenderen
  • weinig in granen
  • Structureel: mineralisatie botten
  • Homeostase: bloedstolling, spiercontracties
  • Regulerend: enzymactivatie
  • Deficiëntie: acuut of chronisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Calcium deficiëntie

  • hypocalcemie
  • hypercalcemie
A

Bij een hypocalcemie faalt de mobilisatie. Bij de teef is er sprake van een excitatiebeeld; bij HK een paralysebeeld. Kan ook via een orale bolus of drench
Preventie: droogstandsrantsoen
- maïs en stro bevatten weinig Ca; gras, bietenpulp en luzerne bevatten veel Ca. Gevaar voor eiwittekorten.
- De calciummobilisatie kan ook verhoogd worden door de kation-anion balans omlaag te brengen. Veel Cl-, weinig Na en K. -> weinig gras, veel mais en stro

Hypercalcemie: verhoogde kans op OCD bij hondne en ook op calcinose in de nier en vaatwanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fosfor

A
  • komt veel voor in granen en verhoudingsgewijs minder in beenderen dan in vlees (Ca/P verhouding is hoog in bot en laag in vlees)
  • vaak in fytaatvorm; moeilijk opneembaar; Herkauwers zijn in staat om van fytaten fytinezuur te maken (wel opneembaar)
  • Structureel: mineralisatie botten
  • Homeostase: energiemetabolise, bloedbuffer
  • Deficiëntie vaak secundair aan hypocalcemie
  • Overmaat -> nutritionele secundaire hyperparathyroidie -> botdemineralisatie (molenaarsziekte bij het paard; enkel granen voeren, bevat veel P en weinig Ca; all meat syndroom bij carnivoren)
  • Ca/P ratio hoort tussen de 1-2 te liggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vetoplosbare vitaminen

A
A; Retinol
D2; Ergocalciferol
D3; Cholecalciferol
E; Tocoferol
K; Phylloquinone
17
Q

Wateroplosbare vitaminen

A
B1   Thiamine
B2  Riboflavine
B3   Niacine
B5   Pentotheenzuur
B6   Pyridoxine
B7   biotine
B9   foliumzuur
B12  cyanocobalamine/choline
C      ascorbinezuur