Parkinson Flashcards

1
Q

Waardoor is Parkinson gekarakteriseerd?

A

Verlies van dopaminerge neuronen in de substantia nigra (verminderd vuren van dopamine-neuronen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij hoeveel verlies van neuronen treden kenmerkende (motorische) symptomen op?

A

Meer dan 50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een gevolg van de verminderde dopaminerge transmissie? + klacht

A

Relatief versterkde cholinerge transmissie –> tremor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is parkinsonisme?

A

Afsterven, beschadigen of blokkade dopamine ontvangende neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschil Parkinson en Parkinsonisme

A

Parkinson: pre-synaptisch
Parkinsonisme: post-synaptisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke medicatie kunnen parkinsonisme veroorzaken?

A

Antipsychotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Symptomen Parkinson (7)

A
  • Star gelaat
  • Beven van het hoofd
  • Zwak stemvolume
  • Voorover buigen
  • Verminderd armzwaaien
  • Schuifelende gang, korte paslengte
  • Rigiditeit en beven in de ledematen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het doel van antiparkinsonmiddelen?

A

Het versterken van de dopaminerge transmissie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de 2 decarboxylaseremmers

A

Carbidopa & benserazide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Functie decarboxylaseremmer

A

Je wil dat de omzetting van levodopa naar dopamine in het CNS gebeurd in plaats van perifeer, dit zorgt voor een beter effect en minder perifere bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stap 1 in het Parkinson behandelplan (>40 jaar)

A

Levodopa + carbidopa/benserazide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stap 1 in het Parkinson behandelplan (<40 jaar) + reden

A

Dopamine-agonist, omdat jonge mensen gevoeliger zijn voor levodopa geïnduceerde diskinesieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dopamine-agonisten (5)

A

Bromocriptine, pergolide, pramipexol, ropinirol en rotigotine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stap 2 in het Parkinson behandelplan

A

Levodopa (+ decarboxylase remmer) + dopamine-agonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stap 3 in het Parkinson behandelplan (3)

A

Ander middel toevoegen zoals NMDA-antagonist, MAO-B remmer of COMT remmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is effectief bij rigiditeit? (2) + groep

A

Biperideen of trihexyfenidyl (anticholinergica)

17
Q

MAO-B remmers (2)

A

Rasagiline en selegiline

18
Q

Mechanisme MAO-B en COMT remmers

A

MAO-B en COMT breken natuurlijk dopamine af, door deze te remmen verhoog je de dopamine

19
Q

COMT remmers (2)

A

Entacapon en tolcapon

20
Q

Behandeling tremor (groep)

A

Bètablokker

21
Q

NMDA-antagonist

A

Amantadine

22
Q

3 effecten NMDA-antagonist

A
  • Stimulatie van de afgifte van dopamine
  • Vertraagt de heropname van dopamine
  • Vermindert de excitatie door glutamaat
23
Q

Behandeling ernstige, therapieresistente tremor (<65-70 jr) (3)

A

Betablokker of biperideen of trihexyfenidyl

24
Q

Waarmee moet je oppassen bij ouderen en anticholinergica?

A

De bijwerkingen leidend tot cognitieve problemen

25
Problemen tijdens de parkinson behandeling (6)
- ‘Wearing off’-fenomeen - ‘On-off’-fenomenen (‘Levodopa induced dyskinesia’) - Slaapstoornissen - Depressie - Delirium - Dementie
26
Leg het 'wearing-off' fenomeen uit
de tijd waarin een tablet werkzaam is wordt steeds korter. Er is steeds meer dopamine nodig voor hetzelfde effect
27
Leg het 'on-off' fenomeen uit
Enerzijds een overgang van het wel-niet werken van het middel, anderzijds kan de levodopa dyskinesie geven
28
Wat gebeurd er als er een overmatig effect van levodopa is?
Kan dyskinesie geven (met name in de extremiteiten en de romp)
29
Welke middelen kun je geven om het on-off fenomeen te behandelen? (3) + effect
- COMT-remmers zorgen voor een afname van de ‘off’-tijd. - MAO B-remmers zorgen voor een afname van de ‘off’-tijd en een verlenging van de ‘on’-tijd. - Amantadine zorgen voor meer 'on'-tijd zonder dyskinesieen.
30
Bij welke groep middelen is het risico op hallucinaties het grootst?
Dopamine agonisten
31
Bijwerkingen anti-parkinson middelen (4)
Dopaminerge bijwerkingen: - maagdarmproblemen - orthostase - misselijk - motorische complicaties (langdurig gebruik)