Deel 1 Flashcards

1
Q

Voedsel

A

= materiaal dat, na opname door het dier, verteerd en benut kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nutriënt

A

= bestanddeel van het voedsel dat uiteindelijk ook efficiiënt benut kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ingrediënt

A

substantie die wordt gebruikt voor de bereiding van voedsel en die in het eindproduct (eventueel gewijzigd) aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Droge stof opname

A

Een dier neemt 2,5% van zijn LG op aan DS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Parameters van de Weende analyse

A
CW = crude water
CA = crude ash
CP = crude protein
EE = ether extract; lipiden
CF = ruwe vezels
NFE = nitrogen free extracts =OM - CP - EE - CF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Koolhydraten

A

KHD omvatten zowel suikers (mono- en oligosacchariden) als niet- suikers (polysacchariden en complexe KHD)

Niet suikers -> polysacchariden (glycanen) -> homoglycanen

homoglycanen -> alpha glucanen (zetmeel)
-> beta glucanen (cellulose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prebiotica

A

zijn enzymatisch ONverteerbare voedingsbestanddelen die groei en/of activiteit van een aantal bacteriën in het colon positief beïnvloeden waardoor de gezondheid van de gastheer verbetert

  • resistent tegen maagzuur, hydrolyse en gastrointestinale absorptie
  • moet gefermenteerd kunnen worden door de intestinale microflora
  • enkel de bacteriën die bijdragen aan gezondheid en welzijn mogen gestimuleerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vezels

A
dierlijke vezels
bestendig zetmeel
pectine
hars
hemicellulose
cellulose
lignocellulose
lignine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Belangrijk voor de beoordeling van voedsel

A
chemische structuur (Weende analyse)
fysische structuur
transitsnelheid
voederstrategie
individuele variatie in vertering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

effecten van voedingsvezels

A
verzadigend
vertraging van het rantsoen
langere inwerking van verteringsenzymen
prebiotisch fermentatiepatroon
species specifiek een aantal risico's
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vetrijke plantaardige bestanddelen

Dierlijk vet

A

plantaardig vet: olijven, kokosnoten, zonnebloempitten en lijnzaad
dierlijk vet: karkasvet, melkvet, eigeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Essentiële VZen (uitleg)

A
  • kunnen niet door het lichaam zelf worden aangemaakt

- Deficiëntie symptomen: groeivertraging, huidschilfering, infectiegevoeligheid, fragiliteit capillairen, nierschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Essentiële VZen voorbeelden

A
  • Membraanfluïditeit, vettransport, precursoren van eicosanoïden en arachidonzuur (prostaglandinen, leukotriënen, thromboxanen) -> gladde spiercontracties, luteolyse, immuniteit en bloedstolling
  • Omega 6 = afgeleiden van linolzuur =PRO-INFLAMMATOIR
  • Omega 3 = afgeleiden van linoleenzuur = anti-inflammatoir; EPA (eicosapenteenzuur) en DHA (docosahexeenzuur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Maillardreactie

A

Vindt plaats tussen een suikergroep en een eiwit onder hoge temperatuur.
Voordeel: smaak verbetert
Nadeel: AZ slechter verteerbaar, slecht voor de gezondheid (?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Essentiële aminozuren (8)

A
  • valine
  • fenylalanine
  • threonine
  • lysine
  • leucine
  • tryptofaan
  • isoleucine
  • methionine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Arginine

A
  • bij pluimvee (geen ureumcyclus)
  • katten zijn gevoelig voor een tekort aan arginine, synthetiseren zelf erg weinig moeten het uit hun voeding halen.
  • kat = obligate carnivoor; anders tekort aan: taurine, arginine, arachidonzuur, vitamine A en B12
  • Ook belangrijk voor drachtige zeugen -> placenta-ontwikkeling, angiogenese en eetlust
17
Q

Limiterend aminozuur

A

= het aminozuur in een voedingsbron waaraan het snelst een deficiëntie ontstaat om aan de beoogde syntheseprocessen te voldoen.
= altijd een essentieel AZ

18
Q

Voorbeeld van prebiotica

A
  • Lactose in het drinkwater van kippen om de adhesie van salmonella te verhinderen
  • Lactosucrose verhogen het aantal bifidobacteriën bij de hond, waardoor het aantal pathogenen kan dalen. (beperkt ook geuroverlast)