Examenvragen Flashcards
Bespreek de biologische eigenschappen van maiskuil (Weende analyse)
Weende analyse: 100% = vocht + RV + RE + RC + OK + RAS
Vocht: veel vocht 65% RV: arm RE: arm RC: veel OK: veel zetmeel RAS: heel arm aan mineralen
Heel veel bestendig zetmeel
= interessant voor runderen want uit pensbestendig zetmeel kan rechtstreeks glucose gevormd worden terwijl pensonbestendig zetmeel in de pens omgezet wordt tot proprionzuur (maar te veel = risico op tympanie)
Niet interessant voor monogastica want fermentatie te veel zetmeel = risico op gaskoliek en laminitis
Bestendigheid neemt af met de tijd
Een melkkoe kan maiskuil op 2 manieren verteren. Leg uit welke + gevolgen
Maiskuil bevat veel zetmeel
- pensonbestendig zetmeel - microbiële vertering in de pens (amylolytische bacteriën) levert propionzuur -> opname vanuit pens naar BB en zo naar de lever waar het gebruikt kan worden als gluconeogenetische precursor
- pensbestendigzetmeel - enzymatische vertering in de dunne darm -> enzymatische vertering mbv amylase uit de pancreas. Amylase breekt glucosebindingen (hydrolyse van zetmeel) -> dextrine -> amylase werkt verdingen om dextrine om te zetten in maltose -> word dmv maltase afgebroken tot glusoe -> opname in de bloedbaan
Bestendig zetmeel is dus gunstig voor rund want is een rechtstreekse glucosebron = energetisch interessanter
Spenen bij biggen
Spenen = overgang van moedermelk naar vast voedsel
- colostrum = rijk aan vet en eiwitten
- biggen zijn niet gewend aan vast voedsel met veel koolhydraten
- Overgang van dierlijke naar plantaardige eiwitten - lysine, methionine en tryptofaan = belangrijkste EAZ die vaak in relatieve overmaat aanwezig zijn in dierlijke eiwitten -> veel minder aanwezig in plantaardige eiwitten -> aanpassing
- Enzymatische activiteit van maagdarmkanaal is nog niet voldoende ontwikkelt -> overtollige KHD of eiwitten gaan naar de dikke darm en zijn daar een perfect substraat voor bacteriën -> diarree
- spenen = stress voor biggen (want nieuwe omgeving, zonder zeug) -> biggen eten nie tmeer -> anorexie -> dysbacteriose -> toxine productie -> speendiarree
Je komt bij een opfokbedrijf voor varkens en alle biggen hebben speendiarree. Geef 5 maatregelen die genomen kunnen worden, zowel voor en na het spenen als het voorkomen van speendiarree.
Maatregelen voor het spenen:
1) creep feeding; bijv. melkkorrel = vast voer al introduceren als biggen nog melk krijgen zodat ze hier al aan wennen en hun lichaam zich hieraan kan aanpassen
- bevat zuivelproducten, dierlijke eiwitten en vetten, geen moeilijk verteerbare KHD, moet smakelijk en goed verteerbaar zijn
Maatregelen na het spenen:
2) stress beperken -> door de groepen te behouden, verrijking etc
3) combinatie pre- en probiotica om gezonde darmflora te bevorderen
4) Zorg ervoor dat voer smakelijk is zodat biggen er graag van willen eten want veel opname is cruciaal om stressgerelateerd anorexie te beperken
5) Voedertechnische aanpassingen: zorg ervoor dat voeder een goede textuur heeft, vlot verteerbaar is, goed vochtgehalte
Leg de eiwitvertering uit bij het rund
Herkauwers kunnen 2 soorten eiwitten opnemen
- DVME = darm verteerbaar microbieel eiwit
- DVBE = darm verteerbaar bestendig eiwit
DVME wordt door MO in de pens afgebroken tot AZ -> AZ worden vervolgens afgebroken tot aminogroep en koolstofskelet.
- koolstofskelet: alpha-ketoglutaraat -> opgenomen in CZC of gluconeogenese
- aminogroep wordt gemetaboliseerd tot NH3. Deel ven die NH3 wordt gebruikt als stikstofbron voor de productie van microbieel eiwit/ ook ureum dat via speeksel in de pens komt kan gebruikt worden als N-bron -> fermenteerbare organische stof (= FOS = energie die vrijkomt voor de flora) wordt gecombineerd met onbestendige N-bronnen -> vorming microbieel eiwit -> DVME (FOS is dus de energiebron -> bij mais veel RC en weinig RE -> veel FOS)
Teveel aan N zal worden opgenomen door de penswand en naar de lever gaan -> NH3 wordt omgezet naar NH4+ -> ureumcylus (kost energie) -> vorming ureum (deels uitscheiding in melk en urine, deels via speeksel teruggevoerd naar de pens -> vorming ME)
Dus: endogene aanmaak van DVME -> DVME gaat door naar de dunne darm samen met DVBE -> samen DVE (darm verteerbaar eiwit)
- DVE wordt in het duodenum afgebroken tot AZ -> opname in bloedbaan
- faecaal eiwit blijft over en wordt uitgescheiden
Een kat is obligaat carnivoor. Geef 4 nutriënten waardoor een kat niet vegetarisch kan worden opgevoed en leg uit waarom.
Vitaminen
- kat kan geen vit A aanmaken uit provitaminen (carotenoïden) -> enkel aangewezen op dierlijke bronnen voor exogene opname: lever, eidooier, vis
- beperkte endogene aanmaak van vit D bij de kat -? aangewezen op exogene opname uit dierlijke bronnen -> visolie, eidooier melk
Essentiële vetzuren:
- Arachidonzuur, eicosapenteenzuur en docosahexeenzuur
- omzetting linoleenzuur naar EPA en DHA en omzetting van linolzuur naar arachidonzuur verlopen zeer inefficiënt
Essentiële AZ:
- Arginine -> specifiek voor de kat
- Arginine is belangrijk voor de detoxificatie van ammoniak ( en speelt een rol in de NO synthese) als een kat op een veganistisch dieet gezet wordt (= te weinig eiwitopname) zal het dier ammoniak niet meer kunnen detoxificeren -> kat zal zichzelf vergiftigen
- Koolhydraten: aanpassing aan KHD veel minder uitgesproken bij de kat in vgl met hond
Leg uit hoe een kat en een paard vanuit hun natuurlijke voeding worden voorzien in vitamine A. Wees zo specifiek mogelijk als het om de voedingsbronnen gaat. Leg ook de functies van vitamine A uit.
Paard
- Endogene aanmaak vanuitprovitaminen: carotenoïden -> bijv, B-caroteen in wortels, carotenen zijn ruim aanwezig in vers gras of maisgraan. Bij het drogen of inkuilen van gras gaat caroteen verloren
Kat
- exogene opname uit dierlijke vetbronnen: eidooier, melkvet, vis
- kan vit. A niet endogeen aanmaken en moet zijn vit A dus halen uit dierlijke vetbronnen
Functies:
- anti oxidant
- lichtperceptie en nachtzicht
- belangrijk voor integriteit en instandhouding van epitheel en slijmvliezen
- associaties met vruchtbaarheid en immuniteit
Er zijn 2 belangrijke gevaren bij koeien tijdens de transitieperiode. Hoe kunnen deze gevaren vermeden worden door daarop in te spelen met nutriënten tijdens de droogstand? Geef een zo duidelijk en specifiek mogelijk antwoord
Transitieperiode koeien = overgang van droogstan naar lactatie
1)Pensacidose
- kan voorkomen bij koeien die pas afgekalf zijn, omdat penspapillen nog niet de kans gekregen hebben om zich aan te passen aan de grote hoeveelheid krachtvoer (grote hoeveelheid krachtvoer want veel energie nodig voor hoge melkproductie) -> meeste risico op pensacidose tijdens lactatiepiek want dan wordt krachtvoer echt doorgevoerd
- pensacidose in geval van overmatige productie vluchtige VZ dus bij overaanbod aan KHD (te veel krachtvoer, te abrupte overgang) -> VVZ stapelen zich op -> pens wordt zuurder en zuurder -> G- bacteriën moeten plaats maken voor lactobacillen -> productie van grote hoeveelheden melkzuur -> pH daalt nog meer -> pensacidose
2) NEB
= energieconflict bij melkkoeien op het einde van de dracht want dat is de periode waarin het kalf het sterkst groeit en moeder het minst eet door grote omvang van de baarmoeder (drukt op darmen -> ‘gutfill’) -> energie tekort bij moeder tijdens vroege lactatie
Bespreek het droogstandsrantsoen
- moet smakelijk zijn, koeien moeten er voldoende van kunnen opnemen
- pensvulling is belangrijker dan samenstelling van rantsoen! -> meestal vezelig rantsoen (vezel zorgt voor vulling, neemt ruimte in, dieren gaan minder eten van vezelrijk rantsoen want sneller verzadigd gevoel), maar dat zorgt ervoor dat de pens onvoldoende ontwikkelt
- pensepitheel moet zich kunnen voorbereiden zodat het tijdens de lactatie voldoende vluchtige VZ kan opnemen zodat die naar de lever kunnen gaan als precursor voor de gluconeogenese. Zekere hoeveelheid krachtvoer nodig in droogstandsrantsoen ter voorbereiding op grote krachtvoergift tijdens de lactatie -> zetmeel & suiker
- Ca en KAB laag houden!!!!
Als KAB laag (liefst <1) is zal Ca beter gemobiliseerd kunnen worden (ook voldoende MG nodig voor mobilisatie van Ca; PTH-vit D systeem)
Laag Ca-gehalte: je maakt koe gewend aan ‘schaarste’ -> koe zal PTH makkelijker aanspreken voor mobilisatie = nuttig tijdens de lactatie
Mais en stro laag in Ca en lage KAB maar ontzettend arm aan eiwit! -> gras voederen want hoog eiwitgehalte, maar hoge Ca en KAB, dus balans vinden - gras voeren met aanvullend krachtover of mineralen-mengeling geven rijk aan MG, Ca-arm, lage KAB
Voldoende eiwit noodzakelijk met positieve OEB
Transitiebrok geven tegen het einde van de droogstand (hoger in VEM en RE)
Je wordt al DA gevraagd als gastspreker om uitleg te geven over EAZ in biggenvoeding. Maak gebruik met de metafoor van de ton
Alle AZ zijn biologisch essentieel. Slechts 8 AZ zijn diëtisch essentieel.
Valine, methionine, isoleucine, leucine, tryptofaan, fenylalanine, lysine, THREONINE
Een ouderwetse waterton. Je kunt hem maar vullen tot de laagste plank. Die laagste plank = limiterende AZ. = het AZ waaran het snelst een deficiëntie aan ontstaat
Er wordt in een dierentuin gevreesd voor Cu deficiëntie. In het voer zit 1,4 mg Cu per kg. Ze willen 10mg Cu per kg. Hoeveel koper (870 mg/kg) moet worden bijgesupplementeerd?
a) 100 g
b) 10 g
c) 1 g
d) 0,1 g
10- 1,4 = 8,6 mg / kg erbij
Supplement bevat 870 mg/kg -> 0,870 mg/g
8,6/0,87 = 9,89 -> 10 gram
Wat zijn de symptomen die je verwacht bij koperdeficiëntie?
- anemie
- beengebreken (collageenvorming)
- cardiovasculaire stoornissen
- neonatale ataxie (swayback)
- koberbril en afwijkende vacht
- vruchtbaarheidsstoornissen
Er wordt diervoeding aangeraden met lage eiwit en fosfor gehalten bij senioren katten met nierproblemen. Welke eigenschappen van een voer zijn het meest ‘niervriendelijk’? (3 voeders waarvan je eiwit en fosforgehalten op DS basis moet berekenen)
Hoog fosfor en eiwitgehalt geeft problemen in de nieren
- te hoog eiwitgehalte geeft problemen doordat de afbraak van eiwitten zorgt voor de productie van ureum, wat uitgescheiden moet worden via de nieren -> als dit niet mogelijk is door nierproblemen -> intoxicatie
- te hoog fosforgehalte -> als nieren P niet voldoende kunnen uitscheiden -> secundaire hyperparathyroidie -> broze botten
Met welke componenten uit de weende analyse moet je rekening houden bij nierpatiënten? (kat)
- Het vochtgehalte is belangrijk want nieren houden de vochtbalans op peil door het vasthouden van vocht of het uitscheiden ervan afh van de behoefte. Als de nieren niet meer optimaal werken dan wordt er te weinig water vastgehouden in het lichaam. Normaal compenseer je dit door veel te drinken, maar katten zijn slechte drinkers.
- Ruwe celstoffractie is belangrijk want oude honden raken vaak geconstipeerd -> vezel zal zorgen voor normalisering en stimuleert het eten (meer RC ~ meer stoelgang)
Vezeltekort kan bij paarden leiden tot? Leg uit. Verschil met rund?
Vezeltekort bij paarden kan leiden tot gaskoliek of laminitis. Door het tekort aan vezel = gebrek aan structuur -> te snelle transit
- enzymatisch verteerbare KHD komen terecht in de dikke darm -> daar fermentatie = vezels uit ruwvoer worden afgebroken mbv bacteriën -> vorming vluchtzuren
- bij fermentatie komt gras vrij -> te veel aanbod = te veel omzettingen -> te veel gasproductie -> gasophoping -> koliek
- fermentatie van KHD in de dikke darm -> productie melkzuur -> zure pH in dikke darm zorgt voor afsterven van vele bacteriën waardoor endotoxines vrijkomen -> endotoxines kunnen geabsorbeerd worden in de bloedbaan -> circulatiestoornissen in de dermis -> laminitis
Rund:
- bij rund in de pens ipv dikke darm