Examenvragen - stellingen Flashcards

1
Q

CCM is rijker aan RC dan snijmaiskuil

A

FOUT
CCM = corn cob mix = spil + graan -> 4-6% RC
snijmaiskuil 18% RC op DS = hoog RC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lactobacillen moeten zo snel mogelijk onderdrukt worden bij het inkuilen van gras

A

FOUT

Lactobacillen zijn gunstige bacteriën -> reageren goed met suiker en produceren zo melkzuur waardoor de pH daalt = gunstig voor de kuil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij inkuilen van mais verkrijgt men een product dat jarenlang een constante verteerbaarheid heeft

A

JUIST

RC gehalt na inkuilen = irreversibel verandert (minder verteerbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De haksellengte van de maiskuil beïnvloedt de structuurwaarde

A

JUIST

Grof gehakseld mais wordt trager verteerd dan fijn gehakseld - meer structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoge ammoniakgehalten in een graskuil duiden op een goede bewaring

A

FOUT

NH3 in graskuil kan een teken zijn van slechte bacteriën omdat die eiwitten gaan afbreken waarbij NH3 geproduceerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Broei is een fenomeen dat vooral optreedt bij graskuilen die slecht luchtdicht gemaakt zijn

A

JUIST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primaire fosfortekorten bij herbivoren zien we zelden in onze streken

A

FOUT
Tendens tot extreem lage fosforbemesting en verstrekking (er wordt fosfaatarm gevoerd vanwege milieubelasting) -> P tekorten vaker gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

HypoCa bij een lacterend rund wordt meestal veroorzaakt door een te laag calciumgehalte in het lactatie rantsoen

A

JUIST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mineralen in plantaardige gewassen zijn vaak gebonden aan fytinezuur. Omdat varkens fytaten niet goed kan verteren worden vaak fytase aan het voer van varken toegevoegd

A

JUIST

Fytaten kunnen wel afgebroken worden door MO in de pens vh rund of dikke darm van het paard. Gebeurt dus niet bij het varken, vaak fytaten via tarwe en rogge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Symptomen die we verwachten bij Cu deficiëntie: hemolytische anemie, leverfalen en icterus

A

FOUT

Symptomen kopergebrek: anemie, beengebreken, cardiovasculaire stoornissen, neonatale ataxie, afwijkende vacht, vruchtbaarheidspersonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De kansen op mineralengebrek bij het paard nemen af als ze ook krachtvoer te eten krijgen

A

JUIST

Ruwvoer is meestal laag in mineralengehalte, krachtvoer is rijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een LAZ is altijd een essentieel AZ

A

JUIST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De BE van een eiwit bij monogastrica zegt iets over de verteerbaarheid

A

FOUT
BE= bruto energie = maximaal energetisch potentieel -> zegt niets over de verliezen via urine of faeces, staat los van dierfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Toevoegen van vet aan het rantsoen heeft een eiwitsparend effect

A

JUIST

Als het vet voorhanden is zal dat eerst gebruikt worden als energiebron, is veel efficiënter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij het inkuilen kunnen we clostridium toevoegen om de stabiliteit van de kuil te versnellen

A

FOUT

Clostridium zal pH verhogende werken waardoor de kuil juist instabieler wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het drogen van gras naar stro zorgt voor een irreversibele verlaging van de verteerbaarheid

A

JUIST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een voeder met een hoog DS gehalte moet een lagere pH hebben voor goede bewaring

A

FOUT

Meer DS = minder vocht, dus hogere pH nodig voor goede bewaring (minder melkzuur nodig voor een stabiele kuil)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Her verhakselen van mais heeft geen invloed op de structuurwaarde

A

FOUT

19
Q

EPA en DHA zijn belangrijke EVZ die afstammen van omega 6 VZ

A

FOUT

20
Q

De omega 6 VZ werken anti-inflammatoir terwijl de omega 3 VS pro-inflammatoir werken

A

FOUT

21
Q

Karkasvet van varkens is makkelijker op in te spelen dan dit van HK

A

JUIST
Samenstelling van karkasvet is afh. van de diersoort -> bij monogastrica worden vetzuren vrijwel onveranderd geabsorbeerd terwijl bij herkauwers de vetzuren vrij grote veranderingen ondergaan in de pens

22
Q

Grassen bevatten weinig lipiden, het grote merendeel zijn verzadigde vertzuren

A

FOUT

Grassen zijn arm aan vet, maar bevatten vooral polyonverzadigde vetzuren

23
Q

Vit A E en C werken anti-oxidatief

A

JUIST

24
Q

De voornaamste symptomen die je ziet bij vit A deficiëntie zijn nachtblindheid, MPS stoornissen en epitheelproblemen

A

JUIST

25
Q

Een paard kan voldoende omega 3 en omega 6 vetzuren uit zijn natuurlijke dieet van gras halen om hem /haar van zijn behoefte te voorzien

A

JUIST

26
Q

Arachidonzuur is een omega 3 vetzuur en werkt pro-inflammatoir

A

FOUT

27
Q

Een beer heeft net zo veel energie nodig per kg LG als een schaap

A

FOUT

Hoe kleiner het dier = hoe groter het metabool gewicht
RER neemt toe bij hoger gewicht, maar hoe hoger het gewicht, hoe trager de toename (geen lineair verband)

28
Q

Een varken haalt meer energie uit 1kg tarwemeel dan een schaap

A

JUIST

Tarwemeel = heel rijk aan onbestendig zetmeel -> wordt bij varkens rechtstreeks omgezet tot glucose itt HK

29
Q

Een schaap haalt meer energie uit een kilo hooi dan een varken

A

JUIST

30
Q

De bruto-energiewaarde van een voeder is sterk afh van het gehalte aan RC

A

JUIST

want BE = 23,9 RE + 39,7 VET + 20 RC + 17,30 OK

31
Q

Koe in NEB heeft veel vetten in de melk

A

JUIST

32
Q

Krachtvoer geven geeft meer vetten in de melk

A

JUIST

33
Q

Een weide goed bemesten heeft invloed op het fructaan gehalte en dus op laminitis

A

JUIST

Gebrek aan bemesting zorgt er voor dat er wel fotosynthese kan plaatsvinden maar geen groei -> fructaanopstapeling

34
Q

BE van gerst is hoger bij kippen dan bij varkens

A

FOUT

Gerst is niet bruikbaar bij pluimvee, gerst = veel RC

35
Q

Bemesting is negatief voor de KAB

A

FOUT

Hogere bemesting zorgt voor een hogere KAB

36
Q

Snijmaiskuil wordt vroeger geoogst dan maisgraan

A

JUIST

37
Q

Een rund kan relatief meer DS aan ruwvoer dan aan krachtvoer opnemen

A

FOUT

Krachtvoer zorgt voor verhoogde DS opname

38
Q

Een vit E tekort komt zelden voor bij kippen omdat de gezonde darmflora voldoende vit E aanmaakt

A

FOUT

Geen endogene aanmaak van vit E

39
Q

In granen zijn de meeste B-vitaminen terug te vinden in het meellichaam van de korrel

A

FOUT
De meeste vitaminen in vruchtwand en zaadhuid
Meellichaam = vnl zetmeel

40
Q

Fytase kan de biologische beschikbaarheid van zink verbeteren in een kippenvoeder

A

FOUT

Fytase verbetert de beschikbaarheid van fosfor, soms toegevoegd aan varkensvoer

41
Q

Vet is zeer interessant voor lacterende zeugen omwille van het hoge thermogene effect

A

FOUT

42
Q

Eicosapenteenzuur is een omega 3 VZ met pro inflammatoire eigenschappen

A

FOUT

43
Q

Galzouten verbreken de chemische binding tussen glycerol en de vetzuren en spelen daarom een belangrijke rol in de vertering van het vet

A

FOUT

44
Q

Arachidonzuur is een derivaat van linoleenzuur en is een omega 3 vetzuur

A

FOUT